Samenvatting
Op taakplanning en taakvoorbereiding volgt taakuitvoering. Meestal is de werker niet bij de taakuitvoering van de cliënt aanwezig en de cliënt niet bij die van de werker. De volgende stap is taakrapportage, dat wil zeggen: de cliënt brengt de werker verslag uit en vice versa.
Soms verloopt het niet zo gladjes. Er is een taak afgesproken maar de volgende keer is de cliënt vol van een nieuw probleem, een ander probleem dan dat waarover in het contract afspraken zijn gemaakt. In 7.1 komt aan de orde hoe de werker daarop ingaat. Vervolgens wordt kort stilgestaan bij de taakrapportage van de werker, maar al snel verschuift de aandacht weer naar de cliënt. Hoe rapporteert die over zijn taakuitvoering en hoe gaat de werker erop in? Ook bijvoorbeeld als de cliënt niet aan zijn taakuitvoering is toegekomen? Wanneer is behalve mondelinge ook schriftelijke rapportage zinvol? Hoe verloopt de taakbespreking op zo’n manier dat de werker niet in de rol stapt dat zij de taakuitvoering van de cliënt gaat analyseren (als was zij beoordelaar of toetser), maar de vorm krijgt van een echte dialoog?
Taakrapportageformulieren waarop werker en cliënt allebei zowel de taakuitvoering als het taakresultaat waarderen, kunnen daarbij dienen als hulpmiddel. Werken met zulke formulieren is niet per se nodig, maar het is wel zinnig in de bespreking onderscheid te maken tussen taakuitvoering en taakresultaat. Als het taakresultaat slecht is, hoeft de taakuitvoering dat nog niet te zijn. En een minder goed resultaat van een bepaalde taak hoeft niet desastreus uit te pakken voor de overeengekomen hoofdtaak (7.2).
Werker en cliënt proberen lering te trekken uit de ervaringen die zijn opgedaan met het uitvoeren van een bepaalde taak. Wat zij leren over de cliënt en zijn situatie kan benut worden bij het ontwerpen van volgende taken (7.3), als die er zijn tenminste. Het komt voor dat één taak voldoende is, maar in de meeste gevallen volgen twee, drie of meer taken elkaar op, nu eens heel soepel en dan weer met haperingen. Hoe een volledig taaktraject eruit kan zien, wordt geïllustreerd aan twee moderne sprookjes (7.4). De laatste paragraaf gaat over de wijze waarop werker en cliënt anticiperen op het einde van het contact (7.5).