TODO: Skip to main content
Top

2025 | Boek | 13. editie

Extremiteiten en wervelkolom

Voor de (sport)fysiotherapeut, kinesitherapeut en manueel therapeut

Auteurs: Dick Egmond, Ruud Schuitemaker

Uitgeverij: BSL Media & Learning

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Voor u ligt de volledig herziene 13de druk van Extremiteiten en wervelkolom, het standaardwerk voor de onderzoeks- en behandeltechnieken van alle musculoskeletale lichaamsregio’s, inclusief de bekkenregio en het kaakgewricht. Met voor het eerst een totaaloverzicht van het curriculum van de (sport)fysiotherapeut, kinesitherapeut en manueel therapeut.

Wat is nieuw in deze 13de druk?

60 Nieuwe video’s Er zijn nu 591 demonstratievideo’s van 431 technieken en 160 oefeningen.

Alle video’s zijn nu ondertiteld in het Nederlands, Engels en Duits Binnen de video’s kan eenvoudig worden genavigeerd.

114 Flashtrains Elk cluster van technieken beschikt over een ‘flashtrain’. Een flash is een korte versie van een demonstratievideo met de essentie van de techniek of oefening.

Nieuwe illustraties en foto’s Alle bestaande figuren zijn sterk verbeterd.

Spiegeltherapie Het blijkt niet alleen effectief bij amputatiepatiënten maar ook bij chronische-pijnpatiënten (demonstratievideo’s met echte patiënten!).

Neurodynamica Binnen het ‘concept van de bindweefselplaten’ (‘New Anatomy’) en in de functionele oefeningen krijgt dit meer aandacht en onderbouwing.

Vestibulaire duizeligheid met de ‘bevrijdingsmanoeuvres bij BPPD’ Dit heeft een prominente plek gekregen in de flink uitgebreide paragraaf over duizeligheid van hoofdstuk 12.

De algemene hoofdstukken 1 t/m 6 zijn geactualiseerd Ze bevatten de nodige achtergrondinformatie voor het klinisch redeneerproces en de correcte toepassing van de technieken.

De speciële hoofdstukken 7 t/m 17 zijn uitgebreid Ze bevatten nu alle onderzoeks- en behandeltechnieken, een patronenmatrix en een eigen huiswerkoefeningenprotocol.

Hoofdstuk 18 (oefentherapie) is uitgebreid met 43 nieuwe oefeningen.

E-health Door de samenwerking met diverse apps/platforms voor fysiotherapeuten kunnen de oefeningenvideo’s uit hoofdstuk 18 vanuit het Fysio-EPD naar patiënten worden verstuurd.

Nieuwe EXTRA’s online Met osteo- en artrokinematica, infographics, richtlijnen en wetenschappelijke studies.

Dick Egmond is fysiotherapeut, manueel therapeut (Wolfsburg, Dld) en oprichter/docent Institut für Angewandte Manuelle Therapie (IFAMT GmbH).

Ruud Schuitemaker is fysiotherapeut, manueel therapeut (Amsterdam), schouderspecialist en docent na- en bijscholing voor fysio- en manueel therapeuten.

