Inleiding
Van de medicus practicus wordt verwacht dat hij beschikt over solide informatie over de oorzaken van ziekte, de waarde van diagnostische bevindingen, de prognose van de patiënt, en de verwachte gevolgen van therapeutische opties. De kennis over de gevolgen van klinisch handelen wordt ontleend aan bevindingen van klinisch-wetenschappelijk onderzoek. Guyatt en Sackett hebben voor deze benadering van het klinisch handelen de term evidence-based medicine
geïntroduceerd. In het model van evidence-based medicine wordt de informatie over de individuele patiënt verkregen uit anamnese, voorgeschiedenis, lichamelijk onderzoek en aanvullend onderzoek, gecombineerd met uit klinisch-wetenschappelijk onderzoek verkregen kwantitatieve gegevens over de oorzaken van ziekte, de waarde van diagnostische bevindingen, de prognose van de patiënt en de effecten van therapeutische interventies. In deze ontwikkeling is de pathofysiologie de theoretische grondslag gebleven. Klinisch-wetenschappelijk onderzoek wordt ontworpen op grond van pathofysiologische en biomedische inzichten. Ook bij de toepassing van de resultaten van klinisch-wetenschappelijk onderzoek op de individuele patiënt, kan de arts niet zonder de pathofysiologische redenering.