Inleiding
Het lieskanaal (figuur 7.1) verloopt in mediaal-caudale richting, boven het ligamentum inguinale (ligamentum Pouparti). In het lieskanaal lopen bij de vrouw het lig. rotundum, de genitale tak van de n. genitofemoralis, de n. iliohypogastricus en de n. ilioinguinalis. Bij de man de n. iliohypogastricus, de n. ilioninguinalis en de funiculus. De funiculus bevat het vas deferens, de a. en v. cremasterica, de a. en v. testicularis en de genitale tak van de n. genitofemoralis. Deze structuren worden omgeven door de m. cremaster. De posterieure ‘ingang’, vanuit de buik het lieskanaal in, is de diepe inguïnale ring (annulus internus) in de fascia transversalis. De anterieure ‘uitgang’ naar buiten is de oppervlakkige inguïnale ring in de aponeurose van de m. obliquus externus (annulus externus). In staande positie is de achterwand van het lieskanaal de fascia transversalis. In liggende houding wordt het dak van het lieskanaal door de aponeurose van de m. obliquus externus gevormd. De bodem wordt gevormd door de aponeurosen van de m. obliquus internus en de m. transversus abdominis met als laterale begrenzing het lig. inguinale, de m. obliquus externus en het lig. lacunare. Caudaal van het lig. inguinale en mediaal van de v. femoralis ligt het femorale kanaal.