Skip to main content
Top

2024 | Boek

Faalangsttraining voor kinderen

Je bibbers de baas

Auteur: Marianne van der Zalm-Grisnich

Uitgeverij: BSL Media & Learning

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Dit boek is een cognitief gedragstherapeutisch (groeps)behandelprotocol waarmee therapeuten kinderen tussen de 9 en 12 jaar leren met hun faalangst om te gaan en deze te verminderen. Dit protocol is door het NJI erkend als ‘goed onderbouwde jeugdinterventie’ en geschreven voor orthopedagogen, kinderpsychologen, gedragstherapeuten en psychotherapeuten.

Deze tweede, herziene versie van Je bibbers de baas combineert cognitieve gedragstherapie met ontspanningstechnieken, psycho-educatie en onderdelen uit de Acceptance and Commitment Therapy. Ook komt de rol van mindset aan bod. Verder zijn energizers toegevoegd en is er aandacht voor terugvalpreventie. Ook bevat de handleiding nu een hoofdstuk over gebruik in bijzondere situaties, zoals het voortgezet onderwijs, klassikaal gebruik, individuele inzet en gebruik bij kinderen met ontwikkelingsproblemen.

Het protocol bestaat uit tien kinderbijeenkomsten en twee ouder- en leerkrachtbijeenkomsten. Kinderen werken in hun eigen werkboek (apart verkrijgbaar). Voor ouders en leerkrachten is er een online werkboek. Deze en meer online materialen zijn toegankelijk met behulp van een code in de handleiding.

