Skip to main content
Top

2021 | OriginalPaper | Hoofdstuk

2. Diagnostisch besluit: wat is er aan de hand?

Auteurs : Jos Dobber, José Harmsen, Margriet van Iersel

Gepubliceerd in: Klinisch redeneren en evidence-based practice

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

Door diagnostisch redeneren beantwoordt de verpleegkundige de vraag: ‘Wat is er aan de hand met de patiënt?’ De diagnose beschrijft de gezondheidstoestand van de patiënt. Hierbij zijn de klachten, gedragingen en symptomen van de patiënt het uitgangspunt, door te redeneren over de gezondheidsproblemen waar deze klachten, gedragingen en symptomen op kunnen wijzen komt de verpleegkundige tot een diagnose.
Bijlagen
Alleen toegankelijk voor geautoriseerde gebruikers
Woordenlijst
Achtergrondkennis, achtergrondliteratuur
Achtergrondkennis is basiskennis die verpleegkundigen in opleiding via hun leerboeken verwerven. In tegenstelling tot voorgrondkennis gaat het bij achtergrondkennis om relatief onveranderlijke kennis, zoals anatomie, fysiologie en ontwikkelingspsychologie
Activiteiten
Onderdelen van iemands handelen [1]
Anamnese
Gesprek tussen een zorgprofessional en de patiënt, met als doel de voorgeschiedenis en de relevante verschijnselen, ervaringen, gedragingen en klachten van de patiënt met betrekking tot diens gezondheidsproblemen, zo goed en volledig mogelijk in kaart te brengen
Autonoom handelen
Als de verpleegkundige autonoom handelt, betekent dit dat zij besluiten neemt en handelingen uitvoert waarvoor zij zelf primair (als eerste en zelfstandig) verantwoordelijk is
Beperkingen
Moeilijkheden die iemand heeft met het uitvoeren van activiteiten [1]
Cue
Een aanwijzing die een professional direct toegang geeft tot specifieke informatie in het geheugen. Deze specifieke informatie leidt tot patroonherkenning (vergelijk: Kahnemann [18, p. 11]). De professional herkent cues door zijn achtergrondkennis en door veel ervaring met de patronen waar de cues toegang toe geven
Diagnose
Een besluit dat de gezondheidsprofessional neemt over de toestand van de patiënt. Via dat besluit zet de gezondheidsprofessional een aantal losse gegevens (aanwijzingen en verschijnselen ofwel signs and symptoms) om in een conclusie: het gezondheidsprobleem krijgt een naam (label). Met het toekennen van die naam worden andere mogelijke gezondheidsproblemen op grond van dezelfde aanwijzingen en verschijnselen uitgesloten. De gezondheidsprofessional besluit dat volgens haar deze diagnose de juiste is, en geen andere. Daarmee zit er een subjectief element in het diagnosticeren: welke klinische informatie is er verzameld? Hoe is deze informatie ingeschat door deze gezondheidsprofessional?
Diagnostisch redeneren
Klinisch redeneren om de juiste diagnose of het juiste gezondheidsprobleem vast te stellen
Functies
Fysiologische en mentale eigenschappen van het menselijk organisme [1]
Gezondheidsprobleem
Een ziekte, handicap, complicatie van een ziekte of handicap, reacties op, en gevolgen van ziekten en handicaps, belasting van (para)medische behandeling of reacties op en gevolgen van (para)medische behandeling. Verpleegkundigen richten zich op gezondheidsproblemen die binnen het verpleegkundig domein vallen, en op multidisciplinaire gezondheidsproblemen waarbij de verpleegkundige een aandeel heeft in het monitoren, besluiten, begeleiden en/of interveniëren
Heteroanamnese
Gesprek tussen een zorgprofessional en iemand uit de naaste omgeving van de patiënt (partner, ouder), met als doel de voorgeschiedenis en de relevante verschijnselen, ervaringen, gedragingen en klachten van de patiënt met betrekking tot diens gezondheidsproblemen, zo goed en volledig mogelijk in kaart te brengen. Het doel is hetzelfde als bij een anamnesegesprek, alleen wordt een heteroanamnesegesprek niet met de patiënt gevoerd, maar met iemand anders. Een heteroanamnesegesprek wordt meestal gevoerd als de patiënt een anamnesegesprek niet zelf kan voeren of de informatie niet zelf kan verschaffen
