Skip to main content
Top

2013 | OriginalPaper | Hoofdstuk

3 Eigen initiatief

Auteur : J.M. Boot

Gepubliceerd in: De Nederlandse gezondheidszorg

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

De professionele zorg en dienstverlening springen het meest in het oog en trekken de grootste aandacht. Toch is de alledaagse zorg van mensen voor zichzelf (zelfzorg) en anderen (informele zorg of mantelzorg) veel omvangrijker en belangrijker (paragraaf 3.2).1 Vergeten wordt bovendien al gauw, dat de beroepsmatige zorg voor het overgrote deel haar wortels heeft in het georganiseerde onderlinge hulpbetoon en het daaruit voortvloeiende particulier initiatief (zie hoofdstuk 12).
Voetnoten
1
Hattinga Verschure, J.C.M., Het verschijnsel zorg; een inleiding tot de zorgkunde, De Tijdstroom, Lochum, 1981 (2e, geheel herziene druk).
 
2
Geelen, K., e.a., Initiatieven tot eigen verantwoordelijkheid in de gezondheidszorg, IVG-rapport, Tilburg, 1981, p. 4-9.
 
3
Zie: de artikelenserie in Medisch Contact (1979) van J.C.M. Hattinga Verschure over zelfzorg, mantelzorg en de relaties tussen zelfzorg, mantelzorg en professionele zorg; Knapen, M.H.J.M., ‘Ondersteunende relaties in een zorgzame samenleving’, in: Sociaal Bestek, nr. 6, 1985; Knapen, M. en H. Heerdink, Kan het een beetje meer zijn? Een oriënterende studie naar het zorgvermogen in de samenleving, ITS-rapport, Nijmegen, 1986.
 
4
Kwekkeboom, M.H., Het licht onder de korenmaat; informele zorg in Nederland, VUGA uitgeverij, Den Haag, 1990.
 
5
Protocol gebruikelijke zorg, Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ), Driebergen, 2005.
 
6
Boer, A. de (red.), Kijk op informele zorg, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2005, p. 20. Zie ook: Sadiraj. K. e.a., De toekomst van de mantelzorg, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2010, p. 15.
 
7
Hoe een en ander zijn weerslag vond in de beroepsopleiding van medici wordt beschreven in: Goudsmit, J., Anderhalve eeuw dokteren aan de arts. Geschiedenis van de medische opleiding in Nederland, Amsterdam, 1978.
 
8
Zie: Querido, A., De wit-gele vlam, Gedenkboek, Utrecht, 1973.
 
9
Voor een goed zicht op de organisaties en instellingen destijds, zie onder andere: Everts, J., Gids voor maatschappelijk hulpbetoon in Nederland, Zeist, 1933 (ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Nederlandse Vereniging voor Armenzorg en Weldadigheid uitgegeven).
 
10
Zie: Kronjee, G.J. e.a., Organisatie van de gehandicaptenzorg, Van Gorcum, Assen, 1980, p. 79–89 en p. 145-171; Gorter, K.A. en J. Terpstra, a.w., p. 21-34.
 
11
Zie ook: Zola, I.K., De medische macht. De invloed van de gezondheidszorg op de maatschappij, Boom, Meppel, 1974; Doorn, J.A.A. van en C.J.M. Schuyt (red.), De stagnerende verzorgingsstaat, Boom, Meppel, 1978; Achterhuis, H., De markt van welzijn en geluk, Ambo, Baarn, 1980; Freidson, E., De medische professie; een studie van de sociologie van toegepaste kennis, De Tijdstrooom, Lochem-Poperinge, 1981; Blok, W., Tussen artsenmacht en patiëntenklacht, Baarn, 1985.
 
12
Dit drieluik van bedreigingen wordt geschetst in: Illich, I., Het medisch bedrijf, een bedreiging voor de gezondheid, Ambo, Baarn, 1975.
 
13
Zie: Geelen, K., a.w., p. 4-9; Hattinga Verschure, J.C.M., ‘Het begrip "zorgmix"; de relaties tussen zelfzorg, mantelzorg en professionele zorg’, in: Medisch Contact, 34 (1979), nr. 24, p. 773-778. Een beschouwing over ‘zorgen’ in relatie tot macht, arbeid en recht is te vinden in: Lieshout, P. van, Zorgen en laten zorgen, Utrecht, 1994 (inaugurale rede).
 
