Samenvatting
De incidentie van blaascarcinoom in Nederland is 6150 patiënten/jaar. De belangrijkste risicofactor is roken. Histopathologisch is 90% urotheelcarcinoom. Blaascarcinoom presenteert zich in 85-90% van de patiënten met pijnloze hematurie. De gouden standaard voor de diagnostiek is cystoscopie met urinecytologie. Het onderscheid tussen niet-spierinvasief (Ta/T1 en carcinoma in situ) en spierinvasief (≥T2) blaascarcinoom is belangrijk voor prognose en therapiekeuze.
Behandeling van niet-spierinvasieve tumoren bestaat uit transurethrale resectie plus eenmalige intravesicale mitomycine C-spoeling, eventueel aangevuld met adjuvante blaasspoelingen. Behandeling van spierinvasieve tumoren bestaat uit cystectomie of bestraling. In geselecteerde gevallen kan gekozen worden voor een seksualiteitpreserverende of prostaatsparende behandeling. Niet-spierinvasieve tumoren hebben een recidiefkans van 31-78% en een kans op progressie naar spierinvasieve tumor van 0,8-45%. Spierinvasieve tumoren hebben een lokale recidiefkans van 5-15% en 50% kans op het ontwikkelen van metastasen. Mogelijkheden voor palliatieve behandeling zijn urinedeviatie (eventueel gecombineerd met palliatieve cystectomie en/of bestraling) en voor gemetastaseerde ziekte chemotherapie.