Dissociatieve stoornissen kenmerken zich door een verstoring in gewoonlijk goed geïntegreerde psychische functies als bewustzijn, geheugen, waarneming en identiteitsbesef. Onderscheiden worden onder andere de dissociatieve identiteitstoornis (DIS) en dissociatieve amnesie. Kernsymptoom van de DIS is fragmentatie van de identiteit. DIS-patiënten zijn niet (meer) in staat de verschillende aspecten van de persoonlijkheid tot één geheel te integreren. Bij dissociatieve amnesie kan iemand zich belangrijke autobiografische informatie -vaak van traumatische of stresserende aard- langere tijd geheel of gedeeltelijk niet meer herinneren. De meeste empirische onderbouwing is er voor de opvatting, dat bij deze stoornissen traumatische ervaringen een belangrijke etiologische factor vormen. Hoe ernstiger en langduriger deze ervaringen met name in de jeugd, hoe sterker de dissociatieve symptomen. Dissociatieve problematiek is niet te behandelen met medicatie en het schaarse onderzoek op dit terrein heeft wisselende uitkomsten. Een specifieke, gefaseerde vorm van psychotherapie, die zich bij DIS richt op traumaverwerking en integratie van de verschillende identiteiten, lijkt het meest effectief.