Abstract
Fysiotherapie, ergotherapie en sporttraining kunnen voor een belangrijk deel worden beschouwd als een leerproces c.q. een gedragsveranderingsproces. De term leren verwijst in dit kader naar relatief permanente veranderingen in de uitvoering van taken en handelingen als gevolg van oefening. Leren betekent in feite het verwerven van regels, van kennisstructuren, die het mogelijk maken dat handelingen op een flexibele wijze in een steeds wisselende context uitgevoerd kunnen worden. Bewegingen worden in eerste instantie vaak geleerd in een laboratorium-achtige situatie, onder voortdurende waakzame begeleiding van een therapeut of trainer. Het is de belangrijke taak van de therapeut/trainer de bewegingscontrole langzaam te laten verschuiven van een situatie waarin de controle plaatsvindt op basis van informatieterugkoppeling naar een situatie waar de bewegingscontrole plaatsvindt op grond van een opgeslagen motorisch programma. In het begin heeft de leerling de voortdurende terugkoppeling van informatie uit verschillende bronnen nodig om fouten te corrigeren en strategieën te wijzigen (fig. 13-1), daarna ontstaat een situatie waar langzamerhand onder invloed van oefening een ‘ingeslepen’ patroon (programma) is ontstaan dat het voor de leerling/patiënt mogelijk maakt de beweging uit te voeren zonder voortdurend afhankelijk te zijn van informatieterugkoppeling van de trainer of therapeut.