Een intratesticulaire epidermoïdcyste ontstaat uit kiemcellijnen, is benigne van aard en betreft ongeveer 1–2 % van alle testistumoren [
2,
3]. Hoe een epidermoïdcyste ontstaat, is niet geheel duidelijk. Mogelijke hypotheses zijn dat de cyste resulteert uit monodermale ontwikkeling van een teratoom of door metaplasie van oppervlakte-epitheel. In eerste instantie zal een echo gemaakt worden van de testis om de diagnose te kunnen stellen. Intratesticulaire epidermoïdcysten hebben op een echogram een kenmerkend patroon dat lijkt op de opbouw van een uienschil, en bestaat uit echorijke en echoarme ‘schillen’ [
4]. Ondanks het soms karakteristieke beeld op de echo en normale waarden van het bèta-HCG, AFP en LDH is het onderscheid tussen deze afwijking en een maligne testistumor moeilijk te maken. Indien de diagnostiek niet evident of conclusief is, is het mogelijk om een MRI van de testis te verrichten. Op een MRI wordt een typische
bulls eye gezien, met centraal een hoge intensiteitszone met squameuze cellen en perifeer keratinevezels. Er is tot op heden te weinig bewijs dat dit van toegevoegde waarde is naast de echografie en laboratoriumonderzoek [
5]. Eventueel zou doppleronderzoek van de afwijking kunnen helpen, omdat er in een epidermoïdcyste geen vascularisatie wordt gezien. Differentiaaldiagnostisch moet bij een epidermoïdcyste worden gedacht aan een seminoom, een matuur teratoom of een dermoïdcyste. Zo beschreven Maizlin et al. dat een teratoom dezelfde echografische kenmerken kan hebben als een epidermoïdcyste. In deze studie kwam naar voren dat bij drie van de zes patiënten die echografisch een sterke verdenking hadden op een epidermoïdcyste door de kenmerkende uienschilopbouw, het pathologisch verslag verdacht was voor een teratoom [
5]. De behandeling van een epidermoïdcyste wordt in de literatuur uitgebreid bediscussieerd, waarbij voorheen een radicale orchidectomie vaak als behandeling van eerste keuze werd gezien, aangezien aanvullende diagnostiek niet specifiek genoeg was om te differentiëren tussen een benigne of maligne laesie. Aangezien epidermoïdcysten benigne zijn, zou een expectatief beleid met eventueel echografisch vervolgen, behandeling van eerste keuze moeten zijn, zeker als het klinisch beloop dit toelaat [
6]. Bij twijfel volstaat een testissparende behandeling [
7]. In het kader van testispreservatie voor de fertiliteit en voor het testosteronniveau in de loop van het leven, wordt tegenwoordig aanbevolen te streven naar testissparende therapie indien mogelijk [
8,
9]. Bij testissparende chirurgie is het advies om, behalve enucleatie van de cyste, ook een vriescoupe in te sturen van het parenchymweefsel en te beoordelen of er geen teratomateuze componenten of (pre)maligne kenmerken aanwezig zijn [
10]. Van de tot nu toe gepubliceerde artikelen hebben de patiënten een zeer goede prognose na testissparende chirurgie of radicale orchidectomie [
11‐
14]. In één casus is een recidief epidermoïdcyste beschreven na testissparende chirurgie [
15]. Tot op heden is nooit beschreven of er een relatie is tussen een epidermoïdcyste en een (pre)maligne afwijking in de testis.