Samenvatting
Volgens de definitie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wordt iedereen ouder dan 65 jaar aangemerkt als ‘oudere’. In Nederland is 5 % van de ouderen 80 jaar of ouder oftewel ‘zeer oud’, en naar verwachting neemt dit percentage de komende decennia nog verder toe. Deze leeftijdsgroep is verantwoordelijk voor 10–15 % van de IC-opnames. De kans om als oudere patiënt de IC te overleven of er te komen overlijden wordt echter niet alleen bepaald door de leeftijd, maar ook door factoren als functionele status voor IC-opname, ziekte-ernst, electieve of acute opname en of de patiënt openstaat voor een intensieve IC-behandeling. Ouderen hebben in de regel een uitgebreidere medische historie met meer comorbiditeiten dan jongeren. Tevens ervaren zij vaker een fysieke en cognitieve verslechtering na hun IC-opname. In dit hoofdstuk worden verschillende aandoeningen besproken die typisch voorkomen bij ouderen: cognitieve stoornissen, sarcopenie, kwetsbaarheid ofwel frailty, en delier. Aan het einde staan we stil bij de afwegingen die worden gemaakt bij het al dan niet opnemen op de intensive care van (zeer) oude patiënten.