Inhoudsopgave

Voorwerk
1. Principes en ingrediënten voor het klinisch redeneren
Samenvatting
Dit hoofdstuk bevat de ingrediënten voor het klinisch redeneerproces volgens de recente richtlijnen. Het meerdimensionaal belasting-belastbaarheidsmodel bewijst daarbij als klinisch redeneermodel nog steeds goede diensten. Vanuit de verschillende begrippenkaders wordt de therapeut systematisch geleid naar een goed aan de patiënt uitlegbare werkdiagnose. Er is aandacht voor empathie, ‘samen beslissen’ en PREM’s. Het ‘new anatomy’-concept van de bindweefselplaten is verbonden met de begrippen tensegriteit, excentrisch belasten, MCDAS, matrixmetalloproteïnase, neurodynamica en ‘use it or loose it’. Er is speciale aandacht voor nociceptieve, neuropathische en nociplastische pijn (‘de pijnneuromatrix’). De begrippen specifieke en aspecifieke pijn staan ter discussie vanwege de bij beeldvorming gevonden hoeveelheid asymptomatische schade en/of anatomische afwijkingen. De mate van reactiviteit is bepalend voor de keuze van interventies. Met de ‘24-uurregel’ kan de dosering bij lage reactiviteit worden afgestemd. Er is aandacht voor rode, gele, blauwe en zwarte vlaggen en de gevolgen van chronische stress voor het bindweefsel en het limbische systeem. Binnen evidence-based practice wordt de klinische expertise nu gebaseerd op (en gevormd door) de ‘patient values’, ‘best evidence’ en de contextuele factoren (van de patiënt en de therapeut). Intermezzi bevatten interessante overwegingen zoals bruikbare voorstellen voor wetenschappelijke onderbouwing. Het gebruik van metaforen is een van de hermeneutische kenmerken van dit boek.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
2. Fysiotherapeutisch en manueeltherapeutisch onderzoek
Samenvatting
Dit hoofdstuk is volledig gewijd aan het fysio- en manueeltherapeutisch onderzoek en de systematische ordening conform de KNGF-richtlijn ‘Fysiotherapeutische dossiervoering’. De narratieve en procedurele aspecten van het klinisch redeneerproces worden uitgebreid onder de loep genomen. Binnen het lichamelijk onderzoek wordt het anamnestisch patiëntprofiel gecontroleerd en aangescherpt. Dit hoofdstuk verschaft hiervoor de essentiële kennis. Voor het opdoen van de nodige ervaring in de praktijk en patroonherkenning worden handvatten aangereikt. Er zijn aparte paragrafen ingeruimd voor inspectie, palpatie, actief en geleid actief bewegingsonderzoek. Het klassieke passieve bewegingsonderzoek heeft voor het overgrote deel plaatsgemaakt voor geleid actief onderzoek met nog slechts tot het opnemen van een passief eindgevoel. Speciale aandacht is er voor de reductietests en het in de ban doen van pijnprovocatietests (‘special tests’) in de schouderregio. Deze klassieke provocatietests (met hoge sensitiviteit) worden nog slechts toegepast vanwege hun excluderende waarde bij een negatieve uitkomst en bij het reproduceren van de specifieke rotatorcuff-gerelateerde schouderpijn. Het neurologisch onderzoek met duidelijke, in het Nederlands, Engels en Duits ondertitelde instructievideo’s, completeert dit hoofdstuk. De auteurs gebruiken concrete ziektebeelden en werkdiagnoses om het onderzoek inzichtelijk te maken.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
3. Manueeltherapeutische behandeling (inclusief fysiotherapeutische behandeling)
Samenvatting
