28-08-2017 | Artikel
De rol van event related potentials bij het onderzoek naar de erfelijkheid van hersendisfunctie
Gepubliceerd in: Neuropraxis | Uitgave 5/2017
Log in om toegang te krijgenSamenvatting
Rond de tijd dat de eerste editie van Neuropraxis verscheen, werd een van de belangrijkste huwelijken in de wetenschap gesloten: dat tussen de neurowetenschappen en de moleculaire genetica. Daarmee ontstond een nieuw vakgebied, dat genetische psychofysiologie werd genoemd of, na de sterke opkomst van de MRI-techniek, ook wel imaging genetics. Gedragsgenetici waren sterk geïnteresseerd in metingen aan de hersenen. Die konden ons immers iets vertellen over het disfunctioneren van de hersenen bij schizofrenie, depressie, ADHD, alcoholverslaving of neurodegeneratieve stoornissen, zoals parkinson en alzheimer. Daarmee dichtten deze zogenaamde endofenotypes mooi het gat tussen het moleculair-genetische niveau en het gedragsniveau, waar de symptomen van deze erfelijke aandoeningen tot uiting komen. Met behulp van brein-endofenotypes zou het mogelijk moeten zijn de genetische varianten voor deze aandoeningen sneller op te sporen. Dat bleek veel minder eenvoudig dan gedacht. Aanvankelijk werden kandidaatgenen voor bekende neurotransmitters gebruikt in studies die klein genoeg waren om dure EEG- of MRI-metingen toe te staan. Dat bleek niet goed te werken. Een heel andere benadering, de genoombrede associatie (GWA) studie werkte wel. In een GWA-studie wordt de associatie van miljoenen varianten in alle bekende genen met de aandoening zelf getest. Dat gebeurt in grote internationale studies, waaraan honderdduizenden mensen meedoen. De belangstelling van gedragsgenetici voor brein-endofenotypes was daarmee echter niet afgenomen. De rol van deze endofenotypes is wel helemaal veranderd. Brein-endofenotypes worden nu gebruikt om de gevonden genetische varianten in GWA-studies beter te begrijpen. In welk gebied, wat en wanneer doen die genetische varianten eigenlijk iets in het brein?