Skip to main content
Top

2019 | OriginalPaper | Hoofdstuk

2. Fysio- en manueeltherapeutisch onderzoek

Auteurs : D. L. Egmond, R. Schuitemaker

Gepubliceerd in: Extremiteiten

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Dit hoofdstuk is volledig gewijd aan het manueeltherapeutisch onderzoek en de systematische ordening conform de KNGF-richtlijn ‘Fysiotherapeutische dossiervoering’. De narratieve en procedurele aspecten binnen het klinisch redeneerproces worden uitgebreid onder de loep genomen. Binnen het lichamelijk onderzoek wordt het anamnestisch patiëntprofiel gecontroleerd en aangescherpt met ‘werkwijze I’. Met ‘werkwijze II’ wordt de mate van stelligheid van de conclusies – zoals gesteld in de hypothesen – vergroot, waarvoor dit hoofdstuk essentiële kennis verschaft. Voor het opdoen van de nodige ervaring in de praktijk worden handvatten aangereikt. Er zijn aparte paragrafen ingeruimd voor inspectie, palpatie, actief en geleid actief bewegingsonderzoek. De waarde en betrouwbaarheid van het klassieke passieve bewegingsonderzoek beperkt zich nog slechts tot het opnemen van een passief eindgevoel. Speciale aandacht is er voor de reductietests en het in de ban doen van ‘special tests’ in de schouderregio. Deze klassieke provocatietests (met hoge sensitiviteit) worden nog slechts toegepast vanwege hun excluderende waarde bij een negatieve uitkomst. Dit hoofdstuk verklaart tegelijkertijd de onzin van het vragen naar pijn. Het neurologisch onderzoek completeert dit hoofdstuk en is in de 12de druk sterk uitgebreid. De auteurs gebruiken concrete ziektebeelden en werkdiagnoses om het onderzoek inzichtelijk te maken. Het hoofdstuk wordt gelardeerd met maar liefst 20 instructievideo’s.
Bijlagen
Alleen toegankelijk voor geautoriseerde gebruikers
Woordenlijst
actieve beweging
Een actieve beweging is een waarneembare gewrichtsbeweging, waarbij een botstuk zich ten opzichte van een ander botstuk verplaatst en waarbij de spieren die onder normale fysiologische en anatomische omstandigheden daar het meest geschikt voor zijn, de beweging uitvoeren.
anamnese
De anamnese is een (eerste) dialoog tussen de patiënt en de therapeut, waarin informatie wordt ingewonnen die de basis vormt voor diagnose en therapie. Het persoonlijke gezondheidsprobleem wordt door de patiënt in zijn authentieke verhaal verwoord.
artritis
Aandoening waarbij sprake is van een totale gewrichtsontsteking. Er is betrokkenheid van het gewrichtskraakbeen, de synovia, het kapsel, de direct omringende spieren en innerverende zenuwen. Het gehele ‘artron’ is betrokken.
artron
Het artron omvat een complex van structuren die de kleinste functie-eenheid voor bewegen vormt. Het artron bevat naast het gewricht de spieren die dit gewricht bewegen, alsmede de zenuwen en bloedvaten die dit gewricht en deze spieren verzorgen. Het begrip kinesiologische eenheid is synoniem aan het begrip artron.
belastbaarheid
Belastbaarheid is een momentane toestand, die echter veranderlijk is in de tijd en afhankelijk van de omstandigheden waaronder deze veranderingen plaatsvinden. Ook: de last die iemand maximaal kan dragen.
capillary refill
De snelheid waarmee de capillaire bloedvaten zich opnieuw vullen nadat ze door een mechanische druk van buitenaf zijn leeg geperst. Dit fenomeen ontstaat bij druk op de vinger- of teennagel. De rode kleur van de nagel verandert daardoor in wit. Na het weghalen van de druk wordt de nagel weer rood. Indien de capillary refill binnen een seconde plaatsvindt, is dat een teken van een goede trofische regulatie door het vegetatieve systeem.
