Samenvatting
Voor een beschrijving van groepsontwikkeling in therapiegroepen hebben we voor het model van Levine gekozen, omdat de processen die hij beschrijft (weliswaar in minder heftige vorm) ook herkenbaar kunnen zijn in ‘normale’ groepen. Levine schetst een dynamisch beeld van de groepsontwikkeling. Zijn model kent vier fasen: parallelfase, opnemingsfase, wederkerigheidsfase en eindfase. Tussen twee fasen is er bij Levine sprake van een crisis: hij benoemt deze als autoriteitscrisis, intimiteitscrisis en separatiecrisis. Dit betekent dat de ontwikkeling naar een volgende fase niet automatisch plaatsvindt, maar wordt gestimuleerd of belemmerd door de mate waarin groepsleden en groepstherapeut erin slagen crises rondom basale ontwikkelingsthema’s op te lossen. Deze thema’s zijn vertrouwd raken met elkaar, loslaten van de therapeut, zich onderdeel van de groep voelen met behoud van autonomie, delen van vertrouwelijke en intieme zaken, en elkaar kunnen loslaten. Het tempo waarin de ontwikkeling plaatsvindt, wordt bepaald door de werkwijze van de therapeut en door zowel samenspel tussen de verlangens en wensen van de deelnemers, als hun angsten.