Ga naar de hoofdinhoud
Top

Gezond en wel in het voortgezet speciaal- en praktijkonderwijs: het belang van inclusiever monitoren van de jeugd in Nederland

  • Open Access
  • 14-10-2025
  • Forum
share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail
insite
ZOEKEN

Samenvatting

Leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) en praktijkonderwijs (PrO) worden niet standaard meegenomen in de landelijke Gezondheidsmonitor Jeugd. In zes GGD-regio’s is deze groep tijdens de coronapandemie wel gemonitord. Vergeleken met leerlingen in het reguliere voortgezet onderwijs blijkt dat VSO/PrO-leerlingen zich iets minder vaak gezond en gelukkig voelen, wat minder vaak middelen gebruiken (maar bij gebruik wel intensiever) en iets vaker eenzaamheid ervaren op korte termijn. Jongeren, ouders en professionals pleiten voor structurele, inclusieve monitoring in alle schooltypen om beter beleid en gerichte ondersteuning te kunnen ontwikkelen. Dit kan aanpassingen vereisen in bijvoorbeeld de vragenlijsten en vraagt om structurele financiering en actieve betrokkenheid van jongeren zelf.

Jeugdmonitor over de gezondheid en het welzijn van leerlingen

Leerlingen in het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) en praktijkonderwijs (PrO) (zo’n 7 % van alle leerlingen) worden niet meegenomen in de landelijke Gezondheidsmonitor Jeugd. Dit is hét instrument in Nederland om zicht te krijgen op de gezondheid, het welzijn en de leefstijl van middelbare scholieren in Nederland, trends te signaleren en beleid en interventies te ontwikkelen. De monitor wordt gezamenlijk uitgevoerd door alle 25 GGD ’en, GGD GHOR en het RIVM. Normaal gesproken vindt elke vier jaar een meting plaats.

VSO- en PrO-leerlingen zijn niet goed in beeld

Omdat VSO/PrO-leerlingen niet worden meegenomen, is er weinig structurele kennis over hun gezondheid en welzijn. Het gaat daarbij om leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften, bijvoorbeeld op het gebied van leren, ontwikkeling of sociaal-emotioneel functioneren, of een lichamelijke of verstandelijke beperking. Ze komen vaker uit gezinnen met bijvoorbeeld meer financiële onzekerheid, beperkte opleiding of verhoogde stressfactoren. Het onderwijs vindt plaats in kleinschalige settingen met kleinere klassen, intensieve begeleiding en een focus op praktische vaardigheden en zelfredzaamheid. In Nederland is eerder beperkt monitoronderzoek gedaan onder deze leerlingen [1]. Hieruit blijkt dat zij zich in het algemeen minder gezond en gelukkig voelen dan leerlingen in het reguliere voortgezet onderwijs [1]. Ook internationale onderzoeken wijzen erop dat VSO-leerlingen vaker met gezondheids- en welzijnsproblemen kampen [2].
Voor verschillende GGD’en is deze kennis echter niet toereikend. Zij willen beter weten hoe het met deze jongeren gaat en krijgen vragen hierover vanuit scholen en gemeenten in hun werkgebied. Daarnaast willen jeugdartsen en andere professionals gerichte en passende ondersteuning kunnen bieden aan alle leerlingen en scholen. Tijdens de coronapandemie was er eenmalig extra budget voor monitoring voor GGD ’en. De zes betrokken GGD-regio’s besloten toen het extra budget in te zetten voor monitoring op VSO/PrO-scholen, waardoor ook deze leerlingen in kaart konden worden gebracht.
In dit artikel laten we zien welke verschillen en overeenkomsten er zijn in gezondheid en welzijn tussen VSO/PrO-leerlingen en scholieren in het reguliere voortgezet onderwijs. Hoewel de data een degelijke empirische basis vormen voor het vergelijken van de gezondheid en het welzijn van leerlingen, is niet met zekerheid te zeggen hoe representatief deze zijn voor de VSO/PrO-populatie. Hier houden we zo veel mogelijk rekening mee bij de analyse, interpretatie en implicaties van de gegevens. Daarnaast komt aan bod wat er volgens (ervarings)deskundigen nodig is om de monitor inclusiever in te richten, om zo leerlingen in alle schooltypen goed in beeld te krijgen.