Inhoudsopgave

Voorwerk

Theorie en opzet

Voorwerk
1. Inleiding
Samenvatting
Het ontstaan en de ontwikkeling van Je bibbers de baas tot de huidige herziene versie wordt toegelicht. Er is in deze herziening meer aandacht voor de achterliggende theorie. De protocollen zijn aangepast met meer aandacht voor psycho-educatie, het GGGGG-model, mindset en acceptatie van faalangst (vanuit de Acceptance en Commitment Therapy – ACT). Energizers en terugvalpreventie zijn toegevoegd. Er is een downloadbaar werkboek voor ouders en leerkrachten beschikbaar. Voor leerkrachten zijn oefeningen toegevoegd die met de hele klas gedaan kunnen worden. Tenslotte wordt gebruik in bijzondere situaties besproken, zoals individuele inzet, gebruik in het VO, klassikaal gebruik en gebruik bij kinderen met ontwikkelingsproblemen. Een onderzoek naar gebruikerservaringen en effectiviteit geeft aan dat er positieve tendensen zijn wat betreft het afnemen van faalangst en vermijdingsgedrag. De tevredenheid van gebruikers ligt hoog, waarbij de inzet van CGT, het werkboek voor kinderen en het lotgenotencontact als succesfactoren worden genoemd.
Marianne van der Zalm-Grisnich
2. Over faalangst
Samenvatting
Faalangst is een vorm van angst die opkomt als je moet presteren of als je denk dat je iets moet presteren, terwijl je bang bent dat het je niet gaat lukken. Uitgelegd wordt wat faalangst inhoudt en in welke verschijningsvormen het voorkomt. Faalangst komt niet in de DSM-5 voor, maar er is veel overlap met een sociale angststoornis. Er spelen individuele en omgevingsfactoren mee bij de oorzaken van faalangst. Faalangst wordt gelinkt met een reeks comorbide klachten zoals angst, laag zelfbeeld, verminderde schoolprestaties en schooluitval. Prevalentiecijfers worden besproken. Tenslotte worden kenmerken en signalen van faalangst in het dagelijks functioneren, tijdens uitleg in de klas, tijdens toetsen en beurten en in sociale contacten op een rij gezet.
Marianne van der Zalm-Grisnich
3. De theorie achter de training
Samenvatting
Je bibbers de baas is ontwikkeld vanuit de cognitieve gedragstherapie, waarvan de achtergrond en effectiviteit wordt toegelicht. De werkzame elementen die hieruit gebruikt worden zijn: psycho-educatie, copingstrategieën, cognitieve herstructurering, exposure en terugvalpreventie. Deze elementen worden theoretisch onderbouwd. Ook de doelen van de training zijn hierop gebaseerd. De combinatie van kindertraining met ouder- en leerkrachttraining versterkt de effectiviteit. De vaardigheden in de training worden geleidelijk opgebouwd. Aan het gebruik van het GGGGG-model wordt veel aandacht besteed, evenals aan exposure en het leren ontspannen. Er zijn een aantal keuze-onderdelen aan de training toe te voegen m.b.t. basisgevoelens, sociale vaardigheden en assertiviteit.
Marianne van der Zalm-Grisnich
4. De kindersessies
Samenvatting
De kindersessies hebben een duidelijke structuur met steeds een aantal vaste elementen. Deze vaste rituelen zijn geven veiligheid en structuur, wat erg belangrijk is in een training waarin best spannende dingen gedaan moeten worden. Daarnaast zijn er veel variabele trainingsonderdelen waarvan onderbouwd wordt waarom deze deel uitmaken van de training. Hierbij worden ook doel, vorm en benodigdheden aangegeven. Afgesloten wordt met een energizers die tussendoor ingezet kunnen worden.
Marianne van der Zalm-Grisnich
5. Toepassing, vereisten, indicaties en procedures
Samenvatting
Je bibbers de baas kan toegepast worden in vrijgevestigde praktijken, GGZ-instellingen, scholen en samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs. De trainers (in ieder geval de eerste trainer) moeten orthopedagoog, kinder- en jeugdpsycholoog of gedragswetenschapper zijn en ervaring hebben met de principes van de cognitieve gedragstherapie. Er moet een gedragswetenschapper betrokken zijn bij de selectieprocedure en de afrondingsgesprekken. Medewerking van ouders en leerkracht is essentieel. Indicaties en contra-indicaties worden toegelicht. De procedure van aanmeldings- tot en met afrondingsgesprekken wordt beschreven, waarbij ook een leidraad voor deze gesprekken beschikbaar is.
Marianne van der Zalm-Grisnich
6. Schematisch overzicht van de training
Samenvatting
Schematisch wordt het tijdpad van de training weergegeven, met daarbij ook alle benodigde materialen (brieven, vragenlijsten, protocollen en procedures). Verder staan per sessie van zowel kindertraining als ouder- en leerkrachttraining de doelen en de agenda van de bijeenkomst met het tijdpad vermeld.
Marianne van der Zalm-Grisnich
7. Toepassing in bijzondere situaties
Samenvatting
Hoewel Je bibbers de baas is geschreven als groepstraining voor de bovenbouw van het basisonderwijs kan deze ook gebruikt worden voor individuele toepassing. Hiervoor zijn aanwijzingen en een aangepast programma opgenomen. Het kan ook ingezet worden als groepstraining voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs en als een preventieve klassikale training. Voor deze situaties zijn voorwaarden en een aangepast programma vermeld. Ook is er een schema voor een verkort programma, waarin de meest basale onderdelen in zes sessies behandeld worden. Tevens wordt inzet bij lagere intelligentie en bij ontwikkelingsproblemen besproken.
Marianne van der Zalm-Grisnich
8. Vaak gestelde vragen en tips
Samenvatting
Voor zowel de aanmeldfase als de kinder-, ouder- en leerkrachtsessies worden veelgestelde vragen en tips besproken. Vragen zoals: wat doe je wanneer een kind met complexe problematiek wordt aangemeld, wanneer kies je voor SOVA-training en wanneer voor Je bibbers de baas? Wat doe je met een kind met motivatieproblemen of een kind dat het huiswerk niet doet? Wat doe je met een kind dat niet voldoende in staat blijkt tot meta-denken of wanneer er geen groei lijkt te zijn? Maar ook: wat doe je met ouders die zelf erg faalangstig zijn of die het probleem vooral bij school leggen?
Marianne van der Zalm-Grisnich