In dit hoofdstuk ligt de focus op de voor de fysiotherapie en vooral manuele therapie kenmerkende behandeltechnieken, zoals de ‘gecentreerde’, driedimensionale, geleid actieve rol-schuif- en schommel-glijtechnieken. Dit zijn vooral mobilisatietechnieken conform de reductietests. De meeste aandacht gaat echter naar de High Velocity Thrust-manipulaties met de indicaties, contra-indicaties en de ergonomische aspecten. Vanwege de uitgebreide klinische ervaring van de auteurs is het niet verwonderlijk dat de uitvoering van deze technieken in het boek en op video uitgebreid aan bod komt in de speciële H. 7 t/m 17 met tal van praktische tips. Een belangrijk deel van dit hoofdstuk is echter ook gewijd aan het functionele actieve bewegen. Speciale aandacht is er voor het excentrisch belasten van het myofasciale bindweefsel in het algemeen en de tendinopathie in het bijzonder, gebaseerd op recente wetenschappelijke studies op dit gebied. Er is voor het eerst ook aandacht voor spiegeltherapie in woord en (bewegend) beeld. Dit wordt al vele jaren succesvol toegepast bij het bestrijden van fantoompijn, maar heeft inmiddels ook op vele andere fysio- en manueeltherapeutische terreinen zijn effect bewezen.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
4. Klinisch redeneren en dossiervoering
Samenvatting
In dit hoofdstuk wordt het klinisch redeneerproces van de therapeut gepresenteerd aan de hand van de vijf fases uit de KNGF-richtlijn ‘Fysiotherapeutische dossiervoering’, met aandacht voor alle verschillende competenties uit de recente beroepsprofielen van de fysiotherapeut en de manueel therapeut. Een positief eerste contact met de praktijk en het gebruik van een digitaal en AVG-bestendig intakeformulier blijken de beste voorbereiding. Door zowel narratief (betrokken) als procedureel klinisch te redeneren wordt de patiënt gefaciliteerd om in samenspraak met de therapeut zijn gezondheidsprobleem te ontrafelen en samen naar het SMART-geformuleerde hoofddoel voor het behandelplan toe te werken. Een goede werkdiagnose met uitleg over de prognose, de oorzaak, de controlemechanismen en de consequenties voorkomt niet alleen het ontstaan van negatieve ziektecognities, maar bevordert ook een gunstig verloop van het behandelproces. De gegevens uit anamnese en onderzoek worden samen met het behandelproces systematisch gedocumenteerd in het fysiotherapeutisch elektronisch patiëntendossier. Verstandig gebruik van PROM’s en PREM’s levert betrouwbare en nuttige gegevens op ten behoeve van onze LDF en Nivel-database.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
5. Methodologische aspecten van de fysiotherapie en manuele therapie
Samenvatting
In dit hoofdstuk over methodologie worden de verschillende manieren van klinisch redeneren uit het vorige hoofdstuk kritisch beschouwd en in een wetenschappelijk kader geplaatst. De nieuwe visie op evidence-based practice wordt besproken en gevisualiseerd ten behoeve van de wetenschappelijke onderbouwing van het fysio- en manueeltherapeutisch handelen. Er is aandacht de kwaliteit van onze externe evidentie in de vorm van randomized controlled trials (RCT’s), systematische reviews, meta-analyses en richtlijnen. Het toepassen van klinimetrie is niet alleen van belang om het herstelproces te kunnen volgen, maar ook om de patiënt daar meer bij te betrekken. Een gepaste hoeveelheid klinimetrie met responsieve meetinstrumenten kan patiënten motiveren om bij langdurige processen vol te houden en de invloed van storende omgevingsfactoren te beperken. Te veel gebruik van vragenlijsten kan echter demotiverend werken.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
6. Biomechanica, osteokinematica en artrokinematica
Samenvatting
