Menig verpleegkundige zal de plaatjes misschien nog wel kennen: van habijt en japon naar jurk en broekpak. Het boek ‘Handen uit de mouwen’ dat onlangs verscheen geeft een fraai beeld van hoe het uniform van verpleegkundigen zich de afgelopen 150 jaar heeft ontwikkeld. Een uitgave van de Stichting Historisch Verpleegkundig Bezit.
Vooral de foto’s in het boek zijn aansprekend. Wat te denken van de nonnen en paters, de zuster in spijkerbroek en de wijkverpleegsters op de fiets? Het boek Handen uit de mouwen. 150 jaar verpleegkundig uniform in Nederland is rijk geïllustreerd en geeft een fantastisch beeld van het uniform door de jaren heen.
Verder wordt de geschiedenis van het uniform uitgebreid uit de doeken gedaan, waarbij de auteurs Cecile aan de Stegge, Catharina Th. Bakker en Kitty de Leeuw redelijk volledig zijn. Wie wil weten hoe het zit, heeft met dit boek een rijke gids in handen. Zo wordt duidelijk dat aanvankelijk alleen in rooms-katholieke godshuizen uniforme kleding werd gedragen: het habijt met kap (zusters) of de pij (broeders), waarmee onder andere de geloften van armoede en zuiverheid tot uitdrukking werden gebracht. Met de komst van het protestantse diaconessenwerk (in Nederland in 1844) werd voor het eerst ook in niet-katholieke kring uniforme kleding voor verpleegsters ingevoerd: diaconessen droegen een eenvoudige zwarte jurk met pelerine. De dracht vertoonde enige gelijkenis met het habijt, maar dan zonder de kappen.
Herkenbaarheid
Toen in 1867 het Nederlandse Rode Kruis werd opgericht, ontstond een grotere behoefte aan herkenbaarheid van verplegend personeel, zowel mannen als vrouwen. En toen enkele ziekenhuizen een eigen verpleegopleiding begonnen werd het uniform mét insigne steeds belangrijker. Het uniform onderscheidde het verplegend personeel van de andere werknemers in de zorginstelling. Daarnaast was de rang van de betrokkenen eraan af te lezen: leerlingen hadden een eigen versie van het uniform en hoofdzusters eveneens.
Geborsteld
Om te voorkomen dat besmettingen van de ene patiënt op de andere werden overgebracht, moest het uniform aan hygiënische eisen voldoen. Witte kraagjes, manchetten (bij religieuzen: hele mouwen) en schorten die over de japon gedragen werden, zorgden voor een propere uitstraling. Ze konden apart van de japon of het habijt worden verwisseld en heet gewassen. Habijten werden niet vaak gewassen; meestal werden ze geborsteld en uitgehangen. Japonnen van lekenverpleegsters werden wel gewassen. In de loop der tijd werden de japonnen steeds vaker gemaakt van gladde en goed wasbare stof. Keizerslinnen (een soort katoen met een piepklein ingeweven ruitje, meestal in blauw en wit) was bijvoorbeeld lange tijd een populair materiaal.
Hoewel er geregeld over werd gesproken, kwam het nooit tot één uniform voor alle Nederlandse verplegenden, zo leert het boek. In Handen uit de mouwen laten de auteurs vooral zien hoe het verpleegkundig uniform in 150 jaar veranderde onder invloed van sociale en culturele tendensen. Zij willen de lezer laten kennismaken met de herkomst en de betekenis van het uniform. En dat is gelukt.
Handen uit de mouwen. 150 jaar verpleegkundig uniform in Nederland
Cecile aan de Stegge, Kitty de Leeuw en Catharina Th. Bakker (red); € 19,95 Klik hier
Auteur(s): Adri van Beelen