Door een verhoogde tonische vasoconstrictoire activiteit van de precapillaire sfincters – bijvoorbeeld door een verhoogde sympathicustonus – kan het wat langer duren voordat de nagel zijn rode kleur weer krijgt. Dit kan de hypothese voor een segmentale disregulatie versterken. Methodologische gegevens hierover zijn niet bekend.
capsulair patroon
Een karakteristieke volgorde van bewegingsbeperkingen die kenmerkend is voor gewrichten wanneer er sprake is van een artritis. Elk perifeer gewricht kent een eigen capsulair patroon als teken van artritis.
celdood (apoptose)
Het te gronde gaan van de celkern, waardoor de cel sterft.
celnood
Door een langer durend gebrek aan zuurstof in de extracellulaire ruimte gaat de fibroblast over op een anaerobe stofwisseling. Dit heeft tot gevolg dat deze cel melkzuur gaat produceren, waardoor de pH van de extracellulaire ruimte daalt en de celstofwisseling tot een zeer laag basisniveau kan gaan dalen.
classificatie
Het rangschikken in verschillende klassen (dit in tegenstelling tot klasseren: het rangschikken binnen een klasse).
directe techniek (mobilisatierichting)
De (mobiliserende) beweging wordt uitgevoerd in de beperkte richting.
eindgevoel
De beoordeling van de kwaliteit van de bewegingsremming op het einde van de passieve gewrichtsbeweging.
FAC - Functional Ambulation Categories (5 graden)
0 - kan niet lopen of heeft hierbij hulp nodig van twee of meer personen
1 - heeft continu stevige ondersteuning nodig van een persoon om het gewicht te dragen en de balans te houden
2 - heeft voortdurend of met tussenpozen hulp nodig bij het bewaren van de balans of de coördinatie
3 - heeft voor de veiligheid supervisie nodig van een persoon en behoeft hooguit verbale begeleiding tijdens het lopen. Heeft echter geen fysiek contact nodig om te kunnen lopen
4 - kan zelfstandig lopen op een vlakke ondergrond, maar kan niet veilig traplopen, hellingen nemen of op oneffen ondergronden lopen
5 - kan zelfstandig lopen op een vlakke ondergrond, op oneffen ondergrond, op hellingen en kan traplopen.
indirecte techniek (mobilisatierichting)
Er wordt een (mobiliserende) beweging uitgevoerd in een andere richting dan de beperkte richting.
Lhermitte, positief teken van
Bij bewegingen maar vooral flexie van de nek (met of zonder kloppen op de cervicale processi spinosi) ontstaat een gevoel van (pathologische) elektrische prikkeling langs de wervelkolom in de richting van de ledematen (door myelumprovocatie en durale prikkeling, zoals bij MS, myelopathie en epidurale metastasen).
oscilleren
Een heen-en-weer gaande beweging van een botstuk ten opzichte van een ander botstuk, met een hoge frequentie en een hoge bewegingssnelheid over een klein bewegingstraject.
paresthesie
Paresthesieën zijn ongewone maar vaak bekende sensaties met een prikkelend of tintelend karakter, die ontstaan bij stimulatie van (middel)dikke afferenten (type-IIb- en type-IIIa-zenuwvezels). Het is een stoornis in de gevoelssensatie. Het is een onprettig prikkelend, tintelend of brandend gevoel zonder dat er een aanraking is. Soms zijn er ook andere gevoelswaarnemingen, zoals hitte, koude of jeuk. Aan de huid of het lichaamsdeel waar paresthesie wordt ervaren, is doorgaans niets te zien, en er is geen externe prikkel aan te wijzen die voor dit gevoel verantwoordelijk is. Een lichte aanraking van een paresthetische huid wordt (bijvoorbeeld bij centrale sensitisatie) vaak als erg pijnlijk ervaren (hyperesthesie, hyperpathie of allodynie).
procedureel
Formeel. In de context van klinisch redeneren: methodisch en systematisch medisch klinisch redeneren.
radiculair syndroom
Een complex van symptomen en tekenen ten gevolge van pathologische druk op de zenuwwortel, zoals toenemende, volgens het verloop van de zenuw naar distaal uitstralende, scherp schietende pijn in de extremiteit, al dan niet gepaard gaand met paresthesieën. Er is sprake van progressieve uitval van kracht, sensibiliteit en reflexen als de compressie op de zenuwwortel (radix) toeneemt. Uiteindelijk kan een progressief verslechterend proces gepaard gaan met incontinentieklachten, verlammingen en/of een gestoord looppatroon. Zodra deze tekenen zich voordoen is een snelle chirurgische ingreep vereist om blijvende uitval te voorkomen.