Gecombineerde data en inzichten van (ervarings)deskundigen over inclusiever monitoren

Aan cijfers gebruiken we gecombineerde data uit de landelijke Corona Gezondheidsmonitor Jeugd 2021 (n = 166.252). Daarnaast maken we gebruik van data uit de VSO/PrO-monitor in zes GGD-regio’s in Gelderland, Brabant en Limburg (n = 3.000), beide verzameld in het najaar van 2021. De reflectie, duiding en inzichten over inclusiever monitoren komen van ongeveer vijftien (ervarings)deskundigen die op verschillende momenten en in diverse samenstellingen bij het project betrokken waren: GGD-professionals (onder anderen jeugdartsen op VSO/PrO, onderzoekers/epidemiologen), schoolmedewerkers en opgeleide ervaringsdeskundigen uit ouder- en jongerenpanels. De drie Brabantse GGD’en zijn vaste samenwerkingspartners binnen de Academische Werkplaats Publieke Gezondheid Brabant (AWPG) bij Tranzo, Tilburg University, en via hen waren professionals betrokken. Daarnaast is in dit project samengewerkt met ouder- en jongerenpanels via de Academische Werkplaats Jeugd en met de Academische Werkplaats Leven met een Verstandelijke Beperking binnen Tranzo. De groep was er op verschillende manieren bij betrokken: vanaf de onderzoeksaanvraag, bij het duiden van de resultaten tijdens projectbijeenkomsten en online sessies, en bij de organisatie en invulling van de slotbijeenkomst over monitoren in het VSO/PrO in september 2025 (ruim zestig deelnemers).
Op basis van de gecombineerde gegevens uit de reguliere en VSO/PrO-monitor is het mogelijk inzicht te krijgen in de ervaren gezondheid, de gevoelens van geluk, het middelengebruik en de eenzaamheid van VSO/PrO-leerlingen en deze te vergelijken met jongeren in het reguliere voortgezet onderwijs. Ervaren gezondheid is gemeten met de vraag ‘Hoe is over het algemeen je gezondheid?’ (1 = zeer goed tot en met 5 = zeer slecht) en gehercodeerd naar twee categorieën: (zeer) goed (1–2) en gaat wel of (zeer) slecht (3–5), conform het instructiedocument van de monitor [3]. Gelukkig voelen is gemeten met de vraag ‘Hoe gelukkig voel je je meestal?’ en gehercodeerd naar twee categorieën: (zeer) gelukkig (4–5) en neutraal tot (zeer) ongelukkig (1–3). Bij middelengebruik is in eerste instantie gemeten of en daarna de mate waarin jongeren middelen (alcohol, roken en/of cannabis) gebruikten in de afgelopen vier weken. Eenzaamheid tot slot is gemeten aan de hand van twee vragen: hoe vaak jongeren zich eenzaam voelden in de afgelopen vier weken en in de afgelopen twaalf maanden, met antwoordcategorieën variërend van ‘(bijna) nooit’ (1–2) tot ‘soms tot altijd’ (3–5).
In een eerste stap zijn de landelijke data vergeleken met de VSO/PrO-data uit de zes betrokken GGD-regio’s. Omdat de VSO/PrO-data slechts in zes GGD-regio’s zijn verzameld, ligt het voor de hand om binnen de landelijke dataset een selectie te maken van leerlingen uit het reguliere onderwijs in diezelfde regio’s. Daarom hebben we in een tweede stap binnen de reguliere monitordata een selectie gemaakt op alleen de zes VSO/PrO-regio’s om een meer gerichte vergelijking te kunnen maken. Omdat deze analyses soortgelijke resultaten opleverden – wat erop wijst dat het landelijke beeld niet sterk afwijkt van de regionale data – kiezen we er hier voor alleen de resultaten te presenteren op basis van de selectie van zes GGD-regio’s in de landelijke dataset (n = 42.144) en de VSO/PrO-data uit dezelfde zes GGD-regio’s. Naast de beschrijvende analyse laten multivariate regressieanalyses zien of de resultaten significant (blijven) verschillen als we controleren voor schooltype (regulier of VSO/PrO), geslacht (jongen/meisje/anders) en leeftijd (tot en met veertien jaar of vijftien jaar of ouder). Ook is rekening gehouden met de ervaren impact van corona op het eigen leven – een factor die mogelijk ook anders wordt ervaren door leerlingen in verschillende onderwijstypen. Deze variabele is gemeten aan de hand van de vraag: ‘Wat was de invloed van de coronamaatregelen op je leven in het algemeen?’, waarbij de antwoorden op een vijfpuntsschaal zijn gehercodeerd in drie categorieën: 1) (heel) negatief/vervelend, 2) neutraal en 3) (heel) positief/fijn.

