Samenvatting
Niet-westerse geneeskunde wordt gedefinieerd door wat het niet is: het omvat alles wat niet biomedisch is. Algemeen wordt aangenomen dat de biomedische wetenschappen werden voortgebracht door het moderne ‘Westen’, te beginnen bij de ‘chemische revolutie’ van de vroege 19e eeuw of bij de ‘bacteriologische revolutie’ vanaf de jaren 1870. Beide revoluties worden geassocieerd met het wetenschappelijke laboratorium. Daarmee omvat niet-westerse geneeskunde alle overige medische tradities in de wereld, inclusief die van het premoderne Europa. Deze voorstelling van zaken blijkt te simpel. Zo is de Europese geneeskunde altijd gretig op zoek geweest naar effectieve geneesmiddelen, ongeacht hun oorsprong. En tegenwoordig is de ‘Chinese geneeskunde’ van alle ‘alternatieve’ niet-westerse stelsels het meest populair in Europa, terwijl veel ‘niet-westerse’ landen (inclusief China) de ontwikkeling van de biomedische wetenschappen juist sterk aanmoedigen. Het onderscheid tussen ‘westerse’ en ‘niet-westerse’ geneeskunde is eerder conceptueel dan geografisch van aard. Sinds de opkomst van de biomedische wetenschappen geldt niet-westerse geneeskunde als tegenhanger van wetenschappelijk reductionisme. Het herinnert biomedische onderzoekers eraan dat ziekte niet alleen moet worden beschouwd als biologisch proces maar ook als menselijke ervaring, en dat ze gevoelig moeten blijven voor alle dimensies van ziekte, ook wanneer deze niet op biomedische wijze in kaart kunnen worden gebracht.