14
Zie: Juffermans, P., Staat en gezondheidszorg in Nederland, SUN, Nijmegen, 1982.
 
15
Hendriks, J.P.M., Structuurnota Gezondheidszorg, Leidschendam, 1974.
 
16
Goewie, R. e.a., Huishouden in Holland; ontwikkelingen in de huishoudelijke verzorging, NIMAWO, ’s-Gravenhage, 1980. In 1980 is die tijdsbesteding nog verder teruggelopen, nl. met 3 uur, zie: Aldersdorff, D.E. e.a., Huishoudelijke produktie in 1980; eerste resultaten, SWOKA, ’s-Gravenhage, 1983. Zie ook: Tijdopnamen, SCP, Rijswijk, 1995. In 2001 besteedden mannelijke personen van 12 jaar en ouder gemiddeld 13 uur en dito vrouwelijke personen gemiddeld ruim 14 uur per dag aan persoonlijke verzorging plus huishoudelijke en zorgtaken. Zie: CBS, Statistisch Jaarboek 2004, Voorburg/Heerlen, 2004, p. 135.
 
17
Portegijs, W., Deeltijd in Nederland in hoofdlijnen, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2010.
 
18
Broek, A. van en K. Breedveld, ‘De (her)verdeling van verplichtingen’, in: Breedveld, K. e.a., Hoe Nederlanders hun tijd besteden, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2006, p. 15-20.
 
19
Zie ook voor een overzicht van effecten van zelfhulpgroepen en andere vormen van georganiseerd lotgenotencontact: Geelen, K., Zelfhulp onder de loep, IVA, Tilburg, 1987.
 
20
Harberden, P. van en B. Lafaille, Zelfhulp: een nieuwe vorm van hulpverlening, ’s-Gravenhage, 1978.
 
21
De door Hoekendijk genoemde vierde soort (sociale categorieën) hebben wij hier bij sociale problemen ondergebracht. Zie: Hoekendijk, L., a.w., p. 35. Verwezen kan bovendien worden naar: Harberden, P. van, e.a., Zelfhulpgroepen in Nederland. Deel IV: Eindverslag van een inventariserend onderzoek, Tilburg, 1982, p. 25.
 
22
Zie bijvoorbeeld: Peeters, J., a.w., Bons, A. e.a., Van de Regen in de Drup, Stichting Weerwerk; 1988. Janssen, R.A.F., Armoede of soberheid, Commissie Oriënteringsdagen, Utrecht; 1990. Knapen, M. en A. de Graaff, Participatie van ouderen in de samenleving, Social Research, Nijmegen, 1990. Knapen, M., ‘Huisvesting – dienstverlening: ruilen zonder huilen’, in: Gezin, Tijdschrift voor Primaire Leefvormen, 1990, nr. 1.
 
23
Hattinga Verschure, J.C.M., ‘Het begrip “zorgmix”; de relatie tussen zelfzorg, mantelzorg en professionele zorg’, in: Medisch Contact, 34 (1979), nr. 24, p. 773-778; Duijnstee, M.S.H, W.J.M.J. Cuijpers e.a., Mantelzorg bij chronisch zieken. Een overzicht van de Nederlandse literatuur,Nationale Commissie Chronisch Zieken, Zoetermeer, 1994.
 
24
Timmermans, J.M., ‘Ouderen en informele hulp’, in: Trefpunt, 1984 (mei), p. 11-13. Na de Tweede Wereldoorlog kent arbeidsparticipatie van vrouwen een economische drijfveer: tekorten op de arbeidsmarkt. Vanwege hun verantwoordelijkheid voor het gezin waren voor vrouwen alleen deeltijdbanen acceptabel. Halverwege de jaren ’80 kwam de overheid met maatregelen om het werken in deeltijd te stimuleren. Deeltijd werd als een ideaal instrument gezien om de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen. Thans wordt de bescheiden arbeidsduur van vrouwen door de overheid geproblematiseerd uit oogpunt van economische zelfstandigheid en doorstroom naar hogere functies, maar ook vanwege onbenut arbeidspotentieel voor de zorgsector. Zie verder: Portegijs, W., Deeltijd in Nederland in hoofdlijnen,Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2009.
 
25
Basisdocument bij het ontwerp-Kerndocument gezondheidsbeleid 1990-1995, Ministerie van WVC, Rijswijk, 1989.
 
26
Tjadens, F. en M. Duijnstee, Visie op mantelzorg, Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, Utrecht, 1999.
 