Resultaten

VSO/PrO-leerlingen verschillen op meerdere van de genoemde uitkomstmaten van hun medeleerlingen in het reguliere voortgezet onderwijs. Zo beoordelen ze hun gezondheid minder vaak als (zeer) goed (83 % regulier vs. 80 % VSO/PrO) en voelen ze zich minder vaak gelukkig (78 % regulier vs. 75 % VSO/PrO). Op het gebied van middelengebruik geven VSO/PrO-leerlingen minder vaak aan ooit middelen te hebben gebruikt (57 % regulier vs. 51 % VSO/PrO) en gebruiken ze deze ook minder frequent (32 % regulier vs. 26 % VSO/PrO). Wanneer ze wel middelen gebruiken, gaat het echter vaker om meerdere soorten tegelijk. Daarnaast blijkt dat VSO/PrO-leerlingen zich in de coronaperiode in de afgelopen vier weken iets vaker eenzaam voelden (29 % regulier vs. 31 % VSO/PrO). Deze verschillen zijn alle statistisch significant (p ≤ 0,05). Wat langer terugkijkend, over de afgelopen twaalf maanden, zijn er echter geen significante verschillen in ervaren eenzaamheid (38 % voor beide groepen) (zie tab. 1).
Tabel 1
Ervaren gezondheid, gelukkig voelen, middelengebruik, eenzaamheid en achtergrondkenmerken van leerlingen in het VSO/PrO (n = 3.000) en regulier voortgezet onderwijs (n = 42.144; selectie van zes GGD-regio’s in de landelijke dataset)
 
VSO/PrO (%) n = 3.000
regulier voortgezet onderwijs (%) n = 42.144
test statistic (χ2)
ervaren gezondheid
– (zeer) goed
79,9*
83,3*
χ2 (1, n = 44.938) = 30.315, p < 0,001
– gaat wel tot slecht
20,1
16,2
 
gelukkig voelen
– meestal (zeer) gelukkig
75,5*
77,8*
χ2 (1, n = 44.875) = 8.273, p = 0,004
– meestal (zeer) ongelukkig of neutraal
24,5
22,2
 
soorten middelengebruik (alcohol, roken en/of cannabis)
– geen middelengebruik
48,7*
42,8*
χ2 (3, n = 42.809) = 170.767, p < 0,001
– 1 soort middelengebruik
31,2
42,6
 
– 2 soorten middelengebruik
10,8
 8,9
 
– alle 3 soorten middelengebruik
 9,3
 5,7
 
intensiteit middelengebruik (dagelijks gebruik in de afgelopen 4 weken)
– geen intensief gebruik
74,2*
67,7*
χ2 (3, n = 32.876) = 155.998, p < 0,001
– 1 soort middelen intensief gebruik
18,8
28,7
 
– 2 soorten middelen intensief gebruik
 5,6
 2,6
 
– 3 soorten middelen intensief gebruik
 1,5
 1,0
 
eenzaamheid (afgelopen 4 weken)
– (bijna) nooit
68,7*
71,4*
χ2 (1, n = 44.235) = 10.139, p = 0,001
– soms tot altijd
31,3
28,6
 
eenzaamheid (afgelopen 12 maanden)
– (bijna) nooit
62,1
61,5
χ2 (1, n = 38.575) = 0,338, p = 0,561
– soms tot altijd
37,9
38,5
 
geslacht
– jongen
60,9*
49,3*
χ2 (2, n = 45.139) = 151.315, p < 0,001
– meisje
37,6
49,0
 
– anders
 1,5
 1,8
 
leeftijd
– 14 jaar of jonger
48,6*
53,4*
χ2 (1, n = 45.122) = 25.792, p < 0,001
– 15 jaar of ouder
51,4
46,6
 
ervaren impact coronatijd op het leven
– positief
18,2*
45,1*
χ2 (2, n = 21.520) = 812.050, p < 0,001
– neutraal
32,1
37,2
 
– negatief
49,7
17,7
 
* Significant verschil
De gevonden verschillen tussen schooltypen blijven bestaan (significant op p ≤ 0,05) wanneer in regressieanalyses wordt gecorrigeerd voor geslacht, leeftijd en ervaren impact van corona.

Hoe verder met (de behoefte aan) meer inclusief monitoren?

