10-05-2019
Fleskinderen. Voeding en zuigelingensterfte in Noord-Brabant tussen 1840 en 1940
Gepubliceerd in: Jeugdbeleid | Uitgave 2/2019
Log in om toegang te krijgenSamenvatting
Nog altijd maken kinderartsen, kraamverzorgers en lactatiedeskundigen zich druk om het feit dat een groot deel van de pasgeborenen in Nederland momenteel geen borstvoeding ontvangt. Dit terwijl borstvoeding, volgens hen, de best mogelijke vorm van zuigelingenzorg in de eerste tijd na de geboorte is. Via borstvoeding lopen kinderen minder infectiegevaar dan bij flesvoeding, ontvangen ze de beste kwaliteit en samenstelling van voeding, inclusief belangrijke afweerstoffen, en ook de hechting tussen moeder en kind zou worden bevorderd. Daarnaast wijst veel medisch onderzoek op de positieve langetermijneffecten van borstvoeding: zo verlaagt borstvoeding de kans op allergieën en obesitas bij het kind op latere leeftijd.
Hoewel artsen in de negentiende eeuw vooral op de hoogte waren van de gezondheidsvoordelen van borstvoeding op de korte termijn – de sterftekans bij zuigelingen die de borst kregen lag beduidend lager dan die van zogenoemde ‘fleskinderen’ – stuitten ook zij vaak op een muur van verzet van moeders die desondanks de voorkeur gaven aan flesvoeding. In die zin kunnen we dan ook zeker niet spreken van een ‘gouden eeuw’ van borstvoeding in het verleden, waarin alle moeders hun kind frequent en langdurig de borst gaven.
De auteur, recentelijk gepromoveerd op een onderzoek naar bepalende factoren van hoge zuigelingensterfte, vond een relatie tussen het veelvuldig overlijden van baby’s en het katholicisme met zijn schaamtecultuur in Noord-Brabant in de periode 1840–1940.