27
Boer, A. de (red.), Kijk op informele zorg, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2005, p. 14-17.
 
28
Kwekkeboom, R., Het licht onder de korenmaat. Informele zorgverlening in Nederland, VUGA, ‘s-Gravenhage, 1990; Ondersteuning mantelzorg, Nationale Raad voor de Volksgezondheid, Zoetermeer, 1991; Boer, A.H. de e.a., Informele zorg; een verkenning van huidige en toekomstige ontwikkelingen, Sociaal en Cultureel Planbureau, 1994.
 
29
Zie over criteria om mantelzorg te benaderen, te omschrijven en af te bakenen ook: Boer, A. de, J. Timmermans en M. de Klerk, ‘Slotbeschouwing’, in: Boer, A. de (red.), Kijk op informele zorg, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2005, p. 20–21 en 124-125.
 
30
Sadiraj. K, e.a. De toekomst van de mantelzorg, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2010, p. 15; Protocol gebruikelijke zorg, Centraal Indicatieorgaan Zorg (CIZ), Driebergen, 2005.
 
31
Boer, A.H. de e.a., a.w.
 
32
Boer, A.H. de, R. Schellingerhout en J.M. Timmermans, Mantelzorg in getallen, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2003, p. 11.
 
33
Timmermans, J.M., ‘Inleiding’, in: Timmermans, J.M. (red.), Mantelzorg; over de hulp van en aan mantelzorgers, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2003, p. 10.
 
34
Timmermans, J.M., ‘Inleiding’, in: Timmermans, J.M. (red.), Mantelzorg; over de hulp van en aan mantelzorgers, a.w., p. 215.
 
35
Timmermans, J.M., ‘Samenvatting en beschouwing over mantelzorg’, in: Timmermans, J.M. (red.), Mantelzorg; over de hulp van en aan mantelzorgers, a.w., p. 216.
 
36
Timmermans, J.M., ‘Samenvatting en beschouwing over mantelzorg’, in: Timmermans, J.M. (red.), Mantelzorg; over de hulp van en aan mantelzorgers, a.w., p. 210.
 
37
Zie voor een confrontatie van twaalf vooronderstellingen over de seksen en mantelzorg en de feiten: Boer, A. de en S. Keuzenkamp, Vrouwen, mannen en mantelzorg; beelden en feiten, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2009.
 
38
Boer, A. de (red.), Kijk op informele zorg, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2005, p. 25-27
 
39
Boer, A. de (red.), Kijk op informele zorg, a.w., p. 31.
 
40
Mantelzorg uit de doeken, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2010, p. 3-5.
 
41
Mantelzorg uit de doeken, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2010, p. 6-7. Zie verder: Boer, A. de, M. Broese van Groenou en J. Timmermans, Mantelzorg; een overzicht van de steun van en aan mantelzorgers in 2007, Sociaal en Cultureel Planbureau, 2009.
 
42
Vrijwilligerswerk op de terreinen van welzijn, volksgezondheid en cultuur, Ministerie van WVC, ’s-Gravenhage, 1985.
 
43
Zandbergen, G., Mr. Drs. Elco Brinkman, minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur 1982-1989. ‘Je kan het best’, Rijswijk, 1989; Haan, I. de en J. W. Duyvendak (red.), In het hart van de verzorgingsstaat. Het Ministerie van Maatschappelijk Werk en zijn opvolgers (CRM, WVC, VWS), 1952-2002, Walburg Pers, Zutphen, 2002, Deel III.
 
44
Voor Elkaar; Beleidsbrief mantelzorg en vrijwilligerswerk 2008-2011, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag, 2007.
 
45
Idem, p. 1.
 
46
Beveridge, W., Voluntary action; a report on methods of social advance, London, George Allen and Unwin, 1948.
 
47
Zie hierover: Burger, A. en P. Dekker, (red.), Noch markt, noch staat; de Nederlandse non-profitsector in vergelijkend perspectief, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2001.
 
48
Zie voor vrijwilligerswerk in historisch en internationaal perspectief: Dekker, P. (red.), Vrijwilligerswerk vergeleken: Nederland in internationaal en historisch perspectief, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 1999.
 
49
Beckhoven, A.P.M. van, Non-participatie aan vrijwilligerswerk, Nederlands centrum vrijwilligerswerk, Utrecht, 1991.
 
50
Daal, H.J. van, Vrijwilligerswerk en informele hulp in Nederland; een inventarisatie van onbetaald werk buiten het eigen huishouden, in het bijzonder op het gebied van de hulpverlening, NIMAWO, ’s-Gravenhage, 1990.
 