Gedurende het project zijn de resultaten geregeld besproken en getoetst. Dit gebeurde tijdens bijeenkomsten en consultatiemomenten met GGD-professionals, ouders, een aantal jongeren en onderzoekers. Daarnaast vond in september 2024 een slotsymposium plaats, met meer dan vijftig aanwezigen, onder wie ouders, jongeren, GGD-professionals, onderzoekers en onderwijsmedewerkers. Niet alleen de resultaten kwamen aan bod, maar ook de vervolgstappen: moet de Gezondheidsmonitor Jeugd structureel inclusiever worden gemaakt door VSO/PrO-scholen standaard mee te nemen? Welke aanpassingen zijn nodig om VSO/PrO-leerlingen zo goed mogelijk in beeld te krijgen? En hoe zorgen we ervoor dat de verzamelde kennis daadwerkelijk wordt benut voor passend beleid en ondersteuning? De inzichten en aanbevelingen uit deze bijeenkomsten vormen een belangrijke basis voor aanbevelingen richting verdere ontwikkeling en implementatie.
Het algemene sentiment is dat de verschillen tussen VSO/PrO- en reguliere vo-leerlingen op het eerste gezicht niet zo groot lijken. Toch gaat het in absolute aantallen om een grote groep jongeren met specifieke ondersteuningsbehoeften. Ook zijn er kritische reflecties: zijn de verschillen wellicht kleiner dan verwacht omdat VSO/PrO-leerlingen tijdens de coronapandemie naar school konden, terwijl reguliere scholieren grotendeels thuisonderwijs volgden? In de monitor geven VSO/PrO-leerlingen echter juist vaker aan een negatieve impact te hebben ervaren (zie tab. 1), wat suggereert dat ze niet per se minder last hadden van de coronacrisis omdat ze (deels) fysiek naar school mochten. Over de vraag of en welke verschillen er zijn in de impact van de pandemie, is ook in de literatuur nog weinig bekend [4, 5]. Hierbij wordt dan ook benadrukt dat structurele en langdurige monitoring nodig is om ontwikkelingen en trends in deze doelgroep goed te kunnen volgen. Tevens is het de vraag in hoeverre de cijfers representatief zijn voor VSO/PrO-leerlingen. Vooral cluster 4-scholen (voor leerlingen met gedragsproblemen) waren goed vertegenwoordigd in de dataverzameling, waardoor onduidelijk blijft hoe de resultaten eruit zouden zien voor andere clusters, zoals leerlingen met lichamelijke of visuele beperkingen.
Een belangrijk punt is of VSO/PrO-leerlingen standaard moeten worden meegenomen in de landelijke Gezondheidsmonitor Jeugd. Een kritische kanttekening is dat veel van hen al in zorg, en dus in beeld, zijn. Voorstanders benadrukken echter dat dat niet voldoende is en geen argument is om ze uit te sluiten van landelijke monitoring. Integendeel, juist hun ondersteuningsbehoeften maken het essentieel om hun gezondheid en welzijn systematisch in kaart te brengen. Deze noodzaak sluit aan bij de landelijke beleidsambitie om in 2035 inclusief onderwijs te realiseren, waarbij leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften vaker in reguliere scholen zullen zitten. Daarnaast kan monitoring scholen en gemeenten helpen om gerichte interventies te ontwikkelen. Het niet monitoren van deze groep draagt bij aan het risico dat deze uit beeld raakt bij beleidsvorming. Monitoring moet over álle leerlingen gaan, ook diegenen onder hen in het voortgezet speciaal- en praktijkonderwijs.

Aanpassingen in de huidige monitor

Om VSO/PrO-leerlingen goed te kunnen bereiken in monitoronderzoek moeten vragenlijsten worden aangepast, aldus de betrokkenen. Denk aan het gebruik van pictogrammen of eenvoudigere taal. Dit verbetert de respons en helpt ook om betere inzichten te krijgen, zo is de ervaring. Het is ook van belang om de jongeren zelf actief te betrekken bij het ontwikkelen van vragenlijsten en onderzoeksvragen. Dat kan, zoals op een VSO-school in Oost-Brabant gebeurde, bijvoorbeeld door een jeugdarts samen met jongeren te laten toetsen of de vragen te begrijpen zijn met de pictogrammen die ze dagelijks gebruiken. Dit verbetert de kwaliteit van het onderzoek en zorgt ervoor dat hun stem wordt gehoord in onderzoek dat over hen gaat. De opzet van de huidige monitor hoeft niet meteen volledig te veranderen. Start bijvoorbeeld met een beperkte set belangrijke uitkomstmaten voor alle vormen van voortgezet onderwijs. Het testen van deze aanpassingen en het valideren van vragenlijsten voor verschillende schooltypen zijn belangrijke stappen voor toekomstig onderzoek. Ook een belangrijk obstakel: de financiering. Tijdens de coronapandemie waren extra middelen beschikbaar, maar zonder structureel budget blijft het voor de GGD’en moeilijk om ook VSO/PrO-leerlingen te monitoren. De GGD’en richten zich echter in toenemende mate op groepen met een extra behoefte aan ondersteuning, wat mogelijk een heroriëntatie en extra middelen vereist. De urgentie is echter duidelijk en het wel of niet monitoren zou niet afhankelijk mogen zijn van tijdelijke budgetten.

