Skip to main content
Top

2016 | Boek | 5. editie

Doelgericht begeleiden in de psychiatrie

Basale gedragstherapeutische vaardigheden

Auteurs: Mark van der Gaag, Jenneke van der Plas

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Doelgericht begeleiden in de psychiatrie is gebaseerd op twee belangrijke principes: het stellen van positieve en concrete doelen; en het vergroten van de autonomie van de patiënt. Door de heldere opzet vormt het boek een onmisbare handleiding voor verpleegkundigen. Daarnaast is het aan te bevelen voor andere professionals die met de begeleiding van psychiatrische patiënten te maken hebben.

Het boek is opgebouwd uit twee delen:
Deel 1 behandelt de training van persoonlijke vaardigheden, waarbij sociale bekrachtiging het kernpunt is. In de omgang met patiënten die slechts weinig veranderen, helpt zelfbekrachting om gemotiveerd en opgewerkt te blijven werken. Vanzelfsprekend komen communicatie vaardigheden van de hulpverlener aan de orde: goed luisteren, onderhandelen met positieve resultaten, motivatie tot verandering.

In deel 2 worden de cognitieve vaardigheden behandeld: jet analyseren van complexe gedragsinteracties, de opzet van een vaardigheidstraining voor patiënten, complexere gedragsprogramma's en verschillende leerprocessen die bij angst een rol spelen. Vervolgens komt het opstellen van g-schema's aan de orde en het versterken van de eigenwaarde van de patiënt. Ten slotte wordt het belang van een goede zorgorganisatie on der de loep genomen.


