Skip to main content
Top
Gepubliceerd in: Tijdschrift voor Urologie 2-3/2018

Open Access 10-01-2018 | Artikel

Een α‑adrenerge receptorantagonist als behandeling van blaasontledigingsklachten bij vrouwen: Feit of fictie?

Auteurs: drs. Marlous L. E. Vermeulen, drs. Kevin L. J. Rademakers, drs. Cees van de Beek

Gepubliceerd in: Tijdschrift voor Urologie | Uitgave 2-3/2018

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail
insite
ZOEKEN

Samenvatting

De behandeling van blaasontledigingsklachten bij vrouwen bestaat momenteel uit bekkenbodemfysiotherapie en intermitterende zelfkatheterisatie. Dit artikel betreft de effectiviteit van een α1-adrenerge receptorantagonist bij deze vrouwen. Hiertoe hebben wij gekeken naar de recente literatuur en de uitkomst van 11 klinische studies. De resultaten van de verschillende studies laten zien dat bij de interventiegroep de International Prostate Symptoms Score (IPSS), evenals de Qmax en de, PdetQmax significant verbeteren en het residu significant vermindert. In de onderzoeken met een placebogroep verbeterden de urodynamische parameters echter niet significant. Mede gezien de in-vitro-effectiviteit, het minimale bijwerkingenprofiel en de huidige bewijskracht, valt bij vrouwen met blaasontledigingsklachten behandeling met een α1-adrenerge receptorantagonist te overwegen. De bewijskracht hiervoor is echter matig, mede door de uiteenlopende uitkomstmaten in de verschillende studies en het ontbreken van voldoende gerandomiseerde studies.

Introductie

Klachten van de lage urinewegen (lower urinary tract symptoms (LUTS)) bij vrouwen zijn een onderbelicht thema binnen de algemene urologie. In de bestaande literatuur over dit onderwerp wordt met name gesproken over blaasvullingsklachten en minder over blaasontledigingsklachten. Echter, op het Pelvic Care spreekuur in het Maastricht Universitair Medisch Centrum presenteert ongeveer 30 % van de vrouwen zich met juist de blaasontlediging als hoofdklacht. De klachten variëren dan van bemoeilijkte mictie, hesitatie, zwakke straal, residugevoel of recidiverende urineweginfecties (UWI) (bij residuen). Een onvolledige evacuatie van de blaas kan bij deze vrouwen leiden tot een retentieblaas, met in enkele gevallen nierfalen als gevolg.
Problemen met blaasontlediging bij vrouwen kunnen berusten op een anatomische of functionele blaas outflow obstructie (BOO) of op detrusor-onderactiviteit (DO). Bij blaasontledigingsklachten door DO, is sprake van een disfunctie van de blaas(spier) bij een aantoonbaar normale urethrale weerstand. Men spreekt van een anatomische BOO als de blaasontlediging gehinderd wordt door bijvoorbeeld een prolaps of meatusstenose. Een anatomische BOO kan echter ook iatrogeen zijn, zoals (tijdelijk) na het plaatsen van een mid-urethrale sling. Een functionele BOO wordt veroorzaakt door inadequate relaxatie van de bekkenbodemspieren. Voor vrouwen bij wie geen anatomische obstructie gevonden wordt of bij wie operatief ingrijpen onwenselijk is, blijven weinig behandelopties over. Bekkenbodemfysiotherapie is niet altijd effectief en indien de mictieklachten aanleiding geven tot residuen, is zelfkatheterisatie uiteindelijk de enig overblijvende behandeling. Zelfkatheterisatie is echter niet bij iedere patiënte gewenst of mogelijk.
Bij de behandeling van blaasontledigingsklachten bij vrouwen is op dit moment nog nauwelijks ruimte voor medicatie. Mannen met blaasontledigingsklachten op basis van benigne prostaatvergroting (BPE) worden daarentegen veelvuldig medicamenteus behandeld. Conform de EAU-richtlijn Treatment of non-neurogenic Male LUTS kan een α1-adrenerge receptorantagonist, zoals tamsulosine, worden gestart om de blaashals en urethra prostatica deels te relaxeren [1].
Verscheidene studies hebben aangetoond dat ook de vrouwelijke urethra α1-receptoren bevat [24]. Uit in-vitro-onderzoeken bij vrouwtjeskonijnen blijkt dat er middels stimulatie van deze α1-receptoren door noradrenaline-receptorantagonist in de urethra een rustspanning wordt gewaarborgd. Een α1-adrenerge receptorantagonist vermindert in deze onderzoeken de urethrale druk [5, 6]. Dit is ook aangetoond in een dierstudie met vrouwtjeshonden en in een studie met gezonde vrouwelijke proefpersonen [7, 8]. Een α1-adrenerge receptorantagonist zou dus theoretisch gezien, de mictie kunnen vergemakkelijken door afname van de urethrale weerstand. Of een α1-adrenerge receptorantagonist in de kliniek werkzaam is bij vrouwen met blaasontledigingsklachten is nog onduidelijk; de urethra is immers kort, en bij de mictie van de vrouw spelen ook de bekkenbodemspieren een significante rol. Daarbij zal het effect van α1-adrenerge receptorantagonisten bij patiënten met BOO en met DO mogelijk verschillen, omdat de rol van de α1-adrenerge receptor bij DO nog niet volledig duidelijk is.
Doel van dit artikel is de bewijskracht te inventariseren voor de behandeling van blaasontledigingsklachten bij vrouwen met α1-adrenerge receptorantagonisten, deze bewijskracht samen te vatten en een aanbeveling te doen voor de dagelijkse praktijk.

