Samenvatting
Geriatrische patiënten gebruiken vaker geneesmiddelen dan jongere volwassenen. Zij zijn tevens kwetsbaarder voor ongewenste bijwerkingen door afgenomen homeostatische mechanismen. De belangrijkste farmacokinetische verandering die zich bij ouder worden voordoet, is de afname van de uitscheiding van geneesmiddelen door de nieren door de geleidelijk afnemende nierfunctie. Belangrijke ziekten en aandoeningen die vooral bij ouderen voorkomen zijn artrose, beroerte (door een trombo-embolie bij atherosclerose of boezemfibrilleren), osteoporose, cataract, glaucoom, dementie (zoals de ziekte van Alzheimer), diabetes mellitus type 2, hyperlipidemie (verhoogde cholesterolconcentratie in het bloed), herpes zoster (gordelroos), prostaatvergroting (prostaathyperplasie), urine-incontinentie, de ziekte van Parkinson en natuurlijk verschillende vormen van kanker (met daarbij pijnstilling). Bij al deze aandoeningen is het gebruik van geneesmiddelen een van de mogelijkheden tot behandeling of verlichting van de symptomen. Voor optimale geriatriefysiotherapeutische behandeling is het nodig dat de geriatriefysiotherapeut weet met welke geneesmiddelen een patiënt wordt behandeld en welke (bij)werkingen deze geneesmiddelen kunnen veroorzaken.