Gepubliceerd in:
2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk
16. Chronische pijn
Samenvatting
De simplistische voorstelling van zaken dat chronische pijn die niet somatisch verklaard kan worden, berust op psychische factoren of stoornissen, behoort definitief tot het verleden. Pijn kan chronisch worden via allerlei mechanismen: psychofysiologisch, plasticiteit, verandering van pijnmodulerende systemen, leerprocessen. Zelden is één enkele causale factor in het spel. Chronische pijn wordt als regel multifactorieel bepaald, en ontwikkelt zich in de loop van de tijd: meerfasenmodellen. In de vroege fasen wordt de pijn in sterke mate bepaald door perifere nociceptieve activiteit (weefselschade), later komen andere mechanismen in het spel die op den duur de regie over de pijn geheel kunnen overnemen (bijvoorbeeld cognities, operante factoren). Op deze wijze bezien kan men het chronisch worden van pijn opvatten als een soort geheugenproces: er vormen zich ‘pijnsporen’. Voor het in kaart brengen van de gevolgen van chronische pijn schiet het medische denkmodel tekort. Twee actuele modellen zijn hiervoor nuttig: het somato-psycho-socio-model en het ICF-model (functie-activiteit-participatie). Deze actuele benaderingen bieden nieuwe gezichtspunten betreffende enkele veelvoorkomende chronische pijnsyndromen (lage-rugpijn, fibromyalgie, post-whiplashpijn, artrose).