Skip to main content
Top

2019 | OriginalPaper | Hoofdstuk

6. Biomechanische aspecten van het menselijk bewegen

Auteurs : D. L. Egmond, R. Schuitemaker

Gepubliceerd in: Extremiteiten

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Samenvatting

In dit hoofdstuk wordt de nodige biomechanische kennis aangedragen die van belang is voor het fysio- en vooral manueeltherapeutisch handelen. De Nederlandse bijdragen aan de osteo- en artrokinematica (Van der Bijl, Oonk, Riezebos) staan internationaal in hoog aanzien. De kinematica is de biomechanische wetenschap waarop de osteo- en artrokinematische bewegingsdefinities zijn gebaseerd. Driedimensionaal inzicht met behulp van de moderne beeldvormende technieken in zowel de gewrichtsprofielen als de (bewegende) artrokinematica heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het ontwikkelen van reductietests en de wetenschappelijk onderbouwing van de manuele therapie. Vooral in verband met het homoniem bewegen en heteroniem vergrendelen van de wervelkolom is driedimensionaal inzicht van groot belang. Dit hoofdstuk verduidelijkt de begrippen als vorm-functierelatie, krachtsluiting, loose-packed en close-packed position, hypo- en hypermobiliteit, stabiliteit en instabiliteit. De talrijke bewegingsvormen en bewegingsdefinities worden door de op dit gebied zeer deskundige auteurs met talrijke duidelijke illustraties en fraaie osteo- en artrokinematicaschema’s – ook bij de speciële hoofdstukken – toegelicht.
Bijlagen
Alleen toegankelijk voor geautoriseerde gebruikers
Woordenlijst
adjunct rotation
Een accessoire (toegevoegde) osteokinematische beweging die niet hoofdzakelijk door het gewrichtsprofiel en kapsel-bandapparaat van het gewricht wordt voorgeschreven. Een voorbeeld hiervan is de rotatiemogelijkheid bij pro- en supinatie van de radius in verschillende flexie- en extensieposities van de onderarm (MacConaill en Basmajian 1969).
afgelegde weg
De afstand, uitgedrukt in meters, van een bewegend punt van een lichaam, die wordt gemeten langs de (eventueel kromlijnige) baan die dat bewegende punt heeft beschreven (Oonk 1988).
approximatie
Het uitoefenen van een beweging waardoor compressie ontstaat (bijvoorbeeld in een gewricht).
arcuate swing
Of impure swing: een osteokinematische zwaai- of slingerbeweging waarbij de rotatieas niet loodrecht op de lengteas van het bewegende botstuk staat en zich gedurende de beweging voortdurend verplaatst. Een ‘arcuate swing’ vindt meestal plaats bij gekoppelde bewegingen (conjunct rotation), bijvoorbeeld als een botstuk zich in de richting van de MCPP beweegt (MacConaill en Basmajian 1969).
artrokinematica
Leer van de beschrijving van de lokale beweging in het gewricht. Ook: de leer van de beschrijving van de intra-articulaire beweging van de botstukken ten opzichte van elkaar met behulp van de artrokinematische bewegingsdefinities: rol, schuif, schommel, glij, tol (Oonk 1988). De internationale termen zijn roll, slide en spin (Basmajian en Luca 1985).
baan
Onder de baan van een bewegend punt (of een punt van een lichaam) verstaat men de verzameling van punten die dat bewegende punt achtereenvolgens inneemt.
beweging
Beweging is een verandering van positie in een gekozen assenstelsel, waarbij het niet noodzakelijk is dat deze ruimte in een ‘rust’-toestand verkeert ten opzichte van de aarde (Oonk 1988).
Beweging is een begrip dat uit de ervaringswereld voortkomt en is als zodanig aan de waarnemer verbonden (Oonk 1988).
cardinal swing
Een beweging (zwaai- of slingerbeweging) om een as die loodrecht staat op de lengteas van het botstuk. Hierbij treedt geen conjunct rotation op. Het is de osteokinematische beschrijving van een ideale (dus louter theoretische) zwaai- of slingerbeweging. Deze beweging wordt ook pure swing genoemd. Twee pure swings achter elkaar uitgevoerd, gaan wel gepaard met conjunct rotation (MacConaill en Basmajian 1969).