In dit hoofdstuk wordt de nodige biomechanische kennis aangedragen die van belang is voor het fysio- en vooral manueeltherapeutisch handelen, en de osteokinematica en artrokinematica in het bijzonder. De Nederlandse bijdragen aan de osteo- en artrokinematica (Van der Bijl, Oonk, Riezebos) staan internationaal in hoog aanzien. De kinematica is de biomechanische wetenschap waarop de osteo- en artrokinematische bewegingsdefinities zijn gebaseerd. Driedimensionaal inzicht met behulp van de moderne beeldvormende technieken in zowel de gewrichtsprofielen als de (bewegende) artrokinematica heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het ontwikkelen van reductietests en de wetenschappelijk onderbouwing van de manuele therapie. Bij het homoniem bewegen en heteroniem vergrendelen van de wervelkolom komen driedimensionaal inzicht en artrokinematische kennis goed van pas. Dit hoofdstuk verduidelijkt de begrippen als vorm-functierelatie, vorm- en krachtsluiting, loose-packed en close-packed position, hypo- en hypermobiliteit, stabiliteit en instabiliteit. De talrijke bewegingsvormen en (aangescherpte) bewegingsdefinities van de algemene osteo- en artrokinematica worden door de op dit gebied zeer deskundige auteurs met talrijke duidelijke illustraties en fraaie osteo- en artrokinematicaschema’s toegelicht. Voor de specifieke osteo- en artrokinematica per lichaamsregio kunt u terecht in de speciële H. 7 t/m 17.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
7. De pols-handregio
Samenvatting
Dit is het eerste speciële hoofdstuk dat in zijn geheel is gewijd aan één lichaamsregio: de pols-handregio. De specifieke activiteiten conform de ICF komen het eerst aan bod; vervolgens de distale onderarmverbinding (de art. radioulnaris) met speciale aandacht voor het TFCC. Zowel het fysiologisch osteokinematisch en artrokinematisch bewegen als het pathologisch bewegen van de carpus wordt besproken in relatie tot disposities, zoals DISI en VISI. Uiteraard wordt hier stilgestaan bij medisch begrepen en medisch onbegrepen pijn in de polsregio en ‘bone bruise’. De distale verbindingen – CMC, MCP, IMC en IP – komen daarna aan bod met speciale aandacht voor CMC-I, het basisgewricht van de duim. Er is een aparte paragraaf ingeruimd voor de herstelbelemmerende factoren. Hier worden de vooral voor de manuele therapie belangrijkste disposities, ziekten en aandoeningen van de pols-handregio gepresenteerd. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de uitgebreide beschrijving van 45 technieken, aangevuld met foto’s en praktische opmerkingen voor de praktijk. In de online versie van dit boek vindt u demonstratievideo’s van deze onderzoeks- en behandelvaardigheden met Nederlandse, Engelse en Duitse ondertitels. Daarnaast is er van elk van de tien clusters een ‘flashtrain’ gemaakt, die de lezer een snel beeld geeft van de tot dit cluster behorende technieken. De flashtrain bevat korte video’s waarin van elke techniek de meest essentiële momenten te zien zijn.
D. L. Egmond, R. Schuitemaker
8. De elleboogregio
Samenvatting
Bij de bespreking van ontstekingen, surmenage, instabiliteit en KANS ligt de focus in dit hoofdstuk op het cubitale en antebrachiale systeem. Om de osteokinematica en artrokinematica en overige functionele aspecten hiervan beter te kunnen begrijpen wordt de nodige anatomische, neurofysiologische en biomechanische informatie over de art. humeroulnaris, de art. humeroradialis, de art. radioulnaris proximalis en distalis, de membrana interossea en de chorda obliqua aangereikt. Er is ruime aandacht voor de gewrichtsspecifieke herstelbelemmerende factoren. Enkele medisch geclassificeerde aandoeningen die in dit kader de revue passeren, zijn reumatoïde artritis, bursitis olecrani, osteochondritis dissecans en posterolaterale rotatoire instabiliteit (PLRI). Ook dit hoofdstuk wordt gelardeerd met tal van praktijkvoorbeelden. Het ellebooghoofdstuk wordt afgesloten met de uitgebreide beschrijving van 37 technieken, aangevuld met foto’s en praktische opmerkingen voor de praktijk. In de online versie van dit boek vindt u demonstratievideo’s van deze onderzoeks- en behandelvaardigheden met Nederlandse, Engelse en Duitse ondertitels. Daarnaast is er van elk van de zeven clusters uit tab. 8.6 een ‘flashtrain’ gemaakt, die de lezer een snel beeld geeft van de tot dit cluster behorende technieken. De flashtrain bevat korte video’s waarin van elke techniek de meest essentiële momenten te zien zijn.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