51
Dekker, P., ‘Inleiding’, in: Dekker, P. (red.), Civil society; verkenningen van een perspectief op vrijwilligerswerk, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2001 (oorspronkelijk editie, 1994), p. 11-12.
 
52
Adriaansens, H.P.M. en A.C. Zijderveld, Vrijwillig initiatief en de verzorgingsstaat, Deventer, 1981, p. 73-74.
 
53
Daal, H.J. van, a.w.
 
54
CBS, Vrijwilligerswerk en betaald werk; een duurzaam huwelijk, Sociaal Culturele Berichten, 1992, nr. 10.
 
55
Hart, J. de, Landelijk verenigd. Grote ledenorganisaties over ontwikkelingen op het maatschappelijk middenveld, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2005.
 
56
Devilee, J., Vrijwilligersorganisaties onderzocht; over het tekort aan vrijwilligers en de wijze van werving en ondersteuning, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2005, p. 80-81.
 
57
Dekker, P., J. de Hart en L. Faulk, Toekomstverkenning vrijwillige inzet 2015, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2007, p. 34-35.
 
58
Dekker, P. en J. de Hart, ‘Vrijwilligerswerk vanuit de civil society’, in: Dekker, P. en J. de Hart (red.), Vrijwilligerswerk in meervoud, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2009, p. 21-22.
 
59
Voorbeelden van aangesloten organisaties zijn: de Zonnebloem, de Unie voor Vrijwilligers, VIMA, Gereformeerde Diaconale Raad en de Stichting Samenwerkende Vrijwillige Hulpdiensten. Zie hierover: Archief Nederlandse Vereniging Platform Vrijwilligerswerk 1974 – ca. 1988, Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam.
 
60
Devilee, J., Vrijwilligersorganisaties onderzocht; over het tekort aan vrijwilligers en de wijze van werving en ondersteuning, Sociaal en Cultureel Planbureau, 2005, p. 95-96.
 
61
Beleidsbrief mantelzorg en vrijwilligerswerk 2008-2011, a.w., p. 2.
 
62
Zie voor een informatief overzicht van de organisaties: Plemper, E. e.a., Hoe stevig is het cement? Positie van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties in de zorg, Verwey-Jonker Instituut/ NIZW, Utrecht, 2005, p. 22-28.
 
63
Daal, H.J. van en E.M.T. Plemper, ‘Geven van tijd, vrijwilligerswerk’, in: Schuyt, Th.M.N. (red.), Geven in Nederland 2003, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2003.
 
64
Zie hiervoor: Plemper E. e.a., Hoe stevig is het cement? Postie van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties in de zorg, Verwey-Jonker Instituut/ NIZW, Utrecht, 2005, p. 22–28 en p. 32-33.
 
65
Zie hierover: Bussemaker, J., Naast en met elkaar. Brief over de relatie tussen informele en formele zorg, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag, 27-10-2009; Scholten C. en R. van Overbeek, Een solide basis; vrijwilligerswerk en verantwoorde zorg, Vilans, Utrecht, 2009.
 
66
Zie hierover: Zorg voor mensen, mensen voor de zorg; arbeidsmarktbeleid voor de zorgsector richting 2025, Zorginnovatieplatform, Den Haag, 2009.
 
67
Devilee, J., Vrijwillig verzorgd; over vrijwilligerswerk voor zorgbehoevenden en mantelzorgers buiten de instellingen, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, 2008, p. 9-11.
 
68
Idem, p. 11.
 
69
Idem, p. 54-57; Bussemaker, J., Naast en met elkaar. Brief over de relatie tussen informele en formele zorg, a.w., p. 13.
 
70
Oudenampsen, D.A. e.a., Patiënten en consumentenbeweging in beeld; brancherapport 2007 (samenvatting), NPCF/CSO/CG-Raad, Utrecht, 2008, p. 7.
 
71
Idem, p. 7-8.
 
72
Wouters, H., ‘Patiënten in beweging’, in: Mediator, ZonMw, 16 (2005), nr. 1.
 
73
Veder-Smit, E., Nota patiëntenbeleid, Leidschendam, 1981, p. 29-31. Zie voor een indeling van de pgo-organisaties anno 2009: De kracht van diversiteit; rapportage werkgroep wenkend perspectief, Haarlem, 2009, bijlage 4.
 