centrifugale versnelling
De versnelling van een punt dat beweegt langs een kromlijnige baan, kan worden ontbonden in een component in de richting van de snelheid en een component daar loodrecht op. Deze versnelling – loodrecht op de richting van de snelheid – die van het momentane rotatiecentrum af gericht is, wordt de centrifugale versnelling genoemd (Oonk 1988).
centripetale versnelling
De versnelling van een punt dat beweegt langs een kromlijnige baan, kan worden ontbonden in een component in de richting van de snelheid en een component daar loodrecht op. Deze versnelling – loodrecht op de richting van de snelheid – die naar het momentane rotatiecentrum toe gericht is, wordt de centripetale versnelling genoemd (Oonk 1988).
centrode
De verzameling momentane rotatiecentra (MRC’s) van een beweging tussen twee botstukken (die bij tweedimensionale artrokinematicamodellen in een plat vlak op een kromme lijn liggen). De centrode is een afgeleide van functie (Seroo 1983).
close-packed position (CPP)
De gewrichtspositie waarbij de coaptatie van de gewrichtsvlakken maximaal is (MacConaill en Basmajian 1969). Er is sprake van een maximale vormsluiting van het gewricht, waarbij de evoluten van convex en concaaf elkaar voor een deel bijna ‘overlappen’, en wel die delen van de evoluten die passen bij het optimale contactareaal.
compressie
Druk. Men onderscheidt mechanische druk (het op elkaar drukken van twee gewrichtsvlakken of het afbinden van een beschadigde arterie) en atmosferische druk (de intra-articulaire, vaak negatief atmosferische druk in een synoviaal gewricht die toeneemt onder invloed van (HVT-)tractie).
congruentie
Op elkaar passend, wat vorm betreft bij elkaar horend.
conjunct rotation
Draaiing om de lengteas van een botstuk, die optreedt wanneer in de richting van de (maximally) close-packed position wordt bewogen vanwege de vorm van de gewrichtsvlakken en de sturing van de (intacte) collagene kapsel-bandstructuren. Conjunct rotation (osteokinematisch) treedt dus op bij ‘gekoppelde’ of ‘gedwongen’ intra-articulaire bewegingen (artrokinematisch) (MacConaill en Basmajian 1969).
contactareaal
Het deel van het convexe gewrichtsprofiel dat in contact is met het concave gewrichtsprofiel (Oonk 1988).
eivormig gewricht
Eivormige gewrichten hebben een kop en kom. De kom is niet in alle richtingen in gelijke mate concaaf gekromd. De kop is niet in alle richtingen in gelijke mate convex gekromd. Er worden twee essentiële gewrichtsvormen onderscheiden: zadelvorm en eivorm (MacConaill en Basmajian 1969).
elasticiteit
Het vermogen na vervorming terug te keren in de oorspronkelijke toestand.
elasticiteitsmodulus
Tijdens het rekken van weefsel of een ander materiaal neemt de spanning evenredig toe met de rek. Deze evenredigheidsconstante is een materiaaleigenschap en wordt elasticiteitsmodulus (E) genoemd (Seroo 1983).
evolute
De verzameling van kromtemiddelpunten van een gewrichtsprofiel, die bestaat uit een kromme lijn in een tweedimensionaal artrokinematicamodel en een golvend vlak in een driedimensionaal model. De evolute is een afgeleide van vorm.
gewrichtsspel
De passief doorgevoerde parallelverschuiving in verschillende richtingen, respectievelijk de separatiemogelijkheid tussen twee botstukken. Dit begrip is synoniem aan het Engelse ‘joint-play’ en werd voor het eerst beschreven door Mennell (1952). Het gewrichtsspel wordt bepaald door de eigenschappen van de periarticulaire bindweefselplaten, de mate van ontspanning van de periarticulaire spieren en door de positie en de toestand van het gewricht.
glij
Een beweging van een concaaf botstuk ten opzichte van een convex botstuk, zodanig dat verschillende punten van de concave gewrichtspartner contact maken met één punt van de convexe gewrichtspartner. Synoniem: schuif (convex beweegt dan echter ten opzichte van concaaf). In dit boek wordt naast de termen ‘rol-schuif-’ en ‘schommel-glijbeweging’ soms ook van ‘rolglijbeweging’ gesproken wanneer het in de context irrelevant is of er vanuit de convexiteit, dan wel vanuit de concaviteit wordt geredeneerd (Oonk 1988).