sensibiliteit
Om prikkels uit de omgeving te kunnen waarnemen beschikt de mens over sensoren. Dit kunnen vrije zenuweindigingen of kleine corpusculaire gespecialiseerde orgaantjes zijn die respectievelijk verantwoordelijk zijn voor het pijngevoel (algesie) en het tastgevoel (esthesie). De volgende tabel toont de meest voorkomende sensoriekstoornissen. Het voorvoegsel verduidelijkt op welke wijze de algesie of esthesie gestoord is.
verschillende sensorische stoornissen algesie (pijn) en esthesie (tast)
voorvoegsel
algesie = pijngevoel (protopathische of vitale sensibiliteit)
esthesie = tastgevoel (epikritische of gnostische sensibiliteit)
an (= niet)
analgesie (geen pijngevoel)
anesthesie (geen tastgevoel)
hypo (verlaagd)
hypalgesie (verlaagd pijngevoel)
hypesthesie (verlaagd tastgevoel)
hyper (verhoogd)
hyperalgesie (verhoogd pijngevoel)
hyperesthesie (verhoogd tastgevoel)
para (veranderd)
paralgesie (veranderd pijngevoel)
paresthesie (veranderd tastgevoel)
dis (verkeerd)
disalgesie (foutief pijngevoel)
disesthesie (foutief tastgevoel)
sensitisatie
Letterlijk betekent sensitisatie toegenomen gevoeligheid. Dit gevoeliger zijn is dynamisch in de tijd, kan in ieder zintuiglijk systeem voorkomen en kan zich op verschillende plaatsen in deze systemen manifesteren.
sensitisatie, centraal
Centrale sensitisatie is de verzamelnaam voor vormen van toegenomen gevoeligheid die niet perifeer zijn. Er zijn limbische, medullaire en spinale vormen van centrale sensitisatie. Deze vormen worden vaak met inhibitiezwakte in verband gebracht en kunnen zich lokaal of massaal voordoen. In het kader van pijnwaarneming wordt centrale sensitisatie gezien in combinatie met secundaire hyperalgesie en allodynie.
sensitisatie, perifeer
Perifere sensitisatie is de toegenomen gevoeligheid van perifere sensoren. Perifere sensitisatie wordt vaak waargenomen in het kader van nocisensoriek (primaire hyperalgesie). Andere zintuiglijke systemen kennen overigens ook een perifere sensitisatie.
size principle van Henneman
Het ‘size principle’ van Henneman is het principe dat een normale rekrutering van alfa-motorneuronen gebaseerd is op de grootte ervan. Henneman gaat ervan uit dat bij een toename van de motorische activiteit (zowel segmentaal als longitudinaal) eerst kleinere motor units en pas later grotere motor units worden gerekruteerd. De kleine motor units bevatten meer type-I-spiervezels, de grote motor units meer type-II-spiervezels. Door nocisensorische IV-afferenten worden vooral de kleine α2-motorneuronen gefaciliteerd. Zo kan bijvoorbeeld bij een artritis in de art. humeri worden geconstateerd dat de m. subscapularis relatief meer tonus opbouwt dan de m. pectoralis major.
specifieke techniek
De bewegingstechniek wordt uitgevoerd in een andere stand dan de ruststand (MLPP).
tijdlijn
De periode tussen het begin van de klachtenepisode en het huidige moment.
tonus
Natuurlijke spanning van weefsels.
Het begrip tonus wordt in de fysio- en manueeltherapeutische literatuur gebruikt met betrekking tot:
– de spanning in contractiele weefsels, zoals gladde en dwarsgestreepte spiervezels als gevolg van hun contractietoestand;
– de passieve spanning in de onderdelen van weefsels en organen op basis van hun osmotische druk;
– de onderlinge samenhang in weefsels en organen.
