Skip to main content
Top

2013 | OriginalPaper | Hoofdstuk

11 Gehandicaptenzorg

Auteur : J.M. Boot

Gepubliceerd in: De Nederlandse gezondheidszorg

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

De zorg voor mensen met een handicap bestrijkt een breed terrein van professionele en niet-professionele voorzieningen en diensten.
Voetnoten
1
Knapen, M.H.J.M. en P. Puts, Substitutie in de gehandicaptenzorg, Social Research, Nijmegen, 1990.
 
2
Voorlopige WCC-standaard van termen voor gehandicapten van de Werkgroep Classificatie en Coderingen van de Nationale Raad voor de Volksgezondheid, Nationale Raad voor de Volksgezondheid, Zoetermeer, 1987.
 
3
Gemert, G.H. van, ‘Visies op zorgverlening’, in: Gemert, G.H. van en R.B. Minderaa (red.), Zorg voor mensen met een verstandelijke handicap, Van Gorcum, Assen, 1997 (4e, herziene druk/5e, ongewijzigde druk), p. 4. De auteur wijst er overigens op dat volgens dit beeld afwijkingen in gedrag worden gelijkgesteld aan biologische tekortkomingen, ook als voor dit laatste geen aanwijzingen zijn. ‘Op deze manier wordt een sociaal probleem geduid als een uitvloeisel van en verondersteld medisch-biologisch gegeven’ (p. 5).
 
4
Nederlands WHO-FIC Collaborating Centre, Nederlandse vertaling van de WHO-publicatie: International Classification of Functioning, Disability and Health, Geneve, 2001, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2002, p. 3.
 
5
Geestelijk gehandicapten zijn zwakzinnigen dan wel mensen die zijn gaan functioneren op een niveau vergelijkbaar met dat van zwakzinnigen. Ernstige hersenbeschadiging, die allerlei oorzaken kan hebben, ligt daaraan ten grondslag. Lichamelijk gehandicapten kunnen door hun handicap ook een ontwikkelingsachterstand oplopen, die als zodanig moeilijk te onderscheiden is van die van een zwakzinnige met een lichamelijke handicap. Zie: Schaaf, J. van der, ‘Inrichtingen voor geestelijk gehandicapten’, in: Boot, J.M. en E. Jurg (red.), Gezondheidszorg in-stelling, De Tijdstroom, Lochem, 1988, p. 161-173.
 
6
Luidde de voorgaande titel in noot 3 in de jaren ’80 nog ‘Leerboek zwakzinnigenzorg’, in 1994 werd dat ‘Zorg voor verstandelijk gehandicapten’ en in 1997 dus ‘Zorg voor mensen met een verstandelijke handicap’.
 
7
Zie verder: Kraijer, D.W., ‘Het vaststellen van de verstandelijke handicap’, in: Gemert, G.H. van en R.B. Minderaa (red.), Zorg voor mensen met een verstandelijke handicap, Van Gorcum, Assen, 1997 (4e, herziene druk/5e, ongewijzigde druk), p. 69-78.
 
8
Celebrezze, A.J., e.a., in: Schaaf, J. van der, a.w., p. 163.
 
9
Gennep, A. van, De zorg om het bestaan; over verstandelijke handicaps, kwaliteit en ondersteuning, Boom, Amsterdam/Meppel, 1994, p. 15.
 
10
Financieel Overzicht Zorg, Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, Rijswijk, 1993, p. 114; Financieel Overzicht Zorg, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Rijswijk, 1995, p. 89 en 93; Brancherapport Care ’98-’01, Ministerie van VWS, Den Haag, 2002, p. 88; Brancherapport Care 2000-2003, Ministerie van VWS, Den Haag, 2004, p. 105.
 
11
Vanaf 1999 bestaan de kortverblijftehuizen en de gezinsvervangende tehuizen voor kinderen niet meer als aparte categorie. In 2001 zijn de persoonsgebonden budgetten lichamelijk gehandicapten als experiment gestart. Vanaf 1999 is het Zorgvernieuwingfonds (in 1998 nog 65,6 miljoen euro) gehandicapten vervangen door ‘zorg op maat’. Dit vormt een onderdeel van de instellingsbudgetten. Begrotingsgelden VWS zijn pas met ingang van 1999 in deze tabel opgenomen.
 
