Gepubliceerd in:
2015 | OriginalPaper | Hoofdstuk
2. Diagnose
Samenvatting
Beschrijvende diagnostiek is het vaststellen en onderscheiden van stoornissen zonder een uitspraak te doen over de verklaring ervan. De betrouwbaarheid ervan hangt af van de gehanteerde classificatie en de gebruikte diagnostische methode. Het Amerikaans classificatiesysteem DSM-5 ordent de psychische stoornissen op basis van een ontwikkelingsperspectief: naarmate een stoornis vroeger in de levensloop kan optreden, staat deze meer vooraan, zowel bij de indeling van de hoofdgroepen als bij de ordening binnen elke hoofdgroep. Verder wil de DSM-5 ook een leidraad zijn voor de therapie.
Om voor elke patiënt een diagnose volgens DSM-5 te stellen, gaat men bij voorkeur systematisch te werk met behulp van het diagnostisch interview. Hierin worden allereerst gegevens over het leven van de patiënt verzameld (anamnese). Daarnaast is de interviewer gespitst op een beoordeling van de psychische toestand van de patiënt. Om deze informatie volledig te maken, is vaak een lichamelijk onderzoek (o. a. hersenonderzoek) noodzakelijk en kan ook gebruik worden gemaakt van psychodiagnostische tests.