Samenvatting
In de klinische praktijk blijkt de anamnese vaak een stuk lastiger dan gedacht. Je hebt jarenlang geoefend op (vaak simulatie)patiënten met een eenduidige klacht zoals pijn in de buik of een loopoor. Maar nu, als coassistent, in witte jas, zittend naast het bed van de patiënt, zit je met de handen in het haar. De patiënt weet eerlijk gezegd zelf niet precies waarvoor hij hier nu ligt, is wat verward, heeft veel klachten tegelijk, of juist na elkaar, want gedurende de ziekenhuisopname deden zich complicaties voor. Mogelijk is de diagnose allang bekend (denk je…) of komt de patiënt gewoon op afspraak voor de afgesproken chemokuur. Hoe ga je hier een zinvol gesprek van maken, welk doel dient dit gesprek, hoe breng je structuur aan? Dit hoofdstuk geeft je handvatten voor hoe je dit gesprek vormgeeft, hoe je zelf anamnesedoelen bepaalt en soms fantasievol met de anamnesestructuur kunt omgaan om te bereiken wat je wilde: een zinvol gesprek.