Inleiding
Methode
variabele | operationalisering |
---|---|
energiearmoede | |
LIHE en/of LILEK | Laag inkomen, hoge energierekening (LIHE) en/of laag inkomen en lage energetische kwaliteit van de woning (LILEK), gedefinieerd in de Monitor Energiearmoede als een dichotome variabele: geen of wel energiearmoede [2]. (Zie de tabel in [2] voor een technische toelichting op bronbestanden, definities en berekeningen.) |
ongunstig binnenmilieu | |
vocht, schimmel en/of gebrekkige ventilatie | Samenvoeging van twee vragen uit de regionale extra module leefomgeving bij de Gezondheidsmonitor, die betrekking hebben op de woning van de respondent in de afgelopen twaalf maanden. Aan respondenten is gevraagd aan te geven of zij het eens zijn met de volgende twee stellingen: ‘er zijn schimmel- of vochtplekken in mijn woon- of slaapkamer’ en ‘ik vind dat ik mijn huis voldoende kan ventileren’. Wanneer respondenten het eens zijn met de stelling over schimmel- of vochtplekken, en/of oneens zijn met de stelling over voldoende ventilatie van het huis, is dit beschouwd als een ongunstige binnenmilieuconditie. Dit resulteert in een dichotome variabele: geen of wel ongunstig binnenmilieu |
demografische kenmerken | |
leeftijd | De Gezondheidsmonitor is verrijkt met data van het CBS. Leeftijd van de respondent is toegevoegd in jaren, met peildatum 1 september 2022. Dit resulteert in een continue variabele |
sekse | De Gezondheidsmonitor is door het CBS verrijkt met data over de sekse van de respondent, resulterend in een categoriale variabele: man of vrouw |
type eigenaar | Deze variabele is afkomstig uit de Monitor Energiearmoede [2]. Deze variabele maakt onderscheid tussen huurders van woningcorporaties, huurders van particuliere verhuurders en eigenaren van de woning |
opleidingsniveau | De opleiding is uitgevraagd in de Gezondheidsmonitor aan de hand van één vraag: ‘wat is uw hoogst afgeronde opleiding (met diploma of getuigschrift)?’ Respondenten kunnen kiezen uit acht antwoorden. Ook zijn de data door het CBS verrijkt met opleidingsniveau, waarna beide variabelen gecombineerd worden om tot een volledige variabele te komen. Dit resulteert in een ordinale variabele: laag opleidingsniveau (lo, mavo, lbo), midden opleidingsniveau (havo, vwo, mbo), hoog opleidingsniveau (hbo, wo) |
huishouden zonder/met kinderen | Dit is uitgevraagd aan de hand van de vraag: ‘met welke personen woont u momenteel samen?’ Er zijn verschillende en meerdere antwoorden mogelijk, resulterend in verschillende variabelen met betrekking tot de huishoudsamenstelling. Voor dit onderzoek maken we gebruik van de categoriale variabele met twee categorieën: huishouden zonder of met thuiswonende kinderen |
stedelijkheid van de woongemeente | Stedelijkheidsgraad van de woongemeente van de respondent is als variabele toegevoegd aan de dataset op basis van de omgevingsadressendichtheid van de gemeente waar de respondent woont. Dat resulteert in een ordinale variabele met vijf categorieën van zeer sterk stedelijk (1) tot niet-stedelijk (5) |
gezondheidsmaten | |
score geen psychische klachten | Dit is gemeten met de MHI5, een internationale standaard voor de meting van psychische gezondheid. De MHI5 bestaat uit vijf vragen, die betrekking hebben op hoe men zich in de afgelopen vier weken heeft gevoeld. Er zijn zes antwoordopties, van voortdurend tot nooit, met een bijbehorende score van 0 tot 5. Deze is met vier vermenigvuldigd, resulterend in een somscore van 0 (zeer ongezond) tot 100 (perfect gezond). Een score van 60 of hoger duidt op psychische gezondheid [19] |
score risico op angststoornis of depressie | Dit is gemeten met de Kessler-10, een screeninginstrument voor het meten van psychische nood. Het instrument is vertaald en gevalideerd binnen de Nederlandse populatie en bestaat uit tien items, waarmee vastgesteld wordt of een respondent zich in de afgelopen vier weken nerveus, moe, hopeloos, rusteloos, down, depressief of nutteloos voelde [20]. Antwoordopties bestaan uit een vijfpuntslikertschaal van nooit tot altijd. Dit resulteert in een somscore die loopt van 10–50 punten, waarbij een hogere score wijst op een hoger risico op een angststoornis of depressie |
stress | Stress is uitgevraagd aan de hand van de volgende vraag: ‘Hebt u in de afgelopen vier weken last gehad van stress?’ Met vier antwoordcategorieën van Nee, (bijna) niet tot Ja, heel veel stress. Dit resulteert in een dichotome maat, waarin onderscheid gemaakt wordt tussen respondenten die in de afgelopen weken (heel) veel stress hebben ervaren en respondenten die in de afgelopen vier weken geen tot een beetje stress hebben ervaren |