Kenmerkende verschijnselen (signs and symptoms)
Verschijnselen die bij een specifiek gezondheidsprobleem altijd of bijna altijd aanwezig zijn. Doordat deze verschijnselen altijd aanwezig zijn, kenmerken ze het gezondheidsprobleem. Kenmerkende verschijnselen vormen de belangrijkste toetscriteria bij het controleren of een bepaald gezondheidsprobleem aanwezig is. Bijvoorbeeld: het kenmerkende verschijnsel van obesitas is: een BMI van 30 of hoger
Monitoren
Het bewaken of de interventies inderdaad effect hebben, het volgen van het beloop van de ziekte, aandoening en behandeling (vergelijk: Schuurmans et al. [5]). Het doel van monitoren is het snel en tijdig bij te kunnen sturen als er complicaties optreden, of als de toestand van de patiënt tegen de verwachting in niet verbetert. Monitoren is een vorm van diagnostisch redeneren
Participatie
Iemands deelname aan het maatschappelijk leven [1]
Participatief handelen
Het participeren in een behandeling of besluitvorming waarvoor een andere professional dan de verpleegkundige primair verantwoordelijk is
Participatieproblemen
Problemen die iemand heeft met het deelnemen aan het maatschappelijk leven [1]
PES
Afkorting voor: Probleem - Etiologische en gerelateerde factoren - Signs and symptoms. Op deze manier wordt een actuele diagnose beschreven
PR
Afkorting voor: Probleem – Risicofactoren. Op deze manier wordt een risicodiagnose beschreven
Probleemgerichte anamnese
Vorm van anamnese die is toegespitst op het verzamelen van informatie binnen een bepaald probleem of probleemgebied. Bijvoorbeeld bij korte patiëntencontacten (dagopname, polikliniek) of omdat de verpleegkundige meer gegevens nodig heeft over een bepaald onderwerp
Risicodiagnose
Diagnose waarmee een verhoogd risico van de patiënt wordt beschreven. Een voorbeeld is ‘verhoogd risico op decubitus’. De patiënt heeft op dat moment nog geen decubitus, maar er zijn risicofactoren aanwezig, waardoor hij in vergelijking met andere patiënten een aanzienlijk hoger risico loopt. Een risicodiagnose wordt in een PR-structuur weergegeven, waarbij P ‘Probleem’ en R ‘Risicofactoren’ betekent
Risicofactor
Factor die, als het gezondheidsprobleem nog niet aanwezig is, het risico op het ontstaan van dat gezondheidsprobleem vergroot
Spoedanamnese
Verkorte vorm van anamnese in een spoedeisende situatie, waarbij snel de voor dat moment belangrijkste gegevens verkregen worden
Stoornissen
Afwijkingen in of verlies van functies of anatomische eigenschappen [1]
Werkingsmechanisme
Manier waarop de interventie (of de etiologische of prognostische factor) bij de patiënt de gewenste verandering tot stand brengt. Zo werken veel medicijnen in op chemische processen in het lichaam, en veel psychologische interventies op psychische processen. Het werkingsmechanisme verklaart op welk fysiologisch, psychologisch of ander proces de interventie ingrijpt en veranderingen aanbrengt, en hoe die fysiologische of psychologische veranderingen bijdragen aan het gewenste effect van de interventie
Zelfmanagement
Het niveau van onafhankelijkheid (van zorgprofessionals) dat patiënten bereikt hebben. Deze onafhankelijkheid heeft betrekking op het zelf beslissingen nemen, het zelf kunnen plannen, het zelf kunnen uitvoeren. De patiënt hoeft daarbij dus niet alles zelf uit te voeren: ook als hij kan besluiten wanneer welke handeling op welke manier voor hem wordt uitgevoerd, zijn dit belangrijke aspecten van zelfmanagement
Metagegevens
Titel
Diagnostisch besluit: wat is er aan de hand?
Auteurs
Jos Dobber
José Harmsen
Margriet van Iersel
Copyright
2021
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2610-5_2