Materiaal en methode

Voor dit artikel hebben wij gezocht in PubMed met de zoektermen α‑blockers’ [AND] ‘female’ [OR] ‘women’ [AND] ‘lower urinary tract symptoms’. Daarna zijn de Engelstalige artikelen geselecteerd over studies naar de behandeling van vrouwen met blaasontledigingsklachten met een α1-adrenerge receptorantagonist. Artikelen waarin met name blaasvullingsklachten centraal stonden, zijn geëxcludeerd. Er is ook gekeken naar de referenties van de geselecteerde artikelen.
Wij vonden 11 studies waarin een α1-adrenerge receptorantagonist werd toegepast als interventie bij vrouwelijke patiënten met blaasontledigingsklachten: zes prospectieve onderzoeken en vijf gerandomiseerde klinische studies (RCT’s), waarvan er drie placebogecontroleerd waren. Ook vonden wij één review.

Onderzoekspopulatie

De 1.032 vrouwen uit de geselecteerde artikelen waren gemiddeld 25,3–63,8 jaar en hadden allen een bepaalde vorm van mictieklachten. De diagnoses en de inclusiecriteria waren echter zeer divers (tab. 1). In de meeste publicaties betrof het patiënten met LUTS met de diagnose BOO, die werd gedefinieerd als een Qmax (maximale flowsnelheid) < 12 of 15 ml/s en/of een PdetQmax (detrusordruk tijdens de Qmax) > 20 cmH2O (lage flow en hoge druk). In sommige studies vond inclusie enkel plaats op basis van de International Prostate Symptoms Score (IPSS) > 8. Het residu na mictie werd op verschillende manieren als inclusiecriteria gebruikt. Twee artikelen baseerden hun diagnose BOO op het mictiecystogram. Eén artikel includeerde ook patiënten met DO, dat werd gedefinieerd als Qmax ≤ 15 ml/s en een PdetQmax < 20 cmH2O (lage flow en lage druk). De follow-up varieerde van 4 weken t/m 1 jaar en de onderzoekspopulaties liepen uiteen van 15 t/m 364 patiënten.