74
Zie voor een nadere omschrijving en concrete invulling van deze typen voor de periode 1975-1990: Boot, J.M. en M.H.J.M. Knapen, De Nederlandse Gezondheidszorg, Bohn Stafleu Van Loghum, Houten, 2005, p. 41-44. Zie ook: Verkaar, E., Strategisch gedrag van categorale patiëntenorganisaties, proefschrift, Erasumus Universiteit Rotterdam, 1991.
 
75
Zie voor de beleidscontext van deze ontwikkeling: Heteren, G. van, ‘Door of voor; over nationaal beleid voor chronisch zieken’, in: Gezondheid, 3 (1995), nr. 2, p. 156-171.
 
76
Zie: Gorter, K.A. en J.B. Terpstra, Zorgen door en voor lichamelijk gehandicapten, ITS/NIMAWO, Nijmegen, 1979, p. 35-52.
 
77
Heteren, G. van, ‘Door of voor; over nationaal beleid voor chronisch zieken’, in: Gezondheid, 3 (1995), nr. 2, p. 161–162. Zie voor het ontstaan van de federatie Nederlandse Gehandicaptenraad in 1991 de geschiedenis van haar voorloper: Stichting Nederlandse Gehandicaptenraad, de beginjaren 1972-1979,www.​gehandicaptensch​rijvengeschieden​is.​nl/​documenten.​htlm.
 
78
Knapen, M., Ouderenbonden in Gelderland, UTF/Stichting Social Research, Beek/Nijmegen, 1995.
 
79
Resp. de Federatie Nederlandse Vakbeweging en het Christelijk Nationaal Vakverbond.
 
80
Zie: Willems, L., Gebruikersparticipatie in de hulpverlening, NIMAWO, ’s-Gravenhage, 1983; Aalderen, H. van en H. Overbeek, Hebben patiënten wat te zeggen?, Delft, 1985; NIZW, Oud en machteloos? Over het aandeel van ouderen in politiek en bestuur, Utrecht, 1989.
 
81
Oudenampsen, D. e.a., Patiënten- en consumentenbeweging in beeld; brancherapport 2007, samenvatting, NPCF/CG-Raad/CSO, Utrecht, 2008, p. 8.
 
82
Kamphuis, H.C.M., S.J.W. de Kroon en K.D. Hekkert, Patiënten- en consumentenbeweging in beeld; brancherapport Per Saldo 2008, Per Saldo, Utrecht, 2008, p. 7.
 
83
Oudenampsen, D.A. e.a., Patiënten en consumentenbeweging in beeld; brancherapport 2006, NPCF, Utrecht, 2007, p. 11 en p. 28.
 
84
Kamphuis, H. e.a., Patiënten en consumentenbeweging in beeld; brancherapport zorgbelangorganisaties 2007, NPHF/CSO/CG-Raad, Utrecht, 2008, p. 7-8. Zie verder: Kamphuis, H. e.a., Patiënten en consumentenbeweging in beeld; brancherapport zorgbelangorganisaties 2008, Zorgbelang Nederland, Utrecht, 2008.
 
85
Oudenampsen, D.A. e.a., Patiënten en consumentenbeweging in beeld, Verwey-Jonker Instituut/Prismant, Utrecht, 2008, p. 5.
 
86
Zie ook: Berg, M., H. van der Steeg en G. Schrijvers, Stille kennis; patiënten en gehandicaptenorganisaties: waardevolle bronnen van informatie, Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijnsgeneeskunde, UMC Utrecht, 2008.
 
87
Oudenampsen, D.A. e.a., Patiënten en consumentenbeweging in beeld, Verwey-Jonker Instituut/Prismant, Utrecht, 2008, p. 61.
 
88
Van patiënt tot klant, de patiëntenbeweging in historisch perspectief, NPCF, Utrecht, 2007, p. 25.
 
89
Goudriaan, G. en A. Goris, Naar een volwaardige marktpositie van patiëntenorganisaties; visiedocument project ‘Positionering patiëntenorganisatie als marktpartij’, STG/Health Management Forum, Leiden, 2007, p. 7.
 
90
De kracht van diversiteit; rapportage van de werkgroep wenkend perspectief, Haarlem, 2009, p. 3.
 
91
Idem, p. 4.
 
92
Brief d.d. 29 oktober 2009 aan minister Klink van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, NPCF, 2009.
 
93
De patiënt als sturende kracht, Raad voor de Volksgezondheid en Zorg, Den Haag, 2010.
 
94
Idem, p. 3 en p. 7-8.
 
95
Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne, Nota Patiëntenbeleid, Leidschendam, 1981; Ministerie van WVC, Voortgangsnota patiëntenbeleid, Leidschendam, 1983. Zie voor een beknopte geschiedenis van de patiëntenbeweging in het perspectief van overheidsbeleid als democratisering van bovenaf: Trappenberg, M., Genoeg is genoeg; over gezondheidszorg en democratie, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2008, p. 18-22.
 