12
Zorgnota 2000, Ministerie van VWS, Den Haag, 1999.
 
13
In 2008 heeft de VNG met Prismant afgesproken om in een drie jaar durend proces te komen tot de opstelling van een volwaardig brancherapport voor de gehandicaptenzorg: Kwartel, A.J.J. van der, Brancherapport Gehandicaptenzorg 2008, Prismant, Utrecht, 2008, p. 9. In januari 2010 verscheen het tweede en in januari 2011 het derde. In dat laatste rapport werd geen onderscheid meer gemaakt tussen intra- en semimurale zorg. Er wordt gesproken van ‘verblijf’. Het klassieke onderscheid tussen intra- en semimuraal is in veel registraties niet meer terug te vinden. Ten opzichte van de aantallen verpleegdagen uit tabel 11.2 bedroegen de verblijfsdagen in respectievelijk 2007, 2008 en 2009 bijna 24 miljoen, ruim 24 miljoen en ruim 25,5 miljoen: Kwartel, A.J.J. van der, Brancherapport gehandicaptenzorg 2010, Kiwa Prismant, Utrecht, januari 2011.
 
14
Kwartel, A.J.J. van der, Brancherapport Gehandicaptenzorg 2008, Prismant, Utrecht, 2008, p. 13.
 
15
Idem, p. 39.
 
16
Kwartel, A.J.J. van der, Brancherapport Gehandicaptenzorg 2009, Prismant, Utrecht, 2010, p. 12.
 
17
Poos, M.J.J.C., J.M. Smit, J. Groen, G.J Kommer, L.C.J. Slobbe, (2008). Kosten van ziekten in Nederland 2005. Bilthoven: RIVM, <http://​www.​kostenvanziekten​.​nl> versie 1.1, 26 juni 2008.
 
18
Dit betekent dat wij hier wat de inrichtingen voor verstandelijk gehandicapten betreft, niet spreken over de zogenaamde debieleninternaten. Deze voorziening functioneert als tehuis voor moeilijk lerende kinderen. Men spreekt thans van orthopedagogische instituten of behandelingstehuizen. Er zijn er ongeveer twintig in Nederland, voor het merendeel in een omvang van vijftig tot honderd plaatsen. Hun totale capaciteit bedraagt circa tweeduizend plaatsen. In plaats van in het circuit voor verstandelijk-gehandicaptenzorg horen zij thuis in het circuit van jeugdhulpverlening.
 
19
Schaaf, J. van der, a.w., p. 174-191.
 
20
Gennep, A. van, ‘Deïnstitutionalisatie en community care’, in: Voor en tegen; vernieuwingen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap, Garant, Antwerpen-Apeldoorn, 2003, p. 37-39.
 
21
Gennep, A. van, Emancipatie van de zwaksten in de samenleving; over paradigma’s van verstandelijke handicap, Boom, Amsterdam, 2000, p. 34-77.
 
22
Kingma, T., Zorg voor geestelijk gehandicapten; ontwikkelingen in hulpverlening en voorzieningen, Samsom, Alphen aan den Rijn/Brussel, 1980, p. 45-46; Gennep, A. van, 2003, a.w., p. 38-39.
 
23
Richtlijnen ex artikel 3 Wet Ziekenhuisvoorzieningen, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, (6e, gew. druk), 1994.
 
24
De intramurale gezondheidszorg in cijfers per 1 januari 1995, Nationaal Ziekenhuisinstituut, Utrecht, 1995.
 
25
Brancherapport Care 2000-2003, Ministerie van VWS, Den Haag, 2004, p. 104.
 
26
Brancherapport Care ’98-’01, a.w., p. 66; Mathijssen, S.W., A.J.J. van der Kwartel, C.G.M. Pepels, E.G.J Winkel, M.C. Barnhard, F. van der Velde, Brancherapport Care 2000-2003, Den Haag, Ministerie VWS, 2004; Nationale Atlas Volksgezondheid, versie 4.2, 9 december 2010, www.​zorgatlas/​zorg/​gehandicaptenzor​g.
 