Interventie

De interventie bestond in 8 van de 11 artikelen uit tamsulosine, dan wel in combinatie, dan wel in vergelijking met een ander middel (prazosine) of behandelmethode (biofeedback). De dosering van tamsulosine varieerde van 0,2–0,4 mg. Drie artikelen gebruikten terazosine als interventie in een dosering van 1–10 mg.

Uitkomstmaten

Het effect van de α1-adrenerge receptorantagonist werd uitgedrukt als de IPSS of de American Urological Association Symptom Score (AUASS), en de Qmax, de Pdet, de PdetQmax, de urethrale druk, het residu na mictie en de blaascapaciteit, dan wel het mictievolume, zoals beschreven in tab. 1.
Tabel 1
Overzicht van de geïncludeerde artikelen
naam eerste auteur, jaar
n
FU
inclusiecriteria
exclusiecriteria
interventie
uitkomsten
Chang et al. 2008 [9]
(prospectief)
 97
6 wkn
blaasontledigingsklachten: BOO (Qmax ≤ 15 ml/s + PdetQmax ≥ 20 cmH2O) of DU (Qmax ≤ 15 ml/s + PdetQmax < 20 cmH2O)
anatomische obstructie, niet-contractiele detrusor, CIC, bepaald medicatiegebruik
0,2 mg
tamsulosine
– IPSS van 20,2 → 14,8
– Qmax van 10,4 → 14,1 ml/s
– residu van 123,1 → 71,1 ml
– meer effect bij patiënten met BOO dan met DU
Lee et al. 2008 [10]
(prospectief)
106
8 wkn
IPSS ≥ 15, Qmax ≤ 12 ml/s en/of residu na mictie ≥ 150 cc
neurogene oorzaak, anatomische obstructie, recidiverende UWI’s, operaties, bepaalde medicatie
0,2 mg
tamsulosine
– IPSS van 23,9 → 16,1
– Qmax van 10,2 → 13,5 ml/s
– residu van 69,1 → 39,9 ml
– blaascapaciteit onveranderd
– geen significant verschil in uitkomst tussen de mate van obstructie
Kim et al. 2014 [11]
(prospectief)
296
4 wkn
LUTS: IPSS ≥ 8, Qmax ≤ 15 ml/s, nycturie minstens 1×/nacht
depressieve klachten, gebruik van psychische medicatie, detrusor-sfincterdissynergie, anatomische obstructie, nachtelijke polyurie
0,2 mg
tamsulosine
– IPSS van 15,2 → 13,6
– Qmax van 13,3 → 20,4 ml/s
– residu van 75,3 → 54,8 ml
Constantini, 2008 [12]
(prospectief)
 63
>30 dgn
BOO: blaasontledigingsklachten met een Qmax < 12 ml/s en/of residu > 50 % van het mictievolume
neurologische aandoeningen of anatomische obstructie
0,4 mg
tamsulosine
– Qmax van 14 → 18,2 ml/s
– residu van 50,6 → 29,6 ml
– mictievolume onveranderd
– recidiverende urineweginfecties bij 81 % verminderd met > 50 %
Pischedda 2005 [13]
(prospectief)
 18
1 mnd
blaashalsstenose: Qmax < 12 ml/s, PdetQmax > 40 cmH2O, geen EMG-activiteit in de sfincter en tunneling op het mictiecystogram, residu ≥ 60 cc
neurologische aandoeningen, anatomische obstructie, gebruik van bepaalde medicatie, eerdere chirurgie, zwangerschap
0,4 mg
tamsulosine
– Qmax van gemiddeld 10,6 → 15,1 ml/s
