Gepubliceerd in:
2021 | OriginalPaper | Hoofdstuk
15. Chronische pijn
Samenvatting
De simplistische voorstelling van zaken dat chronische pijn die niet somatisch verklaard kan worden dus berust op psychische factoren of stoornissen, behoort definitief tot het verleden. Pijn kan chronisch worden via allerlei mechanismen: psychofysiologisch, plasticiteit, verandering van pijnmodulerende systemen, leerprocessen. Zelden is één enkele causale factor in het spel. Chronische pijn wordt als regel multifactorieel bepaald en ontwikkelt zich in de loop van de tijd: meerfasenmodellen. In de vroege fasen wordt de pijn vaak in sterke mate bepaald door perifere nociceptieve activiteit (weefselschade), later komen ook andere mechanismen in het spel die op den duur de regie over de pijn geheel kunnen overnemen (bijv. cognities, operante factoren). Op deze wijze bezien kan men het chronisch worden van pijn opvatten als een soort geheugenproces: er vormen zich ‘pijnsporen’. Voor het in kaart brengen van de gevolgen van chronische pijn schiet het medische denkmodel tekort. Twee modellen zijn hiervoor nuttig: het somato-psycho-socio-model en het ICF-model (functie-activiteit-participatie). Deze benaderingen bieden nieuwe gezichtspunten betreffende enkele veelvoorkomende chronische pijnsyndromen (lage-rugpijn, fibromyalgie, post-whiplash-pijn, artrose).