Conclusie

Structurele monitoring van VSO/PrO-leerlingen is nodig om hun gezondheid en welzijn goed in beeld te krijgen. De relatief systematische vergelijking van gegevens laat zien dat deze groep op meerdere vlakken verschilt van leerlingen in het reguliere voortgezet onderwijs. Er is brede consensus dat het niet fair is om ze, juist vanwege hun extra ondersteuningsbehoeften, uit te sluiten van de reguliere jeugdmonitor. Inclusieve monitoring versterkt beleid en ondersteuning, en draagt bij aan de landelijke ambitie voor inclusiever onderwijs.

Financiering

Het onderzoek ‘Gezond en wel tijdens de coronapandemie, ook in het voortgezet speciaal en praktijkonderwijs?’ is gefinancierd door ZonMw (projectnummer 10430212230003), onderdeel van het programma GOR-COVID-19, programma: Open ronde jeugd.
Open Access This article is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-NoDerivatives 4.0 International License, which permits any non-commercial use, sharing, distribution and reproduction in any medium or format, as long as you give appropriate credit to the original author(s) and the source, provide a link to the Creative Commons licence, and indicate if you modified the licensed material. You do not have permission under this licence to share adapted material derived from this article or parts of it. The images or other third party material in this article are included in the article’s Creative Commons licence, unless indicated otherwise in a credit line to the material. If material is not included in the article’s Creative Commons licence and your intended use is not permitted by statutory regulation or exceeds the permitted use, you will need to obtain permission directly from the copyright holder. To view a copy of this licence, visit http://​creativecommons.​org/​licenses/​by-nc-nd/​4.​0/​.

Onze productaanbevelingen

Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen

TSG, het Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, is het enige Nederlandstalige tijdschrift dat multidisciplinaire informatie bevat op het gebied van de volksgezondheid en gezondheidszorg. Naast de multidisciplinaire oriëntatie is de combinatie van wetenschap, beleid en praktijk uniek.

BSL Academy SW-TP Saxion Parttime School jaarlicentie

BSL Academy SW-TP Saxion Parttime School half jaarlicentie

Toon meer producten
share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail
Titel
Gezond en wel in het voortgezet speciaal- en praktijkonderwijs: het belang van inclusiever monitoren van de jeugd in Nederland
Auteurs
Dr. Mariëlle Cloin
Lisa van den Brekel, MSc
Publicatiedatum
14-10-2025
Uitgeverij
BSL Media & Learning
Gepubliceerd in
TSG - Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen
Print ISSN: 1388-7491
Elektronisch ISSN: 1876-8776
DOI
https://doi.org/10.1007/s12508-025-00472-2
1.
go back to reference Star M van der, Koopman Y. Gezondheidsmonitor Jeugd 2019/2020: Gezondheid van jongeren in het praktijkonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs. Factsheet PRO-VSO. 2021. https://​ggdgelderlandzui​d.​nl/​wp-content/​uploads/​2022/​02/​Factsheet-PRO-VSO-2022-TG.​pdf. Geraadpleegd op: 21 januari 2025.
2.
go back to reference Rathmann K, Vockert T, Bilz L, et al. Self-rated health and wellbeing among school-aged children with and without special educational needs: differences between mainstream and special schools. Res Dev Disabil. 2018;81:134–42.CrossRefPubMed
3.
go back to reference Boekee R, Geuijen P, Hiemstra M. Opbouw en instructie totaalbestand Corona Gezondheidsmonitor Jeugd 2021. 2022. https://​www.​monitorgezondhei​d.​nl/​sites/​default/​files/​2022-07/​Opbouw-%20​en%20​instructiebestan​d%20​CGMJ%20​2021_​juli2022.​pdf. Geraadpleegd op: 21 januari 2025.
4.
go back to reference Scheer D, Laubenstein D. The impact of COVID-19 on mental health: psychosocial conditions of students with and without special educational needs. Soc Sci. 2021;10:405.CrossRef
5.
go back to reference Sonnenschein S, Stites ML, Grossman JA, et al. ‘This will likely affect his entire life’: Parents’ views of special education services during COVID-19. Int J Educ Res. 2022;112:101941.CrossRefPubMedPubMedCentral