Inhoudsopgave

Voorwerk

Deel 1

Voorwerk
1. Van beperkingen naar mogelijkheden door bekrachtiging
Samenvatting
Vroeger werd er in de gezondheidszorg vooral gedacht vanuit het ziektemodel. Het ging er dan om een ziekte te genezen met een goede medicamenteuze behandeling. Of om klachten te doen afnemen door een goede psychotherapie. De ervaring leert dat na behandeling vaak nog beperkingen resten. Het heeft weinig zin om beperkingen die waarschijnlijk blijvend zijn, te willen behandelen. Het is belangrijk om dan te zoeken naar mogelijkheden om zo goed mogelijk te functioneren en een zo volwaardig mogelijk leven te leiden. Naast leren omgaan met beperkingen is daarbij de leefomgeving belangrijk. Dit komt aan de orde in paragraaf 1.1. Beperkingen als besproken in paragraaf 1.1 worden door hulpverleners vaak opgevat als onwil van patiënten. Onwil die zij zich soms persoonlijk aantrekken: ‘Hij wil dat wij het voor hem doen en hem verwennen’, ‘Om dwars te liggen, doet hij dit niet.’ Dit is een ernstig probleem waardoor de relatie tussen de patiënt en de hulpverlener vaak verslechtert. Beter is te zoeken naar mogelijkheden voor ander gedrag. In paragraaf 1.2 en 1.3 bespreken we vormen van bekrachtiging die gedrag kunnen beïnvloeden.
M. van der Gaag, J. van der Plas
2. Het behouden van adequaat gedrag door bekrachtiging
Samenvatting
Vanuit het ziektemodel denken we aan stoornissen die moeten genezen en aan klachten die gereduceerd moeten worden. Hierdoor komt een sterke nadruk op de zwakke kanten van mensen en het inadequate in hun functioneren. In de begeleiding van mensen met veel beperkingen kan dit demoraliserend werken. Dit geldt voor de cliënt, zijn familie en de hulpverlener.
M. van der Gaag, J. van der Plas
3. Omgaan met inadequaat gedrag
Samenvatting
Inadequaat gedrag is een verzameling van gedrag. Het kan gedrag zijn waar anderen zich aan storen, bijvoorbeeld roken in gezelschap. Het kan ook gedrag zijn dat leidt tot straf of verlies van vrienden en kennissen, bijvoorbeeld schelden na een belediging. Het kan ook gedrag zijn dat niet leidt tot het doel wat ermee nagestreefd wordt, bijvoorbeeld vechten om toch je zin te krijgen.
M. van der Gaag, J. van der Plas
4. Professioneel begeleiden door zelfbekrachtiging
Samenvatting
In het vorige hoofdstuk bespraken we al dat de goede begeleider niet iemand is die met rasse schreden de gemotiveerde en coöperatieve patiënt vooruit helpt in de richting van genezing. De neiging om te willen werken met patiënten waar eer aan te behalen is, komt voort uit het feit dat die eer een goede bekrachtiger is voor het gedrag van de hulpverlener. Niet alleen rammelende baby’s en scriptieschrijvende studenten zijn afhankelijk van bekrachtiging van hun gedrag voor het volhouden van dit gedrag. Dat geldt natuurlijk net zo hard voor hulpverleners.
M. van der Gaag, J. van der Plas
5. Gesprekstechnieken
Samenvatting
De belangrijkste vaardigheid voor een hulpverlener is luistervaardigheid. Het helder krijgen van het probleem, het vinden van een doel en het omzetten in begeleidbare stappen is voor het grootste deel een communicatief proces. Naast goed te kunnen luisteren, moet de hulpverlener in staat zijn helder te communiceren. Door het vertelde samen te vatten en terug te geven aan de patiënt, kan de hulpverlener helpen het probleem te verhelderen. In dit hoofdstuk geven we een aantal voorbeelden.
M. van der Gaag, J. van der Plas
6. Gesprekstechnieken en assertief onderhandelen
Samenvatting
In de omgang met alle mensen is assertiviteit van groot belang. Vaak wordt assertiviteit opgevat als ‘opkomen voor jezelf’, soms wordt daaraan toegevoegd ‘met respect voor de ander.’ Assertiviteitstraining wordt dan vooral gezien als nuttig voor mensen die weinig durven in de sociale omgang. In dit boek vatten wij assertiviteit breder op, namelijk als het streven naar contact waarin de belangen en doelen van beide partijen zo veel mogelijk tot hun recht komen. Dat is een opgave die niet alleen voor verlegen mensen of voor dwingelanden bedoeld is. Assertiviteit betekent dan: ik vraag aandacht voor mijn wensen, gevoelens, meningen en ik heb belangstelling voor jouw wensen, gevoelens en meningen. In dit hoofdstuk gaan we in op de theorie en praktijk van assertief onderhandelen.
M. van der Gaag, J. van der Plas
7. Gesprekstechnieken bij het motiveren tot verandering
Samenvatting
Bij een eerste contact tussen begeleider en patiënt is er meestal onduidelijkheid over de hulpvraag. De patiënt is vastgelopen in zijn leven en weet niet hoe hij verder moet. Vaak zijn er klachten van psychiatrische en/of somatische aard waarvan de patiënt wil dat ze verdwijnen. Hij is depressief, angstig of heeft ergens pijn. Natuurlijk vragen deze zaken aandacht. Toch is het probleem meestal complexer dan de klacht zoals die aanvankelijk gepresenteerd wordt. Heel vaak is er ook iets dramatisch veranderd in het leven van de patiënt: een psychose heeft bijvoorbeeld een eind gemaakt aan een lang slepende studie; ouders vinden dat de patiënt nu maar eens zelfstandig moet worden en niet meer moet terugkeren naar huis; een kind is overleden en het huwelijk staat onder druk, enzovoort. Heel vaak lukt het de patiënt niet om tot een aanpassing aan de nieuwe situatie te komen. Bij sommige patiënten lukt de stap naar de volwassenheid almaar niet. Of iemand is bang altijd alleen te blijven omdat hij geen partner kan vinden.
M. van der Gaag, J. van der Plas
8. Gesprekstechnieken bij het stellen van doelen
Samenvatting
De fase van het stellen van doelen bij de begeleiding van psychiatrische patiënten is erg kritisch. Het is een moeilijk proces en vele teleurstellingen die later geoogst worden, zijn hier gezaaid. De gesprekstechnieken in dit hoofdstuk kunnen in een aantal situaties van pas komen. De volgende gesprekstechnieken worden in dit hoofdstuk behandeld.
M. van der Gaag, J. van der Plas

