Skip to main content
Top

2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk

11. Hart en bloedvaten

Auteurs : Anthony L. Mescher, prof.em.dr. E. Wisse, dr. C.P.H. Vreuls, prof.dr. J.-L. Hillebrands

Gepubliceerd in: Functionele histologie

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Hart

  • Het hart bestaat uit drie lagen:
    • Het endocard bestaande uit een endotheel met direct daaronder een dunne laag bindweefsel;
    • het myocard de eigenlijke hartspier;
    • het epicard (viscerale blad pericard), bestaande uit bindweefsel met vetcellen en bedekt met een dun mesotheel (algemeen bekledend epitheel van de lichaamsholten).
  • Het geleidingssysteem van het hart, dat de ritmische contracties van het hart ondersteunt en autonoom aan de praat houdt, is samengesteld uit veranderde spiercellen en bestaat uit de sinoatriale (SA) knoop (de natuurlijke pacemaker) en de atrioventriculaire (AV) knoop De impulsen worden verspreid door de bundel van His en Purkinje-vezels.
  • De Purkinje-vezels liggen dicht onder het endocard van de ventrikels, hebben een grotere diameter dan de hartspiercellen, bevatten veel glycogeen en minder myofibrillen.
  • Hartspiercellen tonen spontane contracties met een bepaald ritme. Via ‘gap junctions’ worden deze contracties doorgegeven aan naburige cellen. Dat doen ze zelfs in vitro. Autonome zenuwen kunnen mede het hartritme bepalen.
  • Een dicht onregelmatig netwerk van bindweefsel vormt het hartskelet dat aanwezig is bij alle hartkleppen de atria scheidt van de ventrikels en een aanhechtingsplaats biedt aan de hartspiervezels.

Bloedvaten

  • Net als het hart bestaan ook de bloedvaten uit drie lagen:
    • het endotheel met een dunne laag bindweefsel, bij arteriën afgegrensd door de lamina elastica interna (samen de tunica intima genoemd);
    • de tunica media gevuld met gladde spiercellen, gemengd met collagene en elastische vezels;
    • de tunica adventitia met bindweefsel, bloedvaten en zenuwen.
  • De vasa vasorum voorziende vaatwand van zuurstof en voeding.
  • Endotheelcellen in verschillende organen kunnen naast hun epitheliale functie (afdekken van onderliggende lagen) nog bijkomende functies uitoefenen. In de bloedvaten vindt men stollingsfactoren beïnvloeding van de gladde spiertonus (bloeddruk en stoffen die een rol spelen bij ontsteking (cytokinen en chemokinen.
  • Arteriën dicht bij het hart zijn elastische arteriën die de systolische pieken kunnen compenseren. Verderop zijn er musculeuze arteriën deze kunnen de bloeddistributie regelen. Afhankelijk van deze functies vindt men meer elastine of meer gladde spieren in de wand. De intima wordt vaak afgegrensd door een lamina elastica interna
  • De fijnste vertakkingen, de arteriolen distribueren het bloed binnen organen en weefsel. Ze vormen samen met de capillairen de microcirculatie Arteriolen hebben nog minstens één laag gladde spiercellen, waarvan de laatste cellen als sfincter (spierafsluiter) dienst kunnen doen.
  • Arteriolen kunnen anastomoseren en ook shunts vormen naar de venen toe, waarmee ze het bloed buiten het capillairbed om laten wegvloeien. Zo kan een deel van het bloed direct naar de venen worden gestuurd, bijvoorbeeld om niet aan het oppervlak van het lichaam te veel af te koelen.
  • Capillairen hebben nog alleen een enkele endotheellaag. Het bloed van capillairen stroomt uit in kleine postcapillaire venules die tot grotere venen verzamelen De interactie met het weefsel is het sterkst bij capillairen.
  • Endotheel van capillairen kan continu zijn, gefenestreerd met open fenestrae of gefenestreerd met fenestrae waarin zich een diafragma bevindt. Onder het endotheel kan een basale lamina anwezig zijn. Deze structuurelementen kunnen in wisselende combinatie voorkomen, zodat minstens vijf typen capillairen ntstaan.
  • Capillairen en postcapillaire venules kunnen satellietcellen hebben in de vorm van pericyten die ook functioneel op gladde spiercellen lijken.
  • Op enkele plaatsen in het lichaam vindt men portale venen die twee microcirculatoire eenheden met elkaar verbinden, bijvoorbeeld bij de vena portae tussen de darm en de lever en een tweede systeem tussen de hypothalamus en de hypofyse.
  • Grote venen hebben een intima, media en adventitia in een iets andere verhouding dan de arteriën. Daarnaast hebben ze kleppen deze ontbreken in de arteriën.

Lymfevaten

  • Weefselvocht wordt niet volledig verzameld door de (lagere colloïdosmotische druk in de) venulen. Een uitgebreid systeem van lymfecapillairen en lymfevaten zorgt voor de afvoer van dit vocht. Daarin zitten afvalproducten van de weefsels, celresten, slijtageproducten en soms bacteriën of virussen. De lymfedrainage is essentieel voor het gezond functioneren van de weefsels.
  • De voortstuwing van lymfe in lymfevaten is passief, namelijk door de wisselende druk van contraherende spieren in de omgeving. Door de aanwezigheid van kleppen kan de lymfe slechts één kant op stromen.
  • Uiteindelijk wordt de verzamelde lymfe teruggebracht in de grote circulatie door de ductus thoracicus en de truncus lymphaticus dexter De structuur van de grote lymfevaten lijkt op die van de venen.
Metagegevens
Titel
Hart en bloedvaten
Auteurs
Anthony L. Mescher
prof.em.dr. E. Wisse
dr. C.P.H. Vreuls
prof.dr. J.-L. Hillebrands
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1090-6_11