96
Zie bijvoorbeeld: Programma “zeven rechten voor de cliënt” in de zorg, brief d.d. 23 mei 2008 (MC-U-2852129), ministerie van VWS, Den Haag, 2008 en Wetsvoorstel Wet cliëntenrechten zorg (Wcz), Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag, 2010; Notitie ‘Stem van de Cliënt’ van PGO-top, brief d.d. 2 juli 2010 aan het Ministerie van VWS, LPGG/Platform VG,Utrecht, 2010 en Brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer inzake subsidiebeleid VWS d.d. 15 juli 2010,Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag, 2010.
 
97
Zie bijvoorbeeld: Damoiseaux, V. en A.Ph. Visser, Patiëntenvoorlichting. Een interdisciplinaire benadering, Van Gorcum, Assen/Maastricht, 1988.
 
98
Zorgonderzoek Nederland, Patiëntenplatforms in beweging, Den Haag, 1999.
 
99
NP/CF, Algemene kwaliteitscriteria; de kwaliteit van de gezondheidszorg in patiëntenperspectief, Utrecht, 1996.
 
100
Zie: Patiënten/consumentenbeleid in de zorgsector, Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1992, 22702, nr. 1 en 2. Zie ook: Beleidsbrief Patiënten/consumentenbeleid in de zorgsector, Ministerie van VWS, Den Haag, 1995.
 
101
Nederland, T. en J.W. Duyvendak, De kunst van effectieve belangenbehartiging door de patiënten- en cliëntenbeweging; de praktijk, Verwey-Jonkers Instituut, Utrecht, 2004.
 
102
Grinten, T. E.D. van der en P. Vos, ‘Gezondheidszorg’, in: Dijstelbloem, H., P.L. Meurs en E.K. Schrijvers (red.), Maatschappelijke Dienstverlening; een onderzoek naar vijf sectoren. WRR verkenning 6, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2004.
 
103
Ministerie van VWS, Met zorg kiezen, de toerusting van patiënten en consumenten in een vraaggestuurde zorg, Tweede Kamer 27807, nr. 2, 2001.
 
104
Zie hiervoor: Grit, K., H. van de Bovenkamp en R. Bal, De positie van de zorggebruiker in een veranderend stelsel; een quick scan van aandachtspunten en wetenschappelijke inzichten, iBMG/Erasmus MC, Rotterdam, 2008.
 
105
Idem, p. 7-8.
 
106
Idem, p. 116.
 
107
Kamerstukken II 2006-2007, 30800 XVI, nr. 138 & Kamerstukken II 2006-2007, 28439, nr. 98, Staatsuitgeverij, Den Haag, 2006/2007.
 
108
Programma “zeven rechten voor de cliënt” in de zorg, brief d.d. 23 mei 2008 (MC-U-2852129), Ministerie van VWS, Den Haag, 2008.
 
109
Legemaate, J., ‘Wet cliëntenrechten moet van tafel; demissionair kabinet negeert gefundeerde kritiek’, in: Medisch Contact, 65 (2010), nr. 37, p. 1827-1829.
 
110
Versterking patiënten, gehandicapten- en ouderenorganisaties, brief d.d. 23 juli 2007 (MC-U-2786197), Ministerie van VWS, Den Haag, 2007.
 
111
Notitie ‘De stem van de cliënt’, NPCF/CG-Raad/CSO, Utrecht, 19 juli 2010.
 
112
Landelijk Platform GGz/Platform VG, Notitie ‘Stem van de Client’ van PGO-top, brief aan minister Klink d.d. 2 juli 2010, Utrecht, 2010.
 
113
Verkaar, E., Strategisch gedrag van categorale patiëntenorganisaties, proefschrift, Erasumus Universiteit Rotterdam, 1991.
 
114
Trappenberg, M., Genoeg is genoeg; over gezondheidszorg en democratie, Amsterdam University Press, Amsterdam, 2008, p. 89-90.
 
115
Brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer inzake subsidiebeleid VWS d.d. 15 juli 2010, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Den Haag, 2010.
 
Metagegevens
Titel
3 Eigen initiatief
Auteur
J.M. Boot
Copyright
2013
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-313-8006-0_3