– PdetQmax van 79,1 → 59,6 cmH2O
– residu van gemiddeld 145,2 → 80,4 ml
Kessler et al. 2006 [14]
(prospectief)
 15
2 wkn
BOO: Qmax < 12 ml/s, PdetQmax > 20 cmH2O
neurologische oorzaak of anatomische obstructie
1–5 mg
terazosine
– 10/15 patiënten > 50 % subjectieve verbetering
– MUCP van 98 → 70 cmH2O
– Qmax van 9 → 20 ml/s
– Pdet-max van 45 → 35 cmH2O
– PdetQmax van 34 → 27 cmH2O
– mictievolume van 300 → 340 ml
– residu van 120 → 40 ml
Hajebrahimi et al. 2011 [15]
(RCT)
 40
3 mnd
blaasontledigingsklachten, AUASS > 8, Qmax < 12 ml/s, residu > 50 ml
onder andere neurologische oorzaak of anatomische obstructie
0,4 mg
tamsulosine
versus
1–2 mg
prazosine
– significante verbetering van AUASS + urodynamische parameters
– minder bijwerkingen van tamsulosine en daarom superieur
Pummangura et al. 2007 [16]
(RCT + placebo)
140
1 mnd
LUTS; IPSS ≥ 8
zwangerschap, stressincontinentie, neurologische aandoening
0,2 mg
tamsulosine
versus
placebo
– significant verschil t.a.v. verbetering in IPSS in het voordeel van tamsulosine
– geen significant verschil in verbetering in Qmax
Low et al. 2008 [17]
(RCT + placebo)
100
14 wkn
LUTS sinds > 1 maand met IPSS > 8
zwangerschap, eerdere operaties, bepaalde medicijnen, anatomische obstructie
1–2 mg
terazosine
versus
placebo
– significant verschil t.a.v. verbetering in IPSS in het voordeel van terazosine
– geen significant verschil in verbetering in Qmax en residu
Lepor et al. 1996 [18]
(RCT + placebo)
 29
2 wkn
LUTS met AUASS > 8, residu < 300 ml
recidiverende UWI’s of urine-incontinentie
tot 10 mg
terazosine
versus
placebo
– geen significant verschil t.a.v. de verbetering in AUASS of Qmax
Minardi et al. 2015 [19]
(RCT + placebo)
128
1 jr
< 40 jaar met recidiverende UWI’s en disfunctionele mictie op het video-UDO en perineale echo (criteria onbekend)
anatomische obstructie
0,4 mg
tamsulosine
± biofeedback
versus
placebo
– betere resultaten van tamsulosine in combinatie met biofeedback
– significante verbetering in AUASS + urodynamische resultaten die niet significant waren in de placebogroep
– significante daling van de incidentie van UWI
n aantal patiënten, FU follow-up, LUTS ‘lower urinary tract’-symptomen, BOO bladder outflow obstruction, Qmax maximale kracht van de urinestraal, PdetQmax detrusordruk bij Qmax, DU detrusor-onderactiviteit, CIC clean intermittent catheterisation (intermitterende zelfkatheterisatie), IPSS International Prostate Symptoms Score, UWI urineweginfectie, RCT randomized controlled trial, Pdet detrusordruk, UDO urodynamisch onderzoek, AUASS American Urological Association Symptom Score, MUCP maximum urethral closure pressure