negatief zelfbeoordeelde (ervaren) gezondheid | Dit is gemeten aan de hand van één subjectieve vraag: ‘Hoe is jouw gezondheid in het algemeen?’ Er zijn vijf antwoordopties, resulterend in drie categorieën. Zelfbeoordeelde gezondheid kan goed gemeten worden aan de hand van één item en geeft een goede indruk van de subjectieve beoordeling die iemand geeft aan zijn of haar gezondheid in het algemeen [21]. Dit resulteert in een ordinale variabele: ervaren gezondheid is zeer goed of goed, ervaren gezondheid gaat wel, ervaren gezondheid is slecht of zeer slecht. Een hogere score staat voor een negatievere (slechtere) ervaren gezondheid |
fysieke beperkingen | Dit is gemeten door twee vragen: ‘Bent u vanwege problemen met uw gezondheid beperkt in uw dagelijks leven?’ en ‘Duurt deze beperking al een half jaar of langer?’ Dit resulteert in een ordinale variabele met drie uitkomstcategorieën: nee, helemaal niet beperkt of wel (ernstig) beperkt, maar korter dan een half jaar; een half jaar of langer beperkt in het dagelijks leven vanwege gezondheidsproblemen; en een half jaar of langer ernstig beperkt in het dagelijks leven vanwege gezondheidsproblemen |
sociaal kapitaal | Dit betreft de mate van sociale samenhang in de buurt. Deze is gemeten aan de hand van vijf verschillende stellingen over de omgang in de buurt. Er is gevraagd in hoeverre respondenten het eens zijn met deze stellingen door middel van vijf antwoordcategorieën, resulterend in een somscore met een spreiding van 5 tot 25, waarin een hogere score wijst op een hoger sociaal kapitaal |
eenzaamheid | Eenzaamheid is gemeten met de De Jong Gierveld Loneliness Scale [22]. Deze schaal bestaat uit elf items met drie antwoordcategorieën, waarin wordt gevraagd in hoeverre bepaalde stellingen op de respondent van toepassing zijn (bijvoorbeeld: ‘ik mis mensen om mij heen’ of ‘ik mis een echt goede vriendin of vriend’). Antwoordcategorieën zijn ja, min of meer en nee, waarbij ja en min of meer een score van 1 krijgen en nee een score van 0, resulterend in een somscore met een range van 0–11 |
Resultaten
variabele | geen energiearmoede (ongewogen cijfers) | wel energie armoede (ongewogen cijfers) | totaal (ongewogen cijfers) | totaal (gewogen cijfers) | |
---|---|---|---|---|---|
energiearmoede (%, n) | 2,4% (384) | 3,5% (15978) | |||
ongunstig binnenmilieu (%,n) | 10,8% (1704) | 21,9% (84) | 11,0% (1788) | 12,8% (60672) | |
leeftijd (gem, sd) | 59,8 (16,9) | 62,1 (17,2) | 59,9 (16,9) | 51,91 (18,57) | |
sekse (%, n) | vrouw | 51,7% (8179) | 61,7% (237) | 51,9% (8416) | 50,7% (233389) |
type eigenaar (%, n) | huurwoning van woningcorporatie | 14,7% (2321) | 61,2% (235) | 15,8% (2556) | 19,8% (91070) |
huurwoning van overige verhuurders | 4,8% (760) | 18,2% (70) | 5,1% (830) | 6,0% (27457) | |
koopwoning | 80,5% (12745) | 20,6% (79) | 79,1% (12824) | 74,2% (341454) | |
opleidingsniveau (%, n) | laag (lo, mavo, lbo) | 35,5% (5548) | 65,0% (245) | 35,7% (5793) | 30,5% (140089) |
midden (havo, vwo, mbo) | 32,3% (5049) | 23,9% (90) | 31,7% (5139) | 34,9% (160594) | |
hoog (hbo, wo) | 32,2% (5032) | 11,1% (42) | 31,3% (5074) | 33,5% (154203) | |
huishouden met kinderen (%, n) | 24,4% (3823) | 16,7% (63) | 24% (3886) | 32,4% (153790) | |
stedelijkheid woongemeente (%, n) | 2 = sterk stedelijk | 50,9% (8048) | 52,2% (201) | 50,9% (8249) | 58,6% (269462) |
3 = matig stedelijk | 4,2% (671) | 3,6% (14) | 4,2% (685) | 3,4% (15531) | |
4 = weinig stedelijk | 37,6% (5955) | 38,8% (149) | 37,7% (6104) | 35,5% (163148) | |
5 = niet-stedelijk | 7,3% (1152) | 5,2% (20) | 7,2% (1172) | 2,6% (11840) | |
geen psychische klachten (gem, sd) | 0,78 (0,16) | 0,69 (0,29) | 0,78 (0,16) | 0,75 (0,17) | |
risico angststoornis/depressie (gem, sd) | 0,33 (0,13) | 0,41 (0,17) | 0,33 (0,13) | 0,35 (0,15) | |
stress (gem, sd) | 0,13 (0,33) | 0,20 (0,40) | 0,13 (0,34) | 0,18 (0,38) | |
zelfbeoordeelde gezondheid (%, n) | zeer goed of goed | 68,3% (10781) | 42,0% (161) | 67,5% (10942) | 68,6% (315372) |
gaat wel | 26,5% (4181) | 43,3% (166) | 26,8% (4347) | 25,2% (115796) | |
slecht of zeer slecht | 5,2% (828) | 14,6% (56) | 5,5% (884) | 6,1% (28012) | |
fysieke beperkingen (%, n) | nee, helemaal niet beperkt of wel (ernstig) beperkt, maar korter dan half jaar | 66,0% (10241) | 46,6% (173) | 64,2% (10414) | 68,06% (323144) |
ja, wel beperkt, maar niet ernstig | 29,9% (4633) | 43,9% (163) | 29,6% (4796) | 26,43% (125500) | |
ja, ernstig beperkt | 4,2% (646) | 9,4% (35) | 4,20% (681) | 4,19% (19879) | |
sociaal kapitaal (gem, sd) | 20,32 (3,91) | 18,72 (4,47) | 20,29 (3,93) | 19,57 (4,05) | |
eenzaamheid (gem, sd) | 3,09 (3,32) | 4,69 (3,81) | 3,13 (3,34) | 3,30 (3,45) |