Gepubliceerd in:
2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk
4. Gezondheidsbevordering en gezondheidsvoorlichting
Auteur : Barbara Sassen
Gepubliceerd in: Gezondheidsbevordering door verpleegkundigen
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
share
DELEN
Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)
-
Optie A:
-
Optie B:Deel de link per e-mail
Samenvatting
Wat en hoe doe je dat, gezondheidsbevordering?
-
GVO staat voor gezondheidsvoorlichting, voorlichting gericht op de zorgvrager met het verpleegkundige doel de zorgvrager te motiveren zich anders, gezonder te gaan gedragen.
-
Dit doelgericht motiveren tot ander, gezonder gedrag noemen we intentionele voorlichting.
-
Naast intentionele voorlichting kunnen we ook faciliterende voorlichting onderscheiden. Maar faciliterende voorlichting moeten we binnen de verpleegkundige beroepsuitoefening alleen als aanvulling op intentionele voorlichting gebruiken. De belangrijkste reden hiervoor is dat het bij faciliterende voorlichting alleen gaat over kennisvermeerdering bij de zorgvrager. We weten uit onderzoek over kennisvermeerdering dat dit een zorgvrager zelden motiveert het gedrag te veranderen. Ga bij jezelf maar na.
-
De cyclus van gezondheidsbevordering beschrijft vier stappen:1.gezondheidskundige analyse;2.gedragsdeterminanten;3.gezondheidskundige interventie;4.evaluatie van de gezondheidskundige interventie.
Aan de hand van deze stappen kun jij als verpleegkundige bestaande gezondheidskundige interventies beoordelen. Heeft er een goede analyse van het gezondheidsprobleem plaatsgevonden? Is het gedrag bij de zorgvragers geanalyseerd en welke gedragsdeterminanten blijken belangrijk te zijn? Hebben de makers van de interventie rekening gehouden met de gegevens uit de gezondheidskundige analyse en gedragsdeterminanten? Is in de stap van de gezondheidskundige analyse gebruikgemaakt van een proces om te komen tot gedragsverandering en -behoud bij de zorgvrager, zoals het model gedragsverandering? Heeft er een evaluatie van de interventie plaatsgevonden en wat zijn de resultaten? Is het een goede gezondheidskundige interventie om in de verpleegkundige beroepspraktijk te gebruiken? Is het op basis van de antwoorden op bovenstaande vragen logisch om te verwachten dat – bij gebruik van deze interventie – je een zorgvrager motiveert zich anders, gezonder te gedragen?
Tot slot. Bij gezondheidsbevordering gaat het om hoe je zorgvragers probeert te motiveren tot ander, gezonder gedrag. Dit lijkt eenvoudig, maar mensen hebben zo hun vaste gewoonten en motieven voor gedrag. Alleen het overdragen van kennis, weten we, is niet voldoende. Ook als een zorgvrager goede uitleg heeft gekregen waarom medicijnen innemen zo belangrijk is, gaat hij dit nog niet ‘als vanzelf’ doen. Vooral verpleegkundigen zijn geschikt om dit – vaak langdurige – proces van gedragsverandering en -behoud te begeleiden.