Resultaten

Drie prospectieve onderzoeken keken naar de verbetering in de IPSS na behandeling met 0,2 mg tamsulosine. Er werd een significante daling gevonden van gemiddeld 5 punten [911]. Urodynamisch gezien leidde in alle prospectieve onderzoeken tamsulosine tot een significante verbetering van de Qmax met 3,3–7,1 ml/s, en in de studie waarin 1–5 mg terazosine werd gegeven zelfs met 11,1 ml/s [914]. De PdetQmax werd in twee prospectieve studies onderzocht en daalde in de ene studie met 10 cmH2O en in de andere studie met 20 cmH2O [13, 14]. Het residu na mictie nam met circa een derde af, terwijl het mictievolume nagenoeg gelijk bleef. Subjectief had 84 % van de vrouwen baat bij de behandeling [10]. In één studie, waarin onderscheid werd gemaakt tussen blaasontledigingsklachten door DO of door BOO, werd geconcludeerd dat de patiënten met BOO meer baat hebben bij de behandeling dan de patiënten met DO [9]. De mate van obstructie, gemeten met de PdetQmax ten opzicht van de Qmax, had geen invloed op de effectiviteit van de α1-adrenerge receptorantagonist [10].
In de vijf RCT’s [1519] werden vergelijkbare verbeteringen beschreven, maar in vier van de vijf van RCT’s met een placebogroep verbeterden niet alle uitkomstmaten significant [1619]. In de studie van Lepor en Theune verbeterde de AUASS bijvoorbeeld niet significant [18]. Minardi et al. vonden op de AUASS wel een significant verschil, maar hun onderzoekspopulatie bestond uit patiënten met recidiverende urineweginfecties en een disfunctionele mictie in plaats van LUTS, en een AUASS die al bij inclusie hoger was [19]. In de twee andere RCT’s, waarin patiënten middels de IPSS werden gevolgd, werd wel een significante verschil in daling op die score aangetoond in het voordeel van de interventiegroep [16, 17]. De urodynamische onderzoeken toonden echter in drie van de vier placebogecontroleerde trials geen significant verschil, maar wel in het artikel met de langste follow-up (1 jaar) [19].
Een review uit 2014 met 14 prospectieve onderzoeken en één retrospectief onderzoek benadrukte reeds de mogelijke effectiviteit van α1-adrenerge receptorantagonisten (tamsulosine, terazosine, prazosine of alfuzosine) bij vrouwen met LUTS [20]. Hierbij moet worden vermeld dat het in deze studies zowel blaasvullingsklachten als -ontledigingsklachten betrof.

Discussie

Zoals hiervoor beschreven, lopen de inclusiecriteria in de geselecteerde studies sterk uiteen. Dit komt omdat er nog geen eenduidig definitie is voor blaasontledigingsklachten bij vrouwen [21]. Want hoewel elke onderzoekspopulatie genoemde had, werden er verschillende diagnoses gesteld. Daarmee zijn de uitgangswaarden en dus de resultaten niet met elkaar te vergelijken. Omdat aan blaasontledigingsklachten verschillende oorzaken ten grondslag liggen, liggen ook de onderzoeksresultaten ver uit elkaar.
Daarnaast is het nog onduidelijk wat de klinische effectiviteit is van een α1-adrenerge receptorantagonist bij vrouwen met blaasontledigingsklachten. Er is namelijk in de prospectieve onderzoeken wel een significante verbetering ten aanzien van de urodynamische resultaten, maar of de patiënten daarmee dan ook voldoende geholpen zijn, blijft onduidelijk. De subjectieve klachten verbeteren significant bij gebruik van een α1-adrenerge receptorantagonist, maar het is niet zeker of het ook een interventie is om intermitterend katheteriseren te voorkomen als er sprake is van een aanzienlijk residu. Het residu na mictie verbetert dan wel in alle prospectieve onderzoeken significant, maar de omvang van het residu was zowel voor als na de interventie rond de 100 cc, dus er bestaat twijfel over de klinische significantie van dit resultaat.
Als laatste valt nog te benoemen dat de placebogecontroleerde onderzoeken andere resultaten laten zien dan de prospectieve onderzoeken. De urodynamische resultaten verbeteren in de eerste onderzoeken namelijk niet significant ten opzichte van de placebogroep. De urodynamische waarden behoorden in de RCT’s echter niet tot de inclusiecriteria en lagen in de RCT’s bovendien aanzienlijk hoger dan in de prospectieve onderzoeken. Er wordt wel een significant verschil gezien in de IPSS, maar de IPSS is niet gevalideerd voor LUTS bij vrouwen. Dus zowel de huidige prospectieve onderzoeken als de RCT’s zijn van onvoldoende kwaliteit om voldoende bewijskracht te leveren voor een α1-adrenerge receptorantagonist bij vrouwen met blaasontledigingsklachten.