9. De schouderregio
Samenvatting
De schouderregio bestaat uit het glenohumerale systeem (HSMI) en het scapulothoracale systeem (primair en secundair). De capsuloligamentaire, (myo)fasciale en neurogene bindweefselplaten kunnen dankzij het losmazig reticulaire MCDAS, bursae, synovia en vetweefsel ten opzichte van elkaar en het benige skelet verschuiven, waardoor de bovenarm grote bewegingsuitslagen kan maken. Binnen het lichamelijk onderzoek staan de reductietests centraal, zoals de Combined Reduction Test, de gedupliceerde circumductie- en deviatiebeweging, de SAT en de SSMP. De meeste klassieke pijnprovocatietests hebben nog slechts excluderende waarde. Schouderpijn kan worden onderverdeeld in: de instabiele schouder (TUBS, AMBRII), de zwakke schouder (RCRSP, massieve RC-schade), de neurogene schouder (neuropathie, neuralgische amyotrofie), de systemisch geïnflammeerde schouder (PMR, RA), de stijve schouder (‘frozen shoulder’, omartrose) en schouderpijn die niet van de schouder afkomstig is. Dit boek beschrijft de effectieve conservatieve aanpak hiervan. En er is weer een ‘patronenmatrix’, een onderzoeks- en behandelprotocol, huiswerkoefeningen en de beschrijving van 79 onderzoeks- en behandeltechnieken, aangevuld met foto’s, video’s en praktische opmerkingen voor de praktijk.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
10. De thoracale wervelkolom en ribben
Samenvatting
Vanuit het biomechanisch perspectief van vooral de ademhaling worden de bouw, de functie, de osteokinematica en artrokinematica van de thoracale wervelkolom (ThWK) en ribben besproken. Neurofysiologisch is vooral de segmentale relatie van de ThWK met het orthosympathische zenuwstelsel voor de fysiotherapeut en manueel therapeut interessant. In het kader van de rode vlaggen is er aandacht voor de niet-bewegingsafhankelijke thoracale en costosternale pijn en de Head’se zones. Bij de patronenmatrix van deze regio is er ook ruime aandacht voor de morbus Bechterew, de morbus Scheuermann, (juveniele) osteoporose/osteopenie en het pseudocardiaal syndroom met interessante consequenties voor de fysio- en manueeltherapeutische praktijk. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de uitgebreide beschrijving van 30 technieken, aangevuld met foto’s en praktische opmerkingen voor de praktijk. In de online versie van dit boek vindt u de demonstratievideo’s van deze onderzoeks- en behandelvaardigheden met Nederlandse, Engelse en Duitse ondertitels. De ‘flashtrains’ (series van korte video’s met de essentiële momenten van de techniek) geven een snel overzicht van alle technieken.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
11. De cervicale wervelkolom
Samenvatting
De eerste paragrafen richten zich op de functionele morfologie van de bewegingssegmenten C2-C3 t/m C7-Th1, met speciale aandacht voor cervicale discus intervertebralis. Het driedimensionale homonieme en heteronieme bewegen, tractie, kantelen en vergrendelen van de cervicale wervelkolom (CWK) komen aan bod bij de osteokinematica en artrokinematica met duidelijke illustraties. Bij de herstelbelemmerende factoren staat de KNGF-richtlijn Nekpijn centraal, met de indeling in vier graden van nekpijn uit de Neck Pain Task Force. De vier behandelprofielen A (graad I/II), B (graad I/II), C (graad I/II) en D (graad III) uit de KNGF-richtlijn behoren tot het indicatiegebied van de fysiotherapeut en manueel therapeut. Graad IV betreft nekpijn op basis van ernstige – meestal neurologische – pathologie (rode vlaggen) zoals cervicale myelopathie en radiculopathie. De blokwervel en de morbus Klippel-Feil komen aan bod bij de congenitale aandoeningen. Bij de degeneratieve aandoeningen wordt ingegaan op stenose van het ruggenmergkanaal en de laterale recessusstenose. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de uitgebreide beschrijving van 18 technieken. In de online versie van dit boek vindt u de demonstratievideo’s van deze onderzoeks- en behandelvaardigheden met Nederlandse, Engelse en Duitse ondertitels. De ‘flashtrains’ (series van korte video’s met de essentiële momenten van de techniek) geven een snel overzicht van alle technieken.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
12. De hoogcervicale wervelkolom (C0-C3) en het kaakgewricht
Samenvatting
In dit hoofdstuk over de hoogcervicale wervelkolom (C0-C3) en het kaakgewricht is er binnen het klinisch redeneerproces aandacht voor risicofactoren, veiligheidsaspecten, behandelprofielen en de graden van nekpijn op basis van de recente internationale richtlijnen. Bij de anatomie wordt er ook gekeken naar het vestibulum, de kernen van Deiters en het verloop van bloedvaten vanwege de speciale aandacht voor centrale en perifere duizeligheid. De fysiotherapeutische mogelijkheden bij BPPD (een benigne vorm van perifere vestibulaire duizeligheid) zijn groot en komen uitgebreid aan bod. Hoogcervicale functiestoornissen kunnen verschillende benigne vormen van (perifere cervicogene) duizeligheid en hoofdpijn (het cervicocefaal syndroom) verklaren, uiteraard in samenhang met de contextuele factoren. Kennis over het kaakgewricht – inclusief craniomandibulaire disfunctie – is hier van toegevoegde waarde. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de uitgebreide beschrijving van 33 technieken, aangevuld met foto’s, demonstratievideo’s (met Nederlandse, Engelse en Duitse ondertitels) en praktische opmerkingen voor de praktijk. De ‘flashtrains’ (met korte video’s) geven de lezer per cluster een snel beeld van de besproken en getoonde technieken.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
13. De voet-onderbeenregio
Samenvatting
De regio van de voet, de enkel en het onderbeen bestaat uit vier functionele eenheden: het talocrurale systeem, het subtalaire systeem, de voetgewelven en de tenen. Gestoorde functie in de betrokken gewrichten heeft invloed op houding en beweging. Met HVT-manipulaties van deze regio kunnen goede voorwaarden worden geschapen om de vaak aspecifieke pijn van de onderbeenregio aan te pakken. Bij de overige herstelbelemmerende factoren komen het mediaal tibiaal stresssyndroom (MTSS), compartimentsyndromen (CCS) en stressfracturen van tibia en fibula aan bod. Maar ook atraumatische myogene kuitklachten, inklemming van perifere zenuwen en entrapment van de a. poplitea (PAES) horen thuis in de nieuwe FMS-richtlijn ‘Inspanningsgebonden pijnsyndromen van het onderbeen’. Verder worden de rode vlaggen toegelicht met aandoeningen als trombose en onderbeen-enkelfracturen. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een handige patronenmatrix, huiswerkoefeningen voor de onderbeen-voetregio en de uitgebreide beschrijving van 54 technieken, aangevuld met foto’s, demonstratievideo’s en praktische opmerkingen voor de praktijk.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
14. De knieregio
Samenvatting