De eerste vorm is moeilijk objectiveerbaar. De spanning die palpatoir wordt vastgesteld in spieren, huid en onderhuids bindweefsel is niet uitsluitend het gevolg van actieve contractiemechanismen, maar is ook afhankelijk van de samenstelling van de verschillende weefsels.
trauma
De lokale belastbaarheid is zodanig overschreden dat de weefselintegriteit niet meer kan worden gehandhaafd. Hierbij is de schade meestal zo groot dat er een pijnsignaal in het centrale zenuwstelsel wordt waargenomen.
tweede artrogene teken
Fout-positieve bevindingen bij isometrische weerstandstests die worden uitgevoerd in een regio met een hoge mate van reactiviteit.
werkwijze I
Het met behulp van lichamelijk onderzoek aanscherpen en controleren van het anamnestische patiëntprofiel (Hagenaars et al. 2000).
werkwijze II
Het met behulp van lichamelijk onderzoek vergroten van de mate van stelligheid van de conclusies zoals gesteld in de hypothese(n) (Hagenaars et al. 2000).
Voetnoten
1
EPD = elektronisch patiëntendossier. Verslagleggingssystemen (patiëntvolgsystemen) als Fysioroadmap, Intramed-Plus, Fysiomanager en vele anderen helpen de therapeut bij het (conform de KNGF-richtlijn ‘Fysiotherapeutische dossiervoering’ 2016) systematisch ordenen van de anamnese- en onderzoeksgegevens (fase 1, 2, 3, 4) en bij het volgen van de patiënt tijdens het behandeltraject met tussentijdse evaluatiemomenten (fase 5, 6 en 7).
 
2
Het ‘huidige’ DiagnoseCoderingsSysteem Paramedische Hulp (DCSPH, versie 2011) is in 2019 nog niet vervangen.
 
3
IASP: International Association for the Study of Pain.
 
4
Indien de VZR het teken van Babinski (extensie en spreiding tenen) laat zien is er sprake van een pathologische reflex.
 
Literatuur
go back to reference Bier, J. D., Scholtern-Peeters, G. G. M., Staal, J. B., Pool, J., Van Tulder, M., Beekman, E., et al. (2016). KNGF-richtlijn nekpijn. Amersfoort: Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. Bier, J. D., Scholtern-Peeters, G. G. M., Staal, J. B., Pool, J., Van Tulder, M., Beekman, E., et al. (2016). KNGF-richtlijn nekpijn. Amersfoort: Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie.
go back to reference Bijl, D., Dekker, J., Van Baar, M. E., Oostendorp, R. A., Lemmens, A. M., Bijlsma, J. W., et al. (1998). Validity of Cyriax’s concept capsular pattern for the diagnosis of osteoarthritis of hip and/or knee. Scandinavian Journal of Rheumatology, 27(5), 347–351. Bijl, D., Dekker, J., Van Baar, M. E., Oostendorp, R. A., Lemmens, A. M., Bijlsma, J. W., et al. (1998). Validity of Cyriax’s concept capsular pattern for the diagnosis of osteoarthritis of hip and/or knee. Scandinavian Journal of Rheumatology, 27(5), 347–351.
go back to reference Butler, D. S., & Jones, M. A. (1991). Mobilisation of the nervous system. Churchill: Livingstone. Butler, D. S., & Jones, M. A. (1991). Mobilisation of the nervous system. Churchill: Livingstone.
go back to reference Cyriax, J. (1984). Textbook of orthopaedic medicine (Vol. 1. Diagnosis of soft tissue lesions). London: Baillière Tindall. Cyriax, J. (1984). Textbook of orthopaedic medicine (Vol. 1. Diagnosis of soft tissue lesions). London: Baillière Tindall.
go back to reference Duus, P. (1994). Neurologische-topische diagnostik. Stuttgart: Thieme. Duus, P. (1994). Neurologische-topische diagnostik. Stuttgart: Thieme.
go back to reference Elvey, R. L. (1994). The investigation of arm pain. In J. D. Boyling & N. Palastanga (Eds.), Grieve’s modern manual therapy: The vertebral column. Edinburgh: Churchill Livingstone. Elvey, R. L. (1994). The investigation of arm pain. In J. D. Boyling & N. Palastanga (Eds.), Grieve’s modern manual therapy: The vertebral column. Edinburgh: Churchill Livingstone.
