Gepubliceerd in:
2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk
9. Dissociatieve stoornissen
Samenvatting
Dissociatie betekent afsplitsing. Een emotionele gebeurtenis of herinnering wordt afgesplitst en kan niet meer bewust worden ervaren. Het verschijnsel kwam in het vorige hoofdstuk bij de bespreking van de conversie aan de orde. Toen ging het om het plotselinge ontstaan van een verlamming of een zintuigstoornis. Hier gaat het om een plotseling optredend geheugenverlies. De persoon weet ineens niet meer wat hij even tevoren heeft meegemaakt (amnesie) of hij is vergeten wie en wat hij eigenlijk is (depersonalisatie). Het is ook mogelijk dat iemand niet meer weet waar hij vandaan is gekomen (desoriëntatie). Dit alles heeft niets te maken met geestelijke aftakeling of dementie, het gaat om een panische reactie op een emotionele gebeurtenis of emotioneel onvermogen. Vroeger werd het, evenals de somatoforme reacties, voor typisch ‘hysterisch’ gedrag aangezien. Men meende dat de betrokkene met een bepaald doel voor ogen, toneelspeelde en zo indruk wilde maken op de omgeving. Bijvoorbeeld: een functionaris die plotseling van fraude wordt beschuldigd, schrikt zich wezenloos en verkeert daarna in een vreemd soort bewustzijnstoestand. Hij weet zich niets meer te herinneren, zelfs niet dat hij op de bewuste dag dat het geld gemist werd, op kantoor geweest is. Collega’s kunnen getuigen dat ze hem daar gewoon gezien hebben. Deze man is zo van de kaart dat er geen normaal gesprek met hem te voeren is. Dit soort gedrag maakt een idiote indruk, de toeschouwers geloven maar één ding: ‘Hij stelt zich aan, want hij probeert zijn schuld te ontkennen’.