In dit hoofdstuk over de knieregio is de KNGF-richtlijn ‘Artrose heup-knie’ geïmplementeerd met aandacht voor het preoperatieve traject omdat het kniegewricht nog steeds te vroeg wordt vervangen. De knie is vooral tijdens het sporten in de zaal en op kunstgras een kwetsbaar onderdeel in het menselijk ‘tensegrity-model’. Binnen de ‘dynamische concaviteit’ van de knie blijken de menisci niet alleen met elkaar maar ook met alle oppervlakkig gelegen en langere (myo)fasciale bindweefselstructuren te zijn verbonden. Een geringe stagnatie in een van glijsystemen kan de oorzaak zijn van aspecifieke (‘medisch onbegrepen’) kniepijn. Specifieke kniepijn als gevolg van trauma’s (fracturen), operaties en immobilisatie, maar ook diagnoses als de jumper’s knee, Baker-cyste, reumatoïde artritis, genu valgum/varum/recurvatum, gonartrose en loose bodies komen – naast de rode vlaggen en de Ottawa Knee Rule – eveneens aan bod. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een handige patronenmatrix, huiswerkoefeningen voor de knieregio en de uitgebreide beschrijving van 48 technieken, aangevuld met foto’s en praktische opmerkingen voor de praktijk. In de online versie van dit boek vindt u demonstratievideo’s van deze onderzoeks- en behandelvaardigheden met Nederlandse, Engelse en Duitse ondertitels. Daarnaast zijn er ‘flashtrains’ gemaakt met korte video’s waarin van elke techniek de meest essentiële momenten te zien zijn.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
15. De heupregio
Samenvatting
In dit hoofdstuk zijn de KNGF-richtlijn ‘Artrose heup-knie 2018’ en recente wetenschappelijke studies geïmplementeerd. De heupanatomie wordt besproken in relatie tot het concept van de bindweefselplaten (‘new anatomy’). Ook bij de heup wordt nog steeds veel te snel overgegaan tot operatieve vervanging. Met manuele therapie en ‘graded activity’-oefentherapie kunnen de beperkingen in activiteiten langdurig worden geminimaliseerd in het preoperatieve traject. Dit wordt verlengd volgens het ‘Better In Better Out’-principe met respect voor de contextuele factoren, zoals (ernstige) comorbiditeit. De ‘patronenmatrix’ bevat onder andere: de congenitale heupdysplasie, coxa valga/vara, epifysiolyse, M. Perthes en gluteale claudicatie. Er is ruime aandacht voor de heupartrose en Femoro-Acetabulair-Impingement. De heupfracturen, heupluxaties en het ‘sign of the buttock’ vallen binnen het kader van de rode vlaggen. Van 36 heuptechnieken zijn er uitgebreide beschrijvingen met foto’s en opmerkingen. De online versie van dit boek bevat demonstratievideo’s van deze onderzoeks- en behandelvaardigheden met Nederlandse, Engelse en Duitse ondertitels. Van elk cluster is een ‘flashtrain’ gemaakt, die de lezer een snel beeld geeft van de technieken. De flashtrain bevat korte video’s waarin van elke heuptechniek de meest essentiële momenten te zien zijn.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
16. De lumbale wervelkolom
Samenvatting
De beschrijving van functionele en morfologische aspecten van de lumbale wervels, gewrichtsvlakken, (ingeklemde) meniscoïden en de discus intervertebralis levert noodzakelijke kennis voor het doorgronden van biomechanische en neurodynamische functiestoornissen in de lumbale wervelkolom en voor het driedimensionale bewegen en vergrendelen. Bij de neurofysiologische gegevens van de lumbale wervelkolom wordt het belang van de horizontale en verticale nocisensorische innervatie uitgelegd. Bij de bespreking van lage rugpijn en het lumbosacraal radiculair syndroom is de KNGF-richtlijn uit 2021 geïmplementeerd. Het klinisch redeneerproces komt hierbij uitgebreid aan bod, met aandacht voor de contextuele prognostische factoren, cognitieve functionele therapie en rode vlaggen. De ‘patronenmatrix’ bevat verder belangrijke aandoeningen zoals de M. Bechterew en rode vlaggen. Van 14 lumbale technieken zijn er uitgebreide beschrijvingen met foto’s en opmerkingen. De online versie van dit boek bevat demonstratievideo’s van deze onderzoeks- en behandelvaardigheden met Nederlandse, Engelse en Duitse ondertitels. Van elk cluster is een ‘flashtrain’ gemaakt, die de lezer een snel beeld geeft van de technieken. De flashtrain bevat korte video’s waarin van elke lumbale techniek de meest essentiële momenten te zien zijn.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