go back to reference Hagenaars, L. H. A., Bernards, A. T. M., & Oostendorp, R. A. B. (2000). Het meerdimensionaal belasting-belastbaarheidsmodel. Amersfoort: NPi. Hagenaars, L. H. A., Bernards, A. T. M., & Oostendorp, R. A. B. (2000). Het meerdimensionaal belasting-belastbaarheidsmodel. Amersfoort: NPi.
go back to reference Hagenaars, L. H. A., & Bos, J. M. (2006). Over de kunst van hulpverlenen. Het meerdimensionaal belasting-belastbaarheidsmodel: Een vakfilosophisch model voor een menswaardige gezondheidszorg. Amersfoort: NPi. Hagenaars, L. H. A., & Bos, J. M. (2006). Over de kunst van hulpverlenen. Het meerdimensionaal belasting-belastbaarheidsmodel: Een vakfilosophisch model voor een menswaardige gezondheidszorg. Amersfoort: NPi.
go back to reference Hayes, K. W., Petersen, C., & Falconer, J. (1994). An examination of Cyriax’s passive motion tests with patients having osteoarthritis of the knee. Physical Therapy, 74(8), 697–707; discussion 707–699. Hayes, K. W., Petersen, C., & Falconer, J. (1994). An examination of Cyriax’s passive motion tests with patients having osteoarthritis of the knee. Physical Therapy, 74(8), 697–707; discussion 707–699.
go back to reference Heemskerk, M. A. M. B., Staal, J. B., Bierma-Zeinstra, S. M. A., De Haan, G., Hagenaars, L. H. A., Lanser, K., et al. (2010). Klachten aan de arm, nek en/of schouder (KANS). Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, 120(1), 1–8. Heemskerk, M. A. M. B., Staal, J. B., Bierma-Zeinstra, S. M. A., De Haan, G., Hagenaars, L. H. A., Lanser, K., et al. (2010). Klachten aan de arm, nek en/of schouder (KANS). Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, 120(1), 1–8.
go back to reference Heerkens, Y. F., Hendriks, H. J. M., De Graaf-Peters, V. B., & Mischner van Ravensberg, C. D. (1995). Ontwerpstandaard voor een Classificatie Verrichtingen Paramedische Bewegingsberoepen (CVPB). Amersfoort: Stichting Wetenschap Scholing Fysiotherapie (SWSF). Heerkens, Y. F., Hendriks, H. J. M., De Graaf-Peters, V. B., & Mischner van Ravensberg, C. D. (1995). Ontwerpstandaard voor een Classificatie Verrichtingen Paramedische Bewegingsberoepen (CVPB). Amersfoort: Stichting Wetenschap Scholing Fysiotherapie (SWSF).
go back to reference Hegedus, E. J., Goode, A. P., Cook, C. E., Michener, L., Myer, C. A., Myer, D. M., et al. (2012). Which physical examination tests provide clinicians with the most value when examining the shoulder? Update of a systematic review with meta-analysis of individual tests. British Journal of Sports Medicine, 46(14), 964–978. https://doi.org/10.1136/bjsports-2012-091066.CrossRef Hegedus, E. J., Goode, A. P., Cook, C. E., Michener, L., Myer, C. A., Myer, D. M., et al. (2012). Which physical examination tests provide clinicians with the most value when examining the shoulder? Update of a systematic review with meta-analysis of individual tests. British Journal of Sports Medicine, 46(14), 964–978. https://​doi.​org/​10.​1136/​bjsports-2012-091066.CrossRef
go back to reference Jansen, M. J., Brooijmans, F., Geraets, J. J. X. R., Lenssen, A. F., Ottenheijm, R. P. G., Penning, L. I. F., et al. (2011). KNGF evidence statement subacromiale klachten. Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, 121(1). Jansen, M. J., Brooijmans, F., Geraets, J. J. X. R., Lenssen, A. F., Ottenheijm, R. P. G., Penning, L. I. F., et al. (2011). KNGF evidence statement subacromiale klachten. Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, 121(1).
