Marc Lewis (2016). The biology of desire: why addiction is not
a disease. Melbourne/Londen: Scribe.
Voor menig professional in de verslavingszorg is het een dagelijkse mantra geworden: verslaving is een chronische
hersenziekte. Marc Lewis ging zelf jarenlang door het diepe dal van menige verslaving en weet bovendien als
neurowetenschapper zo ongeveer alles wat er momenteel te weten valt over hoe een verslaving de verschillende gebieden in de
hersenen verovert. Lewis vertelt echter niet het oude bekende verhaal, maar brengt een nieuwe boodschap: verslaving is
helemaal geen hersenziekte – het is zelfs schadelijk om zo over verslaving te denken. Onze amygdala, het hersengebied dat
deze emotionele taak voor ons uitvoert, laat ons hier toch wel even flink van schrikken. Moet de hele verslavingszorg nu
worden gerenoveerd, omdat onze bestaande visie op verslaving meer kwaad doet dan goed?
In zijn vorige boek, Memoires van een verslaafd brein, waarschuwde Lewis al dat alle gewone hersenen van alle gewone mensen nu eenmaal gevoelig zijn voor verslaving. In dit nieuwe boek trekt hij die lijn logisch door en dat heeft hij vast met zijn linkerhersenhelft gedaan, want daar zit ons logisch nadenken. Ook hersenen die verslaafd zijn geraakt, hebben gewoon gedaan wat hersenen nu eenmaal moeten doen. Dus die hersenen zijn niet ziek, maar waren in een ongunstige situatie terechtgekomen, met verslaving als onbedoeld neveneffect. Onze hersenen leren wat ze te leren hebben – het zijn onze leermachines – en in sommige omgevingen leren de hersenen om verslaafd te raken. Verslaving is niet meer dan een verzameling gewoonten, ook al gaat het om heel hardnekkige gewoonten.
Hoe verslaving ervaren werd en hoe dit zich heeft afgespeeld in de hersenen, verhaalt de auteur aan de hand van vijf
aangrijpende gevallen: Natalie is verslaafd geweest aan de heroïne, Brian was aan de crystal meth, Donna’s hersenen leerden
om verslaafd te raken aan pijnstillers, de alcohol kreeg de hersenen van Johnny in zijn greep, en Alice ten slotte raakte
verslingerd aan de anorexia. Jawel, anorexia is een echte verslaving, want het is slechts de onafscheidelijke keerzijde van
bulimea.
Verslaafden worden meegezogen in een draaikolk van controleren, controleren en controleren, om steeds opnieuw genadeloos de controle te verliezen. Zo werken onze hersenen nu eenmaal. Middelen als heroïne, crystal meth, pijnstillers en alcohol zijn dan ook niet nodig om verslaafd te raken. Het kan ook zonder het innemen van een chemisch middel, want uiteindelijk zijn alle verslavingen gedragsverslavingen. De vraag of gedragsverslavingen wel echte verslavingen zijn, komt daarmee helemaal te vervallen.
Van het zieke-hersenenmodel worden verslaafden moedeloos, aldus Lewis, maar wordt dit nieuwe verhaal dan niet de nieuwe moedeloosheid? Nee, het is een verhaal van hoop, want hersenen die hun lesje hebben geleerd, en in principe gezond zijn gebleven, kunnen ook weer afleren. Ze kunnen leren een nieuwe toekomst op te bouwen. Want het levensverhaal is als een puzzel die verslaafden weer in elkaar kunnen gaan leggen.
Het begon allemaal ooit met een onderliggende psychische problematiek. Toen kwam de verslaving als tijdelijke non-oplossing. En toen kwam, op een goede dag, het inzicht om iets te doen aan die onderliggende problematiek. Ik snap nu waarom Lewis van dit wetenschappelijke boek zoveel mogelijk een literaire roman heeft willen maken. Hij is van de narratieve benadering. Herstel is het terugvinden van het levensverhaal, het helen van de narratieve breuk, het verbinden van een verloren gegaan verleden met een nieuw gevonden toekomst.
Heeft de verslavingszorg nog toekomst in dit nieuwe grote verhaal? We worden wel alvast een beetje gerustgesteld. De verslavingszorg kan dan wel met de mond het ziektemodel belijden als hét heersende ja-en-amenparadigma, behandelingen zoals de cognitieve gedragstherapie, terugvalpreventie, motivationele gespreksvoering en het bevorderen van de zelfregie van de cliënt stappen feitelijk al ‘outside the box’ van het ziektemodel. Hun werkzame ingrediënt is het stimuleren van dat deel van de hersenen dat de pen van het levensverhaal weer ter hand neemt.
Is dit alleen weggelegd voor de meer intellectuele cliënten in de verslavingszorg, de cliënten met de gave van de abstracte zelfreflectie? Zelf ben ik in het buurthuis gelukkig ook Johnny en Anita tegenkomen bij de cursus ‛Je levensverhaal vertellen’. Elk mens is zijn levensverhaal. Niet voor niets verwijst Lewis naar onderzoek waaruit blijkt dat inheemsen letterlijk doodgaan zodra ze hun verhaal, het verhaal over wie ze zijn, kwijtgeraakt zijn.
Als voorbeeld van goede verslavingszorg noemt Lewis de Reach Out Recovery (ROR) in Birmingham. Laagdrempelig, zonder wachtlijst en ingebed in de gemeenschap kunnen mensen met een verslavingsprobleem hun verhaal kwijt zodra ze daaraan toe zijn, en de groenteman, de bakker en de taxichauffeur zijn erop getraind om een luisterend oor te bieden.
Lewis is iemand die niet alleen de lijnen logisch doortrekt, maar ook het verhaal vertelt. Ik zou weleens op een hersenscan willen zien hoe zijn logische linkerhersenhelft dat gelukkige huwelijk is aangegaan met zijn verhalenvertellende rechterhersenhelf. Al zijn hersengebieden werken vast alweer harmonisch samen aan het volgende boek. En zij die bij hem het verhaal van de hoop hebben teruggevonden, die leven nog lang en … onverslaafd. Voor Resultaten Scoren gaapt er nu een nieuw gat in de markt: de Richtlijn narratieve verslavingszorg.