Conclusie

Uit de resultaten van de onderzochte artikelen valt te concluderen dat de α1-adrenerge receptorantagonist, mede door de uiteenlopende inclusiecriteria en uitkomstmaten in de verschillende studies, nog altijd fictie is bij de behandeling van vrouwen met blaasontledigingsklachten. Er is onvoldoende bewijskracht om de vermeende effectiviteit aan te tonen. Eensgezindheid hierover en nieuwe gerandomiseerde placebogecontroleerde studies met homogene patiëntengroepen en een follow-up die voldoende lang is, zijn nodig om vast te kunnen stellen of de effectiviteit van een α1-adrenerge receptorantagonist voor vrouwen met blaasontledigingsklachten een feit is. Ondanks de huidige matige bewijskracht is off-labelgebruik van een α1-adrenerge receptorantagonist te overwegen bij vrouwen met blaasontledigingsklachten, bij wie bekkenbodemfysiotherapie onvoldoende effect heeft, in een poging intermitterende zelfkatheterisatie uit te stellen of te voorkomen, mede gezien het minimale bijwerkingenprofiel van dit middel.
Open Access This article is distributed under the terms of the Creative Commons Attribution 4.0 International License (http://​creativecommons.​org/​licenses/​by/​4.​0/​), which permits unrestricted use, distribution, and reproduction in any medium, provided you give appropriate credit to the original author(s) and the source, provide a link to the Creative Commons license, and indicate if changes were made.
share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Onze productaanbevelingen

Tijdschrift voor Urologie

Het Tijdschrift voor Urologie is het enige peer-reviewed Nederlandstalige tijdschrift in het vakgebied. Het verschijnt 8 keer per jaar en bevat naast wetenschappelijke artikelen ook case-reports en de abstracts van de voor- en najaarsvergaderingen van de NVU.