Deel 2

Voorwerk
9. De analyse van complexe gedragsinteracties
Samenvatting
In het eerste deel van dit boek zijn vooral persoonlijke vaardigheden aan bod gekomen. Er is een aantal manieren besproken waarop je de zelfbepaling van de patiënt kunt bevorderen. Het stimuleert de patiënt om zichzelf positief te evalueren, als de begeleider daarin het voorbeeld geeft (hoofdstuk1). Hierdoor zal zijn geloof in eigen kunnen toenemen. Het benadrukken van het belang van een eigen mening en zelf te kiezen (hoofdstuk 2) zal het besef van autonomie bevorderen en de patiënt minder afhankelijk maken van zijn omgeving. Een bejegening waarbij niet gepreekt, gemopperd en gestraft wordt, kwam in hoofdstuk 3 aan de orde. De begeleider heeft ook geleerd dat hij moet weten wat hij kan en wil en dat hij niet te afhankelijk wordt van de reacties van de patiënt (hoofdstuk 4). Geen waardeoordelen, maar begrip en empathie en gelijkwaardig onderhandelen (hoofdstukken 5 en 6) helpen patiënt ook om naar zichzelf te leren luisteren en beter met zichzelf en anderen om te leren gaan. Het motiveren tot verandering (hoofdstuk 7) en de gesprekstechnieken bij het stellen van doelen (hoofdstuk 8) vormen met de voorgaande vaardigheden het palet aan persoonlijke vaardigheden van de gedragstherapeutisch medewerker en de cognitief gedragstherapeut.
M. van der Gaag, J. van der Plas
10. De analyse van een vaardigheid en vaardigheidstraining
Samenvatting
In het dagelijks leven zijn veel handelingen noodzakelijk. Zelfzorg, zorg voor de omgeving, het omgaan met allerlei apparaten, het omgaan met allerlei mensen. Het volgen van de juiste procedures in de omgang met allerlei instanties. Vaak zal het nodig zijn dat je jouw patiënten iets moet leren of uitleggen. Als je dit professioneel aanpakt, zal het jou en je patiënt veel minder moeite kosten om iets nieuws onder de knie te krijgen. In dit hoofdstuk bespreken we hoe je dit systematisch kunt doen met een taakanalyse. Ook komen er verschillende vormen van vaardigheidstraining aan de orde.
M. van der Gaag, J. van der Plas
11. Zelfcontrole en sociaal leren door imitatie
Samenvatting
De leerprincipes voor het aanleren van nieuw, gewenst gedrag en het afleren van inadequaat gedrag zijn tamelijk eenvoudig en algemeen toepasbaar. In de opvoeding van (nog) onmondige kinderen worden ze vaak toegepast, evenals in gedragstherapieën bij ambulante patiënten. De manier waarop ze worden toegepast, verschilt wel. Bij kleine kinderen zijn het de opvoeders die bepalen wat gewenst en ongewenst gedrag is. Bij volwassen patiënten die problemen hebben, is het de patiënt zelf die het doel vaststelt. Wel zal er altijd sprake zijn van onderhandelen tussen de patiënt en de therapeut. De gedragstherapeut brengt zijn expertise en coaching in, de patiënt zijn inzet en moed. Hoe de therapie er uiteindelijk uit zal zien wordt door beiden bepaald. Om een patiënt niet afhankelijk te maken van de therapeut, zal de laatste ernaar streven dat de patiënt maximale zelfcontrole bereikt. Bij zelfcontroletherapieën is het de patiënt die het doel vaststelt, zijn eigen gedrag registreert en in kaart brengt. Samen met de therapeut wordt een analyse gemaakt en een behandelplan opgesteld, waarna de patiënt zichzelf weer te bekrachtigt bij behaalde doelen. Op deze manier leert de patiënt niet alleen dat hij dit probleem zelf kan oplossen, maar ook hoe hij kan omgaan met eventuele toekomstige problemen.