17. De bekkenregio
Samenvatting
In dit hoofdstuk staan de sacro-iliacale (SI-)gewrichten centraal. Bij de functionele morfologie worden de drie bekkentypen, de bekkenverwringing en de podoposturale principes besproken. De subtiele osteo- en artrokinematica van het SI-gewricht (nutatie en contranutatie) blijkt van essentieel belang voor zowel de houding als de krachtenoverdracht door het myofasciale bindweefselapparaat en de zwaartekracht op het skelet. Tijdens de zwangerschap (tot enkele maanden daarna) neemt de bekkenmobiliteit echter enorm toe. Bij de herstelbelemmerende factoren is er aandacht voor het ‘sign of the buttock’, de morbus Bechterew, SI-gewrichtsblokkeringen, bekkeninstabiliteit bij graviditeit en het patroon van dorsale en ventrale SI-gewrichtspijn. Er is een patronenmatrix en er zijn huiswerkoefeningen voor de bekkenregio. In het praktische gedeelte worden de inspectie, het functieonderzoek en de provocatietestbatterij van Van der Wurff gedemonstreerd. De HVT-manipulatietechnieken zijn ook als mobilisatie uit te voeren. In de online versie van dit boek vindt u de demonstratievideo’s van deze 11 onderzoeks- en behandelvaardigheden met Nederlandse, Engelse en Duitse ondertitels. De ‘flashtrains’ (series van korte video’s met de essentiële momenten van de techniek) geven een snel overzicht van alle technieken.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
18. Laagdrempelige functionele oefeningen
Samenvatting
Dit hoofdstuk biedt uitgebreide informatie over oefentherapie in het algemeen en de beschrijving van 160 huiswerkoefeningen. De video’s van deze oefeningen kunnen via HWO (huiswerkoefeningen.nl), MijnZorgApp en Physitrack – met de nodige instructies – naar uw patiënten worden verzonden via het Fysio-EPD (E-health). Ze kunnen ook worden bekeken op fysio.net (huiswerkfilmpjes). Er wordt een beproefd voorstel gedaan voor verbeterde – en tegelijkertijd (!) – vereenvoudigde diagnosecodering als basis voor meer betrouwbare vulling van databases in het belang van ons wetenschappelijk onderzoek. Aan de hand van de ‘ingrediëntenlijst onderzoeks- en behandelprotocol’ wordt de lezer gestimuleerd om eigen protocollen te maken. In de online versie van dit boek vindt u demonstratievideo’s van de 160 oefeningen met Nederlandse, Engelse en Duitse ondertitels. Daarnaast is er van elk van de 31 clusters van oefeningen een ‘flashtrain’ gemaakt die de lezer een snel beeld geeft van de tot dit cluster behorende oefeningen. De flashtrain bevat korte video’s waarin van elke oefening de meest essentiële momenten te zien zijn.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
19. Leeswijzer en nawoord
Samenvatting
Het leerboek Extremiteiten en wervelkolom, 13de druk, is het Nederlandse standaardwerk voor de praktische vaardigheden binnen de fysiotherapie, kinesitherapie en manuele therapie. Naast de beschrijving en demonstratie (op video) van 431 onderzoeks- en behandeltechnieken en 160 oefeningen bevat het nu de theoretische onderbouwing van het gehele curriculum. Voor het eerst wordt er een volledig overzicht van het gehele lichaam gegeven, inclusief de bekken- en de kaakregio. In de tekst van de speciële hoofdstukken (7 t/m 18, par. 19.2) wordt regelmatig verwezen naar het algemene deel (H. 1 t/m 6, par. 19.1). Niettemin kunnen alle 18 hoofdstukken ook zeer goed onafhankelijk van elkaar worden gelezen en bestudeerd.
D.L. Egmond, R. Schuitemaker
Nawerk
Meer informatie
Titel
Extremiteiten en wervelkolom
Auteurs
Dick Egmond
Ruud Schuitemaker
Copyright
2025
Uitgeverij
BSL Media & Learning
Elektronisch ISBN
978-90-368-3088-1
Print ISBN
978-90-368-3087-4
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-3088-1