Skip to main content
Top

2013 | OriginalPaper | Hoofdstuk

9. Glaucoom

Auteur : Prof.dr. C.A.B. Webers

Gepubliceerd in: Leerboek oogheelkunde

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Inleiding

Glaucoom is een chronisch progressieve anterieure opticusneuropathie met een karakteristieke excavatie van de papil en daarbij behorende typische gezichtsvelduitval. Verhoogde intraoculaire druk (IOD) is de grootste risicofactor voor het ontstaan van glaucoom en de kans op gezichtsvelduitval neemt toe met het stijgen van de IOD. De gemiddelde IOD in een populatie bedraagt 16 mmHg met een standaarddeviatie van 2,5 mmHg. Dat betekent dat de statistisch normale bovengrens 21 mmHg bedraagt. De IOD is echter niet de enige risicofactor die bepaalt of iemand glaucoom krijgt. Een belangrijk deel van de mensen met een licht verhoogde IOD (tot 30 mmHg) krijgt nooit glaucoom (oculaire hypertensie) en omgekeerd heeft een derde van alle nieuwe glaucoompatiënten nooit een statistisch verhoogde IOD gehad (normaledrukglaucoom). Naast de IOD bepalen daarom ook andere factoren het risico op het ontstaan van glaucoom. Daarbij moeten we vooral denken aan een positieve familieanamnese voor glaucoom, de leeftijd, het negroïde ras, myopie van meer dan 6 D., hart- en vaatziekten, stoornissen in de doorbloeding van de oogzenuw en diabetes mellitus. Glaucoom komt meestal voor op oudere leeftijd. Boven het 40e levensjaar bedraagt de incidentie ongeveer één per duizend per jaar.
Metagegevens
Titel
Glaucoom
Auteur
Prof.dr. C.A.B. Webers
Copyright
2013
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-9201-8_9