M. van der Gaag, J. van der Plas
12. Gedragsveranderende programma’s
Samenvatting
Bij de behandeling van ambulante ‘patiënten’ met klachten van neurotische aard wordt steeds vaker gedragstherapie toegepast. In zo’n situatie gaat het om iemand die over het algemeen redelijk functioneert maar gehinderd wordt door een klacht, bijvoorbeeld een fobie. De klacht of het probleem wordt hierbij centraal gesteld en de patiënt leert bijvoorbeeld met een exposuretherapie zijn angst overwinnen. Bij deze vorm van therapie wordt de patiënt langzaam aan of heel snel blootgesteld aan de situatie die zo veel vrees bij hem oproept. Vermijding daarvan wordt onmogelijk gemaakt en nadat de patiënt aanvankelijk erg angstig is, zal hij dit steeds minder worden.
M. van der Gaag, J. van der Plas
13. Angst: de interactie van verschillende leerniveaus
Samenvatting
Angst is een aangeleerde reactie. Na een verkeersongeval heeft de bestuurder bijvoorbeeld geleerd dat autorijden erg gevaarlijk is. Als hij achter het stuur stapt, breekt het zweet hem uit, ruikt hij weer de geur van het ziekenhuis en weet hij zeker dat hoe goed je ook rijdt, dat een ongeluk je toch kan overkomen.
M. van der Gaag, J. van der Plas
14. Het cognitieve model en g-schema’s bij ingrijpende gebeurtenissen
Samenvatting
Er zijn verschillende leermechanismen en -modellen. In paragraaf 14.1 gaan we kort in op verschillende manieren van leren. In paragraaf 14.2 gaan we in op het cognitieve model van leren met de bijbehorende g-schema’s.
M. van der Gaag, J. van der Plas
15. Het versterken van de zelfwaardering en eigenwaarde
Samenvatting
In dit hoofdstuk zetten we nog eens alle manieren op een rijtje die we kunnen gebruiken om de zelfbepaling van een patiënt te helpen vergroten. Dit betekent dat de patiënt zijn eigen begeleider of therapeut gaat worden. Heel vaak hebben mensen daarvoor ook al vaardigheden in huis. Veel patiënten kunnen een ander goed steunen, troosten, kalmeren of verstandige raad geven. Ze vinden het echter moeilijk om zichzelf net zo goed te helpen. Aan zichzelf stellen ze te hoge eisen. Ze maken zichzelf overstuur of schelden zichzelf uit.
M. van der Gaag, J. van der Plas
16. De analyse van de organisatie en het omvormen tot een positief uitnodigende omgeving
Samenvatting
In dit boek gaat het veelal om de interactie tussen begeleider en patiënt. Dit kan verbreed worden tot de vraag wat er anders kan in organisatie, gebouw, interieur, regels, gewoonten, enzovoort. Het is belangrijk oog te hebben voor het groepsproces en het therapeutisch milieu van de setting en niet alleen te kijken naar het individuele contact met de patiënt. Anderzijds is het noodzakelijk je te verdiepen in iemands individuele ontwikkeling. Hoe is het voor de ander om aan een bepaalde aandoening te lijden? Hoe beïnvloedt dit de moraal en de motivatie tot veranderen? De constatering dat patiënten inactief zijn, moet niet meteen leiden tot de gedachte: ‘Ze moeten actiever worden’. Maak eerst maar eens een analyse van het gedrag, de setting, de individuele geschiedenis van de patiënt en de huidige beperkingen en mogelijkheden van de patiënt.
M. van der Gaag, J. van der Plas
Nawerk
Meer informatie
Titel
Doelgericht begeleiden in de psychiatrie
Auteurs
Mark van der Gaag
Jenneke van der Plas
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-1570-3
Print ISBN
978-90-368-1569-7
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1570-3