Literatuur
1.
go back to reference Oelke M, Bachmann A, Descazeaud A, et al. EAU Guideline on the treatment and follow-up of non-neurogenic male lower urinary tract symptoms including benign prostatic obstruction. Eur Urol. 2013;64:118–40.CrossRefPubMed Oelke M, Bachmann A, Descazeaud A, et al. EAU Guideline on the treatment and follow-up of non-neurogenic male lower urinary tract symptoms including benign prostatic obstruction. Eur Urol. 2013;64:118–40.CrossRefPubMed
2.
go back to reference Nasu K, Moriyama N, Fukasawa R, et al. Quantification and distribution of α1-adrenoceptor subtype mRNAs in human proximal urethra. Br J Pharmacol. 1998;123:1289–93.CrossRefPubMedPubMedCentral Nasu K, Moriyama N, Fukasawa R, et al. Quantification and distribution of α1-adrenoceptor subtype mRNAs in human proximal urethra. Br J Pharmacol. 1998;123:1289–93.CrossRefPubMedPubMedCentral
3.
go back to reference Alberts P, Bergström PAC, Fredrickson G. Characterision of the functional α‑adrenoceptor subtype in the isolated female pig urethra. Eur J Pharmacol. 1999;371:31–8.CrossRefPubMed Alberts P, Bergström PAC, Fredrickson G. Characterision of the functional α‑adrenoceptor subtype in the isolated female pig urethra. Eur J Pharmacol. 1999;371:31–8.CrossRefPubMed
4.
go back to reference Canda AE, Cinar MG, Turna B, Sahin MO. Pharmacologic targets on the female urethra. Urol Int. 2008;80:341–54.CrossRefPubMed Canda AE, Cinar MG, Turna B, Sahin MO. Pharmacologic targets on the female urethra. Urol Int. 2008;80:341–54.CrossRefPubMed
5.
go back to reference Taki N, Taniguchi T, Okada K, et al. Evidence for predominant mediation of α1-adrenoceptor in the tonus of entire urethra of women. J Urol. 1999;162:1829–32.CrossRefPubMed Taki N, Taniguchi T, Okada K, et al. Evidence for predominant mediation of α1-adrenoceptor in the tonus of entire urethra of women. J Urol. 1999;162:1829–32.CrossRefPubMed
6.
7.
go back to reference Ohtake A, Sato S, Sasamata M, Miyata K. Effects of tamsulosine on resting urethral pressure and arterial blood pressure in anaesthetized female dogs. J Pharm Pharmacol. 2006;58:345–50.CrossRefPubMed Ohtake A, Sato S, Sasamata M, Miyata K. Effects of tamsulosine on resting urethral pressure and arterial blood pressure in anaesthetized female dogs. J Pharm Pharmacol. 2006;58:345–50.CrossRefPubMed
8.
go back to reference Reitz A, Haferkamp A, Kyburz T, et al. The effect of tamsulosin on the resting tone and the contractile behavior of the female urethra: a functional urodynamic study in healthy women. Eur Urol. 2004;46:235–40.CrossRefPubMed Reitz A, Haferkamp A, Kyburz T, et al. The effect of tamsulosin on the resting tone and the contractile behavior of the female urethra: a functional urodynamic study in healthy women. Eur Urol. 2004;46:235–40.CrossRefPubMed
9.
go back to reference Chang SJ, Chiang IN, Yu HJ. The effectiveness of tamsulosin in treating women with voiding difficulty. Int J Urol. 2008;15:981–5.CrossRefPubMed Chang SJ, Chiang IN, Yu HJ. The effectiveness of tamsulosin in treating women with voiding difficulty. Int J Urol. 2008;15:981–5.CrossRefPubMed
10.
go back to reference Lee KS, Han DH, Lee YS, et al. Efficacy and safety of tamsulosin for the treatment of non-neurogenic voiding dysfunction in females: a 8-week prospective study. J Korean Med Sci. 2010;25:117–22.CrossRefPubMed Lee KS, Han DH, Lee YS, et al. Efficacy and safety of tamsulosin for the treatment of non-neurogenic voiding dysfunction in females: a 8-week prospective study. J Korean Med Sci. 2010;25:117–22.CrossRefPubMed
11.
go back to reference Kim SO, Choi HS, Kwon D. The α1-adrenoceptor antagonist tamsulosin for the treatment of voiding symptoms improves nocturia and sleep quality in women. Urol J. 2014;11:1636–41.PubMed Kim SO, Choi HS, Kwon D. The α1-adrenoceptor antagonist tamsulosin for the treatment of voiding symptoms improves nocturia and sleep quality in women. Urol J. 2014;11:1636–41.PubMed
12.
go back to reference Constantini E, Lazzeri M, Bini V, et al. Open-label, longitudinal study of tamsulosin for functional bladder outlet obstruction in women. Urol Int. 2009;83:311–5.CrossRef Constantini E, Lazzeri M, Bini V, et al. Open-label, longitudinal study of tamsulosin for functional bladder outlet obstruction in women. Urol Int. 2009;83:311–5.CrossRef
