Samenvatting
Na anamnese, lichamelijk onderzoek, in sommige gevallen aangevuld met simpel aanvullend laboratoriumonderzoek en beeldvorming, kan de huisarts het merendeel van de klachten thuisbrengen op grond van leeftijd, geslacht, het onderscheid tussen acute en niet-acute symptomen, tussen waarschijnlijke gewrichts- of juist wekedelenaandoeningen, tussen mono, oligo- of polyarticulaire gewrichtsaandoeningen en tussen inflammatoire en niet-inflammatoire aandoeningen.
Hiermee kan de huisarts goed differentiëren tussen aandoeningen waarbij een expectatief beleid gewenst is, en die aandoeningen waarbij verwijzing nodig is. Met behulp van elke beperkte aanvullende test kan de huisarts zijn diagnose verder differentiëren.