Protocol ouder- en leerkrachttraining

Voorwerk
9. Ouder- en leerkrachtsessie 1: Wat doen we op de faalangsttraining?
Samenvatting
Er is veel aandacht voor psycho-educatie. Ouders/leerkrachten weten wat faalangst is, hoe het ontstaat en in stand blijft, dat daar lichamelijke reacties bij horen en wat (ab)normale angst is. Ze kunnen een verband leggen tussen gebeurtenissen, gedachten, gevoelens, gedrag en gevolg en weten hoe de kinderen leren denkfouten en automatische gedachten aan te pakken. Ze hebben inzicht in de relatie tussen mindset en faalangst en het belang van acceptatie van faalangst. Ze kennen de opzet en de globale doelen van de training en maken kennis met de werkvormen van de kindertraining. Ze kennen het verband tussen spanning, ademhaling en lichaamssignalen en kunnen ontspanningsoefeningen (helpen) toepassen (modelling). Ze denken alvast na over wat ze aan de faalangst van hun kind kunnen doen (ter voorbereiding op sessie 2). Ouders/leerkrachten krijgen antwoord op vragen over de training.
Marianne van der Zalm-Grisnich
10. Oudersessie 2: Wat kunt u thuis met faalangst?
Samenvatting
Er is veel aandacht voor modelling. Ouders hebben vaardigheden voor de aanpak van faalangst bij het kind. Ze begrijpen dat hun reactie op faalangst van invloed is op de manier waarop het kind hiermee omgaat. Ze kunnen ontspanningsoefeningen (helpen) toepassen. Ouders weten hoe de training afgerond wordt en krijgen antwoord op overgebleven vragen.
Marianne van der Zalm-Grisnich
11. Leerkrachtsessie 2: Wat kunt u op school met faalangst?
Samenvatting
Er is veel aandacht voor modelling. Leerkrachten hebben vaardigheden voor de aanpak van faalangst op school (preventief en curatief). Zij begrijpen dat hun reactie op faalangst van invloed is op de manier waarop het kind hiermee omgaat. Leerkrachten weten hoe de training afgerond wordt en krijgen antwoord op overgebleven vragen.
Marianne van der Zalm-Grisnich