go back to reference Kelley, M. J., Shaffer, M. A., Kuhn, J. E., Michener, L. A., Seitz, A. L., Uhl, T. L., et al. (2013). Shoulder pain and mobility deficits: Adhesive capsulitis clinical practice guidelines linked to the International Classification of Functioning, Disability, and Health Form the Orthopaedic Section of the American Physical Therapy Association. Journal of Orthopaedic & Sports Physical Therapy, 43(5), A1–A31. https://doi.org/10.2519/jospt.2013.0302.CrossRef Kelley, M. J., Shaffer, M. A., Kuhn, J. E., Michener, L. A., Seitz, A. L., Uhl, T. L., et al. (2013). Shoulder pain and mobility deficits: Adhesive capsulitis clinical practice guidelines linked to the International Classification of Functioning, Disability, and Health Form the Orthopaedic Section of the American Physical Therapy Association. Journal of Orthopaedic & Sports Physical Therapy, 43(5), A1–A31. https://​doi.​org/​10.​2519/​jospt.​2013.​0302.CrossRef
go back to reference KNGF (2016). Fysiotherapeutische dossiervoering 2016. Praktijkrichtlijn. Amersfoort: Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie. KNGF (2016). Fysiotherapeutische dossiervoering 2016. Praktijkrichtlijn. Amersfoort: Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie.
go back to reference Koel, G. (2008). Klinische test bij schouderaandoeningen: Zin, onzin en timing. Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, 118(6), 159–167. Koel, G. (2008). Klinische test bij schouderaandoeningen: Zin, onzin en timing. Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie, 118(6), 159–167.
go back to reference Main, C. J., & Spanswick, C. C. (2007). Pain management: An interdisciplinary approach. Edinburgh: Churchill Livingstone. Main, C. J., & Spanswick, C. C. (2007). Pain management: An interdisciplinary approach. Edinburgh: Churchill Livingstone.
go back to reference Matthijs, O., Winkel, F. D., & Paridon-Edauw, D. (2002). Manuele therapie van de perifere gewrichten, deel 2 Elleboog, pols en hand. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Matthijs, O., Winkel, F. D., & Paridon-Edauw, D. (2002). Manuele therapie van de perifere gewrichten, deel 2 Elleboog, pols en hand. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
go back to reference Mumenthaler, M., & Schliack, H. (1992). Läsionen peripherer nerven. Stuttgart: Thieme. Mumenthaler, M., & Schliack, H. (1992). Läsionen peripherer nerven. Stuttgart: Thieme.
go back to reference Popper, K. R., & Eccles, J. (1989). Das ich und sein gehirn. München: Piper. Popper, K. R., & Eccles, J. (1989). Das ich und sein gehirn. München: Piper.
go back to reference Slater, H., Butler, D. S., & Shacklock, M. O. (1994). Examination and assessment using tension tests. In J. D. Boyling & N. Palastanga (Eds.), Grieve’s modern manual therapy: The vertebral column. Edinburgh: Churchill Livingstone. Slater, H., Butler, D. S., & Shacklock, M. O. (1994). Examination and assessment using tension tests. In J. D. Boyling & N. Palastanga (Eds.), Grieve’s modern manual therapy: The vertebral column. Edinburgh: Churchill Livingstone.
go back to reference Staal, J. B., Hendriks, E. J. M., Heijmans, M., Kiers, H., Lutgers-Boomsma, A. M., Rutten, G., et al. (2013). KNGF guideline of low back pain. Amersfoort: Royal Dutch Society for Physical Therapy. Staal, J. B., Hendriks, E. J. M., Heijmans, M., Kiers, H., Lutgers-Boomsma, A. M., Rutten, G., et al. (2013). KNGF guideline of low back pain. Amersfoort: Royal Dutch Society for Physical Therapy.
go back to reference Van Cranenburgh, B. (2015). Segmentale verschijnselen: Een bijdrage aan diagnostiek en therapie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Van Cranenburgh, B. (2015). Segmentale verschijnselen: Een bijdrage aan diagnostiek en therapie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
go back to reference Van der El, A. (2010). Orthopaedic manual therapy diagnosis. Boston: Jones and Bartlett Publishers. Van der El, A. (2010). Orthopaedic manual therapy diagnosis. Boston: Jones and Bartlett Publishers.
Metagegevens
Titel
Fysio- en manueeltherapeutisch onderzoek
Auteurs
D. L. Egmond
R. Schuitemaker
Copyright
2019
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2255-8_2