11-06-2019 | Onderzoek
Corticosteroïdinjectie versus placebo bij heupartrose
Gepubliceerd in: Huisarts en wetenschap | Uitgave 7/2019
Log in om toegang te krijgenSamenvatting
Inleiding Verschillende internationale richtlijnen adviseren een intra-articulaire corticosteroïdinjectie bij pijnlijke heupartrose, maar de systemische werking van corticosteroïden bij heupartrose is onbekend. Wij onderzochten of intramusculaire corticosteroïdinjecties de pijn kunnen verminderen en vergeleken deze met placebo-injecties.
Methode In deze gerandomiseerde dubbelblinde RCT kregen patiënten met pijnlijke heupartrose een intramusculaire injectie met ofwel 40 mg triamcinolonacetonide ofwel placebo. Primaire uitkomstmaat was de heuppijn in rust en tijdens lopen twee weken na de injectie, gemeten op een visuele analoge pijnschaal en op de WOMAC-pijnindex. Secundaire uitkomstmaten waren de pijnscores op vier, zes en twaalf weken en de overige WOMAC-scores. Gegevens werden geanalyseerd met linear mixed models.
Resultaten In totaal werden 106 patiënten geanalyseerd, 52 in de corticosteroïdgroep en 54 in de placebogroep. In de corticosteroïdgroep zagen we twee weken na de injectie een significant en klinisch relevant verschil ten opzichte van placebo op de pijn in rust (extra pijnvermindering –1,3; 95%-BI –2,3 tot –0,3). Dit effect bleef tot twaalf weken na de injectie aanwezig. Na vier, zes en twaalf weken zagen we ook een significant verschil voor pijn tijdens lopen, en na zes en twaalf weken scoorde de interventiegroep ook beter op de WOMAC-pijnschaal.
Conclusie Een intramusculaire corticosteroïdinjectie bij heupartrose vermindert de pijn in rust na twee tot twaalf weken beter dan placebo. Respectievelijk vier tot twaalf en zes tot twaalf weken na de injectie zijn ook de pijn bij lopen en de score op de WOMAC-pijnschaal beter dan bij placebo.