graden van vrijheid
De mogelijke bewegingen van een lichaam in termen van translatie en rotatie in de ruimte. Een lichaam bezit maximaal zes graden van vrijheid als het om de drie orthogonale assen kan roteren en over de drie orthogonale vlakken kan transleren: respectievelijk de X-, Y- en Z-as en het frontale, sagittale en het transversale vlak.
hoeksnelheid
Bij een tweedimensionale beweging hangt de hoeksnelheid af van de verandering van de afgelegde hoek φ (phi) in de tijd. De definitie van hoeksnelheid ω (omega) is een mathematische. De vertaling van de mathematische uitdrukking ω = dφ/dt zou kunnen luiden: de hoeksnelheid is de verandering van de afgelegde hoek in de tijd (Oonk 1988).
hoekversnelling
De definitie van hoekversnelling ε (epsilon) is een mathematische. De vertaling van de mathematische uitdrukking ε = dω/dt zou kunnen luiden: de hoekversnelling is de verandering van de hoeksnelheid in de tijd (Oonk 1988). Een toename van de hoeksnelheid heet hoekversnelling. Een afname van de hoeksnelheid heet hoekvertraging.
Hooke-element
De visco-elastische eigenschappen van biologisch materiaal hebben viskeuze en elastische aspecten. In de sterkteleer worden de elastische eigenschappen door een trekveer gesymboliseerd: het Hooke-element. Met de uitdrukking ‘ut tensio, sic vis’ of: ‘de uitrekking is evenredig met de kracht’ (Hooke 1672), beschrijft Hooke het verband tussen lengteverandering en kracht.
hypermobiliteit
Vergrote beweeglijkheid van een gewricht, waarbij van begin tot eind sprake is van een proportionele verhouding tussen rol- en schuifcomponent of schommel- en glijcomponent.
IAR
Instantaneous axis of rotation = MRC (momentaan rotatiecentrum) = MP (momentane pool) = momentaan draaipunt. Term uit de osteo- en artrokinematica (Oonk 1988).
impure swing
Onzuivere zwaai- of slingerbeweging; ook: arcuate swing. Beweging van een botstuk om een as die niet loodrecht staat op de lengteas van dat botstuk (beweging van de lengteas om de lengteas) (MacConaill en Basmajian 1969).
instabiliteit
In de manuele therapie wordt onderscheid gemaakt tussen passieve instabiliteit en actieve instabiliteit.
passieve instabiliteit. In het medisch begrippenkader is er sprake van een instabiliteit indien veranderingen in de anatomische structuur (congenitaal, traumatisch) een disproportionele translatie tot gevolg hebben. Een spondylolisthesis, een totale ruptuur van de voorste kruisband, het lig. talofibulare anterius, het palmaire ligament tussen het os scaphoideum en het os lunatum zijn voorbeelden van medische aandoeningen die tot een instabiliteit leiden. Deze vormen van instabiliteit worden ook passieve instabiliteiten genoemd.
actieve instabiliteit. In het manueel-therapeutisch begrippenkader is er sprake van een instabiliteit indien tijdens normaal bewegen de verhouding tussen rollen en schuiven of schommelen en glijden gestoord is. Deze functiestoornis is meestal reversibel en niet altijd (bij elke beweging of bij elke eindstand) aanwezig. Er is sprake van een dynamische dispositie. Cave: een dynamische dispositie kan echter ook optreden als gevolg van een ligamentruptuur!
joint-play
Zie ‘gewrichtsspel’.
kantelbeweging
Een afysiologische beweging van een botstuk ten opzichte van een ander – al of niet – gefixeerd botstuk, zodanig dat het te bewegen botstuk een ‘kanteling’ maakt, waarbij de kantel-as in het te bewegen botstuk ligt. De punten van het kantelende botstuk die aan weerszijden van de kantel-as liggen, bewegen in tegenovergestelde richting. Door de kanteling wordt de intra-articulaire ruimte van het bewogen gewricht aan de convexe zijde ‘wigvormig’ geopend (‘gapping’). Er wordt bij voorkeur manipulatief gekanteld onder lichte tractie (gewrichtssparende techniek). Daarnaast wordt onder approximatie gekanteld: rol met slip als de convexiteit dominant beweegt, en rol met sleep als de concaviteit dominant beweegt.