27
Brancherapport Care ‘98-’01, a.w., p. 84-85. Zie ook: Nationale Atlas Volksgezondheid, versie 4.2, 9 december 2010, www.​zorgatlas/​zorg/​gehandicaptenzor​g.
 
28
Broeders, J.N., ‘De inrichting’, in: Gemert, G.H. van en R.B. Minderaa (red.), a.w., p. 240-241.
 
29
Broeders, J.N., ‘De inrichting’, in: Gemert, G.H. van en R.B. Minderaa (red.), a.w., p. 241.
 
30
Kwartel, A.J.J. van der, Bracherapport Gehandicaptenzorg 2009, Prismant, Utrecht, 2010, p.12. Ook sterk is de stijging van het aantal plaatsen in instellingen voor jeugdige licht verstandelijk gehandicapen (JLVG-instellingen). Tussen 2005 en 2008 groeide het aantal plaatsen met 23% van 2733 naar 3362. Een stijging van 7,1%, voorheen debieleninternaten, zie noot 18.
 
31
Siebesma, P.R., ‘Kleinschalig wonen’: in: Gemert, G.H. van en R.B. Minderaa (red.), a.w., p. 229-246.
 
32
Zorgnota 2001, Ministerie van VWS, Den Haag, 2000, p. 134.
 
33
Kingma, T., a.w., p. 229.
 
34
Wijgergangs, A.G.M., ‘Het centrum voor dagbesteding van volwassenen’, in: Gemert, G.H. van en R.B. Minderaa (red.), a.w., p. 266-274.
 
35
Willems, A.C.B., ‘Het dagcentrum voor kinderen met een verstandelijke of meervoudige handicap’, in: Gemert, G.H. van en R.B. Minderaa (red.), a.w., p. 191-198.
 
36
Tussen Zorg en Arbeid; een verkenning van de grens tussen Dagopvang Voor Ouderen en Sociale Werkplaats, Eindrapport Werkgroep Burgers, FIAD, Utrecht, 1986; Mandemaker, T., Ontwikkelingen binnen de dagopvang voor oudere geestelijk gehandicapten, Instituut voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek van de Katholieke Hogeschool Tilburg, Tilburg, 1986.
 
37
Kwartel, A.J.J. van der, Brancherapport Gehandicaptenzorg 2009, a.w., p. 45-46.
 
38
Zie hiervoor: Schoemakers-Salkinoja, I., Samenhang in de zorg voor geestelijk gehandicapten, Sociaal en Cultureel Planbureau, Rijswijk, 1984 (Stukwerk nr. 17).
 
39
Gennep, A. van, De zorg om het bestaan; over verstandelijke handicaps, kwaliteit en ondersteuning, Boom, Amsterdam/Meppel, 1994, p. 109-113.
 
40
Idem, p. 111.
 
41
Willems, A.C.B., ‘Het dagcentrum voor kinderen met een verstandelijke of meervoudige handicap’, in: Gemert, G.H. van en R.B. Minderaa (red.), a.w., p. 196-197.
 
42
Wijgergangs, A.G.M., ‘Het centrum voor dagbesteding van volwassenen’, in: Gemert, G.H. van en R.B. Minderaa (red.), a.w., p. 273.
 
43
Wijbenga, M., ‘De Sociaal Pedagogische Dienst’, in: Gemert, G.H. van en R.B. Minderaa (red.), a.w., p. 199-205.
 
44
De Sociaal Pedagogische Dienst in ontwikkeling; ambulante maatschappelijke dienstverlening voor geestelijk gehandicapten, Stichting Landelijk Samenwerkingsorgaan Maatschappelijke Dienstverlening voor Geestelijk Gehandicapten, Zeist, 1986, p. 6-8.
 
45
Meulen, B.F. van der en H. Nakken, ‘Vormen van pedagogische thuisbegeleiding’, in: Gemert, G.H. van en R.B. Minderaa (red.), a.w., p. 172-175.
 
46
Huybrechts, C.C.M., De behoefte aan hulp in gezinnen met een geestelijk gehandicapt kind thuis, St. Sociaal Pedagogische Dienst Twente, Hengelo, 1987.
 