13.
go back to reference Pischedda A, Pirozzi Farina F, et al. Use of a‑blockers in female functional bladder neck obstruction. Urol Int. 2005;74:256–61.CrossRefPubMed Pischedda A, Pirozzi Farina F, et al. Use of a‑blockers in female functional bladder neck obstruction. Urol Int. 2005;74:256–61.CrossRefPubMed
14.
go back to reference Kessler TM, Studer UE, Burkhard FC. The effect of terazosin on functional bladder outlet obstruction in women: a pilot study. J Urol. 2006;176:1487–92.CrossRefPubMed Kessler TM, Studer UE, Burkhard FC. The effect of terazosin on functional bladder outlet obstruction in women: a pilot study. J Urol. 2006;176:1487–92.CrossRefPubMed
15.
go back to reference Hajebrahimi S, Asrbadr YA, Azaripour A, Sadeghi-Bazargani H. Effect of tamsulosine versus prazosin on clinical and urodynamic parameters in women with voiding difficulty: a randomized clinical trial. Int J Gen Med. 2011;4:35–9.CrossRefPubMedPubMedCentral Hajebrahimi S, Asrbadr YA, Azaripour A, Sadeghi-Bazargani H. Effect of tamsulosine versus prazosin on clinical and urodynamic parameters in women with voiding difficulty: a randomized clinical trial. Int J Gen Med. 2011;4:35–9.CrossRefPubMedPubMedCentral
16.
go back to reference Pammangura N, Kochakarn W. Efficacy of tamsulosin in the treatment of lower urinary tract symptoms (LUTS) in women. Asian J Surg. 2007;30:131–7.CrossRef Pammangura N, Kochakarn W. Efficacy of tamsulosin in the treatment of lower urinary tract symptoms (LUTS) in women. Asian J Surg. 2007;30:131–7.CrossRef
17.
go back to reference Low BY, Liong ML, Yuen KH, et al. Terazosin therapy for patients with female lower urinary tract symptoms: a randomized, double-blind, placebo controlled trial. J Urol. 2008;179:1461–9.CrossRefPubMed Low BY, Liong ML, Yuen KH, et al. Terazosin therapy for patients with female lower urinary tract symptoms: a randomized, double-blind, placebo controlled trial. J Urol. 2008;179:1461–9.CrossRefPubMed
18.
go back to reference Lepor H, Theune C. Randomized double-blind study comparing the efficacy of terazosin versus placebo in women with prostatism-like symptoms. J Urol. 1995;154:116–8.CrossRefPubMed Lepor H, Theune C. Randomized double-blind study comparing the efficacy of terazosin versus placebo in women with prostatism-like symptoms. J Urol. 1995;154:116–8.CrossRefPubMed
19.
go back to reference Minardi D, Pellegrinelli F, Conti A, et al. α1-blockers for the treatment of recurrent urinary tract infections in women with dysfunctional voiding: a prospective randomized study. Int J Urol. 2015;22:115–21.CrossRefPubMed Minardi D, Pellegrinelli F, Conti A, et al. α1-blockers for the treatment of recurrent urinary tract infections in women with dysfunctional voiding: a prospective randomized study. Int J Urol. 2015;22:115–21.CrossRefPubMed
20.
go back to reference Boyd K, Hilas O. α‑Adrenergic blockers for the treatment of lower-urinary-tract symptoms and dysfunction in women. Ann Pharmacother. 2014;48:711–22.CrossRefPubMed Boyd K, Hilas O. α‑Adrenergic blockers for the treatment of lower-urinary-tract symptoms and dysfunction in women. Ann Pharmacother. 2014;48:711–22.CrossRefPubMed
21.
go back to reference Gammie A, Kirschner-Hermanns R, Rademakers K. Evaluation of obstructed voiding in the female: how close are we to a definition? Curr Opin Urol. 2015;25:292–5.PubMed Gammie A, Kirschner-Hermanns R, Rademakers K. Evaluation of obstructed voiding in the female: how close are we to a definition? Curr Opin Urol. 2015;25:292–5.PubMed
Metagegevens
Titel
Een α‑adrenerge receptorantagonist als behandeling van blaasontledigingsklachten bij vrouwen: Feit of fictie?
Auteurs
drs. Marlous L. E. Vermeulen
drs. Kevin L. J. Rademakers
drs. Cees van de Beek
Publicatiedatum
10-01-2018
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Gepubliceerd in
Tijdschrift voor Urologie / Uitgave 2-3/2018
Print ISSN: 2211-3037
Elektronisch ISSN: 2211-4718
DOI
https://doi.org/10.1007/s13629-017-0195-y

Andere artikelen Uitgave 2-3/2018

Tijdschrift voor Urologie 2-3/2018 Naar de uitgave

Editorial

Onbegrepen