kracht (trek-, druk- en schuifkracht)
Waarneembare toename van spanning in een lichaam. Kracht is ook een interne opname van de uitgeoefende kracht, die gepaard gaat met een vormverandering van het lichaam en het ontstaan van interne krachten. Deze interne krachten worden uitgedrukt in spanningen. Als twee krachten in tegengestelde richting op het lichaam werken – bijvoorbeeld door een tractie – is er sprake van twee trekkrachten. Als twee krachten naar elkaar toe werken – bijvoorbeeld door approximatie – is er sprake van twee drukkrachten. Deze krachten werken in de richting van de normaal van het gewricht of in de lengterichting van het weefsel (normaalkrachten). Als de kracht echter loodrecht op de normaal van het gewricht of dwars op het weefsel wordt uitgeoefend, is er sprake van schuifkracht (Seroo 1983).
kromlijnige beweging
Wanneer een lichaam een willekeurige beweging uitvoert, zal de bewegingsbaan van een punt van dat lichaam in het algemeen geen rechte of cirkelvormige baan zijn, maar een kromlijnige. Een willekeurig klein stukje van de kromlijnige bewegingsbaan kan echter wel als een stukje van een cirkelboog worden beschouwd, met het momentane rotatiecentrum (MRC) als middelpunt van de cirkel met een kromtestraal r (Oonk 1988).
kromming
De kromming(sgraad) is de reciproke waarde van de kromtestraal. Dit is de mate van buiging in het (gewrichts)oppervlak, in tegenstelling tot een rechtlijnig, vlak of lineair (gewrichts)oppervlak.
kromtemiddelpunt
Het denkbeeldige middelpunt van de denkbeeldige cirkel die in het platte vlak voor een deel ‘past’ op een klein stukje gewrichtsoppervlak (Seroo 1983).
kromtestraal
In een tweedimensionaal vlak kan elk stukje gewrichtsoppervlak worden gezien als een stukje cirkelboog met een bijbehorende kromtestraal (Schuitemaker 1994). In een driedimensionale ruimte is er sprake van zadel-, kegel- en boloppervlakken in plaats van cirkelbogen en onregelmatige krommen in relatie tot gewrichtsoppervlakken.
kruip
Het verschijnsel ‘kruip’ ontstaat wanneer een materiaal snel in de tijd een belasting wordt opgelegd en deze belasting vervolgens constant wordt gehouden. De eerste (snelle) vervorming is een elastische vervorming. Zolang de belasting wordt aangehouden treedt er een langzamere, toenemende (plastische) vervorming op die na het wegnemen van de belasting niet direct terugveert. Bij langdurige – constant gehouden – trek- of drukbelasting stelt zich uiteindelijk (binnen een aantal uren) een evenwicht in (vrij naar Morree 2014).
maximally close-packed position (MCPP)
De MCPP (vergrendeling) wordt bereikt door de gewrichtspositie waarbij in het gewricht een optimale coaptatie van de gewrichtsvlakken bestaat (close-packed position), verder op te schroeven. Daardoor ontstaat een optimale (maximale) spanning in het totale monoarticulaire bindweefselapparaat met een stabiele gewrichtspositie als gevolg. De MCPP heeft vooral waarde bij hyperlaxiteit en hypermobiliteit. De CPP (maximaal contactareaal) wordt door het ‘opschroeven’ als het ware ‘gepasseerd’ om gewrichtsstabiliteit te bereiken. Maximale spanning van het totale kapsel-bandapparaat veroorzaakt zodoende maximale ‘vergrendeling’ van de gewrichtsvlakken (MacConaill en Basmajian 1969).
maximally loose-packed position (MLPP)
De MLPP is een gewrichtspositie waarbij in het gewricht minimale coaptatie van de gewrichtsvlakken gepaard gaat met het ‘optimaal ontspannen’ van het kapsel-bandapparaat (de ruststand of Bonnet-stand). In de MLPP is de inhoud van het gewricht optimaal (MacConaill en Basmajian 1969).
mobiliteit
Bewegingsvrijheid. Range of motion (ROM). (Fysiologische) bewegingsmogelijkheid.
moment
Een (kracht)moment is in de mechanica en constructieleer een maat voor het rotatie-effect van een kracht (koppel). Men onderscheidt buig- en torsiemomenten, die een gefixeerde extremiteit doen buigen of torderen.