47
Brancherapport Care ’98-’01, a.w., p. 80; Brancherapport Care 2000-2003, Bilthoven, 2004, p. 93.
 
48
Getallen Geteld; Cliëntenregistratiegegevens van de Sociaal Pedagogische Dienst 1988, Somma, Utrecht, 1990; Jaaroverzicht Zorg 1999, Ministerie van VWS, Den Haag, 1998, p. 86.
 
49
Brancherapport Care ’98-’01, a.w., p. 69.
 
50
De toekomstige bekostiging voor SPD nieuwe stijl; onderzoek naar de wenselijke wijze, vorm, en omvang van de toekomstige bekostiging, Vereniging Somma, Utrecht, september 2002, p. 2.
 
51
Positionering SPD nieuwe stijl, Ministerie van VWS, Den Haag, brief d.d. 19 november 2001.
 
52
De SPD als laagdrempelige cliëntondersteuner; perspectief en uitwerking van de taakbreedte van de ‘SPD Nieuwe Stijl’, Vereniging Somma, Utrecht, juni 2002. Positionering SPD nieuwe stijl, a.w.; SPD regionaal; de regionale organisatie van de SPD nieuwe stijl, Vereniging Somma, Utrecht, november 2002.
 
53
Brancherapport Care 2000-2003, Ministerie van VWS, Den Haag, 2004, p. 85 en p. 101.
 
54
Rijksbegroting 2005 Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Ministerie van VWS, Den Haag, 2004, p. 105-107.
 
55
Zie verder: www.​mee.​nl.
 
56
Jaarverslag MEE Nederland 2009-2010, MEE Nederland, Utrecht, 2011; In 1976 is de Landelijke Commissie Vroegtijdige Onderkenning van ontwikkelingsstoornissen (VTO) ingesteld. In 1982 bracht deze commissie haar eindrapport uit. Als vervolg daarop zijn experimentregio’s VTO ingesteld. Eind jaren ’80 verscheen een positief eindrapport, waarin landelijke invoering van VTO werd voorgesteld. Het is echter nooit tot een landelijk dekkend netwerk van VTO gekomen, waarschijnlijk vooral omdat de overheid het initiatief tot het oprichten van VTO-teams aan partijen in het veld zelf heeft overgelaten. Zie: Op de voet gevolgd; de ketenkwaliteit van zorg voor kinderen met een ontwikkelingsstoornis (0-6 jaar), Inspectie voor de Gezondheidszorg, Den Haag, juni 2002, p. 13.
 
57
Op de voet gevolgd; de ketenkwaliteit van zorg voor kinderen met een ontwikkelingsstoornis (0-6 jaar), Inspectie voor de Gezondheidszorg, Den Haag, juni 2002, p. 10.
 
59
Bestuur van de sectie zwakzinnigenzorg, Zorg smeden, Nationale Ziekenhuisraad, Utrecht, 1986; De Sociaal Pedagogische Dienst in ontwikkeling, a.w., p. 54-76.
 
60
Brancherapport Care 2000-2003, Ministerie van VWS, Den Haag, 2004, p. 82–83 en p. 110.
 
61
Brancherapport Care 1998-2001, a.w., p. 66.
 
62
Brancherapport Care 2000-2003, a.w., p. 85.
 
63
Brancherapport Care 2000-2003, a.w., p. 80 en p. 84.
 
64
Gennep, A. van, ‘Deïnstitutionalisatie en community care’, in: Voor en tegen; vernieuwingen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap, Garant, Antwerpen-Apeldoorn, 2003, p. 39.
 
65
Zie hierover: Gennep, A. van en C. Steman, Beperkte burgers; over volwaardig burgerschap voor mensen met verstandelijke beperkingen, NIZW, Utrecht, 2002 (zevende druk), p. 11-13.
 
66
Gennep, A. van, ‘Deïnstitutionalisatie en community care’, in: Voor en tegen; vernieuwingen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap, a.w., p. 41. Zie verder: Schuurman, M. en A. van der Zwan, Inclusie, zeggenschap en support; op weg naar een samenleving waarin iedereen welkom is, Garant, Apeldoorn-Antwerpen, 2009.
 
67
Zie hiervoor: Gennep, A. van en C. Steman, Beperkte burgers; over volwaardig burgerschap voor mensen met verstandelijke beperkingen, NIZW, Utrecht, 2002 (zevende druk), p. 29-58.
 
