Skip to main content
Top

2015 | OriginalPaper | Hoofdstuk

7. Blaascarcinoom

Auteurs : Dr. E.C.C. Cauberg, prof. dr. J.J.M.C.H. de la Rosette, prof. dr. Th.M. de Reijke

Gepubliceerd in: Het oncologie formularium

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

De incidentie van blaascarcinoom in Nederland is 6150 patiënten/jaar. De belangrijkste risicofactor is roken. Histopathologisch is 90% urotheelcarcinoom. Blaascarcinoom presenteert zich in 85-90% van de patiënten met pijnloze hematurie. De gouden standaard voor de diagnostiek is cystoscopie met urinecytologie. Het onderscheid tussen niet-spierinvasief (Ta/T1 en carcinoma in situ) en spierinvasief (≥T2) blaascarcinoom is belangrijk voor prognose en therapiekeuze.
Behandeling van niet-spierinvasieve tumoren bestaat uit transurethrale resectie plus eenmalige intravesicale mitomycine C-spoeling, eventueel aangevuld met adjuvante blaasspoelingen. Behandeling van spierinvasieve tumoren bestaat uit cystectomie of bestraling. In geselecteerde gevallen kan gekozen worden voor een seksualiteitpreserverende of prostaatsparende behandeling. Niet-spierinvasieve tumoren hebben een recidiefkans van 31-78% en een kans op progressie naar spierinvasieve tumor van 0,8-45%. Spierinvasieve tumoren hebben een lokale recidiefkans van 5-15% en 50% kans op het ontwikkelen van metastasen. Mogelijkheden voor palliatieve behandeling zijn urinedeviatie (eventueel gecombineerd met palliatieve cystectomie en/of bestraling) en voor gemetastaseerde ziekte chemotherapie.
Metagegevens
Titel
Blaascarcinoom
Auteurs
Dr. E.C.C. Cauberg
prof. dr. J.J.M.C.H. de la Rosette
prof. dr. Th.M. de Reijke
Copyright
2015
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-0626-8_7