Gepubliceerd in:
2015 | OriginalPaper | Hoofdstuk
10. Dwangstoornissen
Samenvatting
Dwangpatiënten slagen er niet in herhaalde, ongewilde gedachten en/of handelingen te onderbreken of te stoppen. De dwanggedachten roepen hevige angst en spanning op, die ze met dwanghandelingen proberen te verminderen. Daardoor blijven op de langere termijn de dwanggedachten echter in stand.
Onderscheiden worden: de obsessieve-compulsieve stoornis (OCS), excoriatiestoornis (huidpulkstoornis), trichotillomanie (haaruittrekstoornis), morfodysfore stoornis (ingebeelde lelijkheid) en verzamelstoornis (dwangmatig verzamelen). De mate waarin patiënten dit gedrag ervaren als storend en niet bij henzelf passend, verschilt per stoornis. OCS, trichotillomanie en excoriatiestoornis worden veelal meer als ik-vreemd (egodystoon) ervaren. Patiënten met een morfodysfore stoornis vinden hun gedrag misschien wel wat overdreven, maar ook wel weer bij hen passen. Mensen met een verzamelstoornis ervaren het verzamelen van spullen als iets wat ze zelf graag lijken te willen (egosyntoon). Hun hardnekkige gedachten over het verzamelen komen in de buurt van een waan.
De behandeling van dwangstoornissen bestaat vooral uit exposure met responspreventie: blootstelling aan situaties die dwanggedachten oproepen zonder dat de patiënt de dwanghandelingen mag uitvoeren. Daarnaast worden dwanggedachten vaak met cognitieve gedragstherapie in de werkelijkheid getoetst op hun houdbaarheid. Bij een excoriatiestoornis en trichotillomanie staat het aanleren van zelfcontrole centraal, waardoor ze hun ongewenste gewoonte beter leren beheersen.