Protocol kindertraining

Voorwerk
12. Kindersessie 1: Kennismaking
Samenvatting
De kinderen en de trainers leren elkaar kennen. De kinderen weten hoe faalangst ontstaat en in stand blijft, dat daar lichamelijke reacties bij horen en wat (ab)normale angst is (psycho-educatie). Ze kennen de opzet van de training. Er wordt een begin gemaakt met het vormen van een hechte groep. En er zijn groepsregels met elkaar opgesteld.
Marianne van der Zalm-Grisnich
13. Kindersessie 2: Soorten faalangst
Samenvatting
De kinderen weten dat spanning bij iedereen anders kan voelen en andere oorzaken kan hebben. De kinderen herkennen faalangssignalen/lichamelijke reacties bij zichzelf. De kinderen begrijpen wat het achterliggende doel van de oefeningen is (gereedschapskist vullen). De kinderen kennen de verschillende soorten faalangst en hun gewoonlijke reactie op faalangst. De kinderen herkennen de verschillende gevoelens en zien een verband tussen gebeurtenissen en gevoelens (psycho-educatie). Er is een keuze-onderdeel sociale vaardigheid: de kinderen kennen het verschil tussen de vier basisgevoelens en kunnen verwoorden welk gevoel bij een situatie past. En er zijn twee keuze-onderdelen exposure: de kinderen durven ervoor uit te komen wat ze van een ander vinden en de kinderen kunnen complimenten ontvangen en geven.
Marianne van der Zalm-Grisnich
14. Kindersessie 3: Wat denk je?
Samenvatting
De kinderen kennen het verband tussen gebeurtenissen, gedachten, gevoelens, gedrag en gevolg. Ze kennen het verband tussen spanning en ademhaling (psycho-educatie). De kinderen kunnen het verschil voelen tussen buik- en borstademhaling en ervaren dat buikademhaling ontspant (coping). De kinderen zijn zich bewust van hun grootste faalangsten (ter voorbereiding op exposure).
Marianne van der Zalm-Grisnich
15. Kindersessie 4: Aan het werk met de 5 G’s
Samenvatting
De kinderen werken toe naar bewustwording van hun grootste faalangst (ter voorbereiding op exposure). De kinderen kennen de variëteit in gevoelens (psycho-educatie). De kinderen kunnen gedachten, gevoel, gedrag en gevolg bij een gebeurtenis analyseren en kunnen een schema voor de 5 G’s invullen voor een opgegeven situatie (cognitieve herstructurering). En er is een keuze-onderdeel m.b.t. assertiviteit waarin kinderen leren voor zichzelf opkomen in sociale (spannende) situaties.
Marianne van der Zalm-Grisnich
16. Kindersessie 5: Ruimte voor faalangst
Samenvatting
De kinderen kunnen steeds beter de relatie tussen denken, voelen en doen leggen. De kinderen leren omgaan met hun faalangst, er ruimte voor te maken, deze te accepteren en ervaren dat dit helpend is. De kinderen kunnen het schema voor de 5 G’s toepassen op hun eigen situatie (cognitieve herstructurering). De kinderen hebben een voorwerp waarmee ze zich prettiger kunnen voelen in spannende situaties. De kinderen kunnen zich ontspannen en ervaren wat een spier-ontspanningsoefening met hen doet (coping).
Marianne van der Zalm-Grisnich
17. Kindersessie 6: Anders leren denken
Samenvatting
De kinderen kunnen het schema voor de 5 G’s toepassen op hun eigen situatie. De kinderen weten dat door verandering van gedachten in het schema ook het gevoel en het gedrag en gevolg veranderen, en weten dat gedachten bepalend zijn voor hoe je je voelt. De kinderen kunnen gebeurtenissen op verschillende manieren benaderen: op een helpende en een niet-helpende manier (cognitieve herstructurering). En er is een keuze-onderdeel m.b.t. assertiviteit waarin kinderen leren krachtig nee zeggen, hun gevoelens daarbij ervaren en het belang weten van de manier waar op je nee zegt.
Marianne van der Zalm-Grisnich
18. Kindersessie 7: Denk jezelf sterk!
Samenvatting
De kinderen kunnen gebeurtenissen op een niet-helpende en helpende manier benaderen. De kinderen kunnen niet-helpende gedachten uitdagen en ombuigen naar helpende gedachten. De kinderen kunnen de 5 G’s toepassen op hun eigen faalangst en bereiden zich voor om ermee te oefenen (cognitieve herstructurering). De kinderen kunnen zich ontspannen en ervaren wat een geleide-fantasie-oefening met hen doet (coping). De kinderen evalueren hun leerdoelen tussentijds.
Marianne van der Zalm-Grisnich
19. Kindersessie 8: Je gereedschap gebruiken
Samenvatting
De kinderen kunnen de 5 G’s toepassen op hun eigen faalangst en bereiden zich voor om ermee te oefenen (cognitieve herstructurering). De kinderen begrijpen de relatie tussen mindset en faalangst (psycho-educatie en cognitieve herstructurering). De kinderen durven op een faalangst oproepende situatie (buiten de training) af te gaan en oefenen met het toepassen van hun geleerde gereedschap. Ze kunnen zichzelf een compliment hiervoor geven (exposure). En er is keuze tussen een quiz om de leerstof te herhalen of een onderdeel assertiviteit, waarin kinderen leren voor zichzelf opkomen en hun voorgenomen standpunt vasthouden in een sociale (spannende) situatie.
Marianne van der Zalm-Grisnich
20. Kindersessie 9: Laat je helpen!
Samenvatting
De kinderen durven op een faalangst oproepende situatie (buiten de training) af te gaan en oefenen met het toepassen van hun geleerde gereedschap. Ze kunnen zichzelf een compliment hiervoor geven (exposure). De kinderen begrijpen de relatie tussen mindset en faalangst (psycho-educatie en cognitieve herstructurering). De kinderen ervaren en begrijpen de nadelen (op korte en lange termijn) van het zich niet laten helpen (aangeleerde hulpeloosheid) (coping en psycho-educatie). De kinderen kunnen hun lijf ontspannen en ervaren wat een ontspanningsoefening met hen doet (coping). De kinderen realiseren zich wat ze in de training geleerd en gedaan hebben, nemen bewust hun gevulde gereedschapskist mee en houden die paraat voor momenten van terugval (bekrachtiging en terugvalpreventie).
Marianne van der Zalm-Grisnich
21. Kindersessie 10: Afscheid
Samenvatting
De kinderen realiseren zich wat ze in de training geleerd en gedaan hebben, nemen bewust hun gevulde gereedschapskist mee en houden die paraat voor momenten van terugval (terugvalpreventie). De kinderen kunnen in een zelfgekozen ‘echte’ situatie hun geleerde vaardigheden toepassen. Ze ervaren dat ze nu beter met hun faalangst om kunnen gaan (cognitieve herstructurering, exposure en coping). De kinderen sluiten op een vertrouwde manier de laatste sessie af. De kinderen hebben het gevoel dat ze een prestatie hebben geleverd en hebben het zelfvertrouwen dat ze nu beter met hun faalangst om kunnen gaan (bekrachtiging). De kinderen kunnen op een positieve manier bewust afscheid nemen van de groep.
Marianne van der Zalm-Grisnich
Nawerk
Meer informatie
Titel
Faalangsttraining voor kinderen
Auteur
Marianne van der Zalm-Grisnich
Copyright
2024
Uitgeverij
BSL Media & Learning
Elektronisch ISBN
978-90-368-2998-4
Print ISBN
978-90-368-2997-7
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2998-4