68
Gennep, A.T.G. van, ‘Paradigmaverschuiving in de visie op zorg voor mensen met een verstandelijke handicap’, in: Tijdschrift voor Ortopedagogiek, 36 (1997), p. 189-201.
 
69
Gennep, A. van, ‘Deïnstitutionalisatie en community care’, in: Voor en tegen; vernieuwingen in de zorg voor mensen met een verstandelijke handicap, a.w., p. 43-46.
 
70
Stichting Perspectief, 2007; www.​perspectief.​org.
 
71
Klerk, M.M.Y. de (red.), Rapportage gehandicapten 2002: maatschappelijke positie van mensen met lichamelijke beperkingen of verstandelijke handicaps, SCP, Den Haag, 2002, p. 256.
 
72
Cardol, M., M. Speet en M. Rijken, Anders of toch niet? Deelname aan de samenleving van mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking, NIVEL, Utrecht, 2007. Zie wat betreft mensen met een lichamelijke beperking: Klerk, M. de (red.), Meedoen met beperkingen; rapportage gehandicapten 2007, SCP, Den Haag, 2007.
 
73
Hoogen, P. van den, M. Cardol, P. Spreeuwenberg en M. Rijken, Deelname aan de samenleving van mensen met een beperking in 2006 – 2008; participatiemonitor 2008, NIVEL, 2010, p. 6.
 
74
Zie hiervoor: Koops, H. en M.H. Kwekkeboom, Vermaatschappelijking in de zorg; ervaringen en verwachtingen van aanbieders en gebruikers in vijf gemeenten, SCP, Den Haag, 2005.
 
75
Koops, H. en M.H. Kwekkeboom, Vermaatschappelijking in de zorg; ervaringen en verwachtingen van aanbieders en gebruikers in vijf gemeenten, a.w. p. 59. Zie ook: Verplanke, L. en J.W. Duyvendak, Onder de mensen; over het zelfstandig wonen van psychiatrische patiënten en mensen met een verstandelijke beperking, Amsterdam University Press Amsterdam, 2010.
 
76
Wilken, W.P., Zorg en ondersteuning in de samenleving; voorwaarden voor succesvolle vermaatschappelijking, Uitgeverij SWP, Amsterdam, 2007, p. 17.
 
77
Kwekkeboom, M.H. (red.), Een eigen huis….;ervaringen van mensen met eenverstandelijke beperkingen of psychiatrische problemen met zelfstandig wonen en deelname aan de samenleving, SCP, Den Haag, 2006, p. 130.
 
78
Kwekkeboom, M.H. en C.M.C van Weert, Meedoen en gelukkig zijn; een vekennend onderzoek naar de participatie van mensen met een verstandelijke beperking of chronische psychiatrische problemen, SCP, Den Haag, 2008, p. 127.
 
79
Reijen, M. van, Met de beste bedoelingen, Avans Hogeschool/ Lectoraat Vermaatschappelijking in de Zorg, Tilburg, 2007, p. 63-67. Zie ook: Reijen, M. van, ‘Met de beste bedoelingen’, in: Maatwerk, 9 (2008), nr. 1, p. 26-28.
 
80
Kröber, H.R.Th., ‘Werken aan de kwaliteit van het bestaan en inclusie’, in: ZM magazine, 8 (2010), nr. 1, p. 8.
 
81
Verplanke, L. en J.W. Duyvendak, Onder de mensen? Over het zelfstandig wonen van psychiatrische patiënten en mensen met een verstandelijke beperking, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2010, p. 135.
 
82
Verplanke, L. en J.W. Duyvendak, a.w., p. 135-138.
 
83
Visiedocument Kwaliteitskader Gehandicaptenzorg, VGN, Utrecht, 2007.
 
84
Kröber, H.R.Th. ‘Werken aan de kwaliteit van het bestaan en inclusie’, in: ZM magazine, 2010, nr. 1, p. 8-12. Zie verder: Kröber, H.R.Th., Gehandicaptenzorg, inclusie en organiseren, Pameijer, Rotterdam, 2008.
 
Metagegevens
Titel
11 Gehandicaptenzorg
Auteur
J.M. Boot
Copyright
2013
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-8006-0_11