Samenvatting
De eerste stap in het longonderzoek is het afnemen van een zorgvuldige anamnese. Bij klachten van kortademigheid kan het zinvol zijn deze inzichtelijk te maken door een stukje met de patiënt te lopen en de patiënt te observeren. Het longonderzoek start vervolgens met een patiënt, die zo comfortabel mogelijk zit op de onderzoeksbank, met volledig ontbloot bovenlichaam. Inspectie van de kleur van de huid en tong, de ademhalingsfrequentie, het ademhalingspatroon en de ademarbeid zijn nu goed mogelijk. Bij palpatie wordt de expansie van de thorax bepaald en eventuele vibraties, drukpijn en/of subcutaan emfyseem gevoeld. De percussie toont eventueel demping (bijv. bij pleuravocht) of een hypersonoor gebied (bijv. bij een pneumothorax). Hierna volgt auscultatie van de verschillende longdelen, waarbij abnormaal ademgeruis met of zonder bijgeluiden als rhonchi, crepitaties en pleurawrijven aanwijzingen kunnen zijn voor bepaalde longziekten. Steeds meer longartsen breiden dit onderzoek uit met echografie van de thorax/longen. Dit is (bij adequate vaardigheid van de echografist) accuraat in het opsporen van veelvoorkomende oorzaken van respiratoir falen zoals pneumonie, pleuravocht en pneumothorax.