De grootte van een moment is het product van kracht en krachtarm (de loodrechte afstand van de werklijn van de kracht naar de as of het punt waaromheen het voorwerp kan draaien). Een moment wordt uitgedrukt in Nm (Newtonmeter) en kan linksom of rechtsom draaien.
momentaan rotatiecentrum
De afgelegde weg van een botstuk wordt opgedeeld in minuscule cirkelbanen. Elk stukje cirkelboog in het platte vlak heeft een bijbehorend middelpunt: het MRC (zie ook ‘IAR’) (Seroo 1983; Oonk 1988).
Newton-element
De visco-elastische eigenschappen van biologisch materiaal hebben viskeuze en elastische aspecten. De viskeuze eigenschappen zijn afhankelijk van de snelheid van de vervorming. In de sterkteleer worden de viskeuze eigenschappen gesymboliseerd door een gestileerde demper: het Newton-element.
Tijdens een constante belasting vervormt (‘kruipt’) visco-elastisch materiaal met een constante snelheid indien er sprake is van een lineaire viscositeit. Door het wegnemen van de belasting neemt de spanning abrupt af. Op een plotselinge belasting van het weefsel reageert het Newton-element quasi stijf. Dit fenomeen zorgt ervoor dat snelwerkende krachten door visco-elastisch weefsel goed kunnen worden verwerkt. HVT-manipulatietechnieken zijn voor het visco-elastische menselijke bindweefsel nauwelijks belastend.
normaal
De loodlijn op het concave gewrichtsvlak, getrokken vanuit het contactpunt met de convexe gewrichtspartner, en omgekeerd (Seroo 1983).
osteokinematica
Leer van de beschrijving van de globale perifere bewegingsbaan van een botstuk ten opzichte van een ander botstuk waarmee het articuleert. Bij de beschrijving wordt gebruikgemaakt van een orthogonaal (het gangbare rechthoekige) en een driedimensionaal assenstelsel (met de X-, Y- en Z-as). Voorbeelden van osteokinematische bewegingsdefinities zijn anteflexie, retroflexie, exorotatie, endorotatie, abductie en adductie.
pure swing
Cardinal swing. Een beweging van een botstuk om een enkele as die loodrecht staat op de lengteas van het botstuk. Hierbij treedt geen ‘conjunct rotation’ op. Het is een ideale (dus louter theoretische) zwaai- of slingerbeweging (MacConaill en Basmajian 1969).
relaxatie
Het verschijnsel ‘relaxatie’ (Engels: ‘stress-relaxation’) ontstaat wanneer een materiaal vanuit rust op spanning wordt gebracht en daarna in een vaste positie wordt gehouden. De spanning in het materiaal neemt binnen een aantal uren af tot er een nieuw evenwicht ontstaat (vrij naar Morree 2014).
rol
Een beweging van een convex botstuk ten opzichte van een concaaf botstuk, met een zodanige contactareaalverplaatsing dat op beide botstukken eenzelfde afstand wordt afgelegd (Oonk 1988).
rolglijbeweging
Dit is de ‘verzamelnaam’ voor ‘rol-schuifbeweging en schommel-glijbeweging’. Een beweging van een convex botstuk op een concaaf botstuk (en omgekeerd), waarbij steeds een volgend stukje contactareaal van convex contact maakt met een kleiner stukje contactareaal op concaaf. Bij een volledige bewegingsuitslag maken alle punten van convex contact met alle punten van concaaf, waarbij meer dan één punt van convex in contact komt met één punt van concaaf. Immers, het convexe gewrichtsoppervlak is altijd groter dan het concave gewrichtsoppervlak (definitie gebaseerd op tweedimensionaal model).
rollen met sleep
Een beweging waarbij de verplaatsing van het distale deel van het te bewegen botstuk (swing) voorloopt op de intra-articulaire glijbeweging van het proximale deel van het te bewegen botstuk. De kantel-as ligt in de richting van het gewricht in het te bewegen botstuk. Daardoor ontstaat vroegtijdig een ‘vast’ intra-articulair punt dat dan fungeert als de ‘instantane’ of ‘momentane’ kantel-as voordat de eindstand van het gewricht wordt bereikt. Een voorbeeld van een rol met sleepbeweging is een kantelbeweging uitgevoerd met de concave gewrichtspartner, zonder toegevoegde tractiecomponent, zoals de passief angulaire flexiemanipulatie van de knie op het eind een rol met sleep veroorzaakt.
rollen met slip
Een beweging waarbij de intra-articulaire schuifbeweging van het proximale deel van het te bewegen botstuk voorloopt op de verplaatsing van het distale deel (swing). De kantel-as ligt in het te bewegen botstuk. Een voorbeeld van een rol met slipbeweging is een kantelbeweging uitgevoerd met de convexe gewrichtspartner, zonder toegevoegde tractiecomponent.
ROM
Range of motion. Bewegingsuitslag.
rotatie
Een beweging waarbij op ieder moment van de beweging een lijn aanwijsbaar is die niet beweegt (v = 0). Deze lijn hoeft niet vast te zijn, kan van moment tot moment verschillen en wordt het momentane rotatiecentrum (MRC) of instantanious axis of rotation (IAR) genoemd (Oonk 1988).
schommel
Een beweging van een concaaf botstuk ten opzichte van een convex botstuk, met een zodanige contactareaalverplaatsing dat op beide botstukken eenzelfde afstand wordt afgelegd (Oonk 1988).
schuif
Een zodanige beweging van een convex botstuk ten opzichte van een concaaf botstuk dat een punt van convex contact maakt met verschillende punten van concaaf (Oonk 1988).
snelheid
De definitie van snelheid is een mathematische. De vertaling van de mathematische uitdrukking v = ds/dt zou kunnen luiden: snelheid is de verandering van de afgelegde weg in de tijd (Oonk 1988).
spanning (trek-, druk- en schuifspanning)
Interne opname van de uitgeoefende kracht, die gepaard gaat met een vormverandering van het lichaam en het ontstaan van interne krachten. Deze interne krachten worden uitgedrukt in spanningen. Spanning is de kracht per oppervlakte-eenheid, uitgedrukt in N/m2 (Seroo 1983). Werken twee krachten in tegengestelde richting op een lichaam – bijvoorbeeld op een ligament door een tractie- of kantelmanipulatie – dan ontstaat een trekspanning. Werken twee krachten naar elkaar toe – bijvoorbeeld compressie in kraakbeen door een kantelbeweging – dan ontstaat in het kraakbaan een drukspanning. De hier beschreven trek- en drukspanning worden mathematisch in de lengterichting van het weefsel geconstrueerd in de richting van de ‘normaal’. Deze normaalkrachten leiden tot een normaalspanning. Als de kracht loodrecht op de normaal van het weefsel wordt uitgeoefend, ontstaat er op de plaats waar deze kracht werkt een schuifspanning. Deze kracht wordt dan ook schuifkracht genoemd. Door de anteriorrotatie van het os sacrum zullen er op de discus van L5–S1 in stand permanent schuifspanningen moeten worden opgevangen door – onder andere – deze discus.
spanning-verlengingsdiagram
Als bijvoorbeeld op een ligament trekkrachten worden gezet, ontstaan er trekspanningen in dit ligament. Door deze trekspanning gecontroleerd te laten toenemen, vervormt het ligament. In eerste instantie wordt het ligament opgerekt, daarna ontstaan er vormveranderingen en treden er progressief beschadigingen op. Ten slotte scheurt het ligament. Een grafische weergave van het verband tussen de grootheden lengte en (trek)spanning is het spanning-verlengingsdiagram.
spin
Osteokinematische beschrijving van een ‘draai’-beweging waarbij elk punt van het bewegende botstuk een cirkelvormige baan beschrijft, waarvan het middelpunt de normaal is (Oonk 1988).
sturing
Vindt in toenemende mate plaats in gewrichten door de geometrie van de gewrichtsprofielen en het kapsel-bandapparaat (indien intact) naarmate meer in de richting en in de buurt van de MCPP wordt bewogen. Actieve sturing door musculatuur heeft vooral invloed rond de MLPP. Ook de zwaartekracht heeft invloed op sturing.
swing
Een beweging waarbij een hoekverandering ontstaat tussen de lengteassen van de botstukken die samen het gewricht vormen. Ook: ‘zwaai- of slingerbeweging’ (MacConaill en Basmajian 1969).
tangentiële versnelling
De versnelling van een punt langs een kromlijnige baan, kan worden ontbonden in een component in de richting van de snelheid en een component daar loodrecht op. De versnellingscomponent in de richting van de snelheid is de tangentiële versnelling (Oonk 1988).
tol
Een artrokinematische beschrijving van een beweging waarbij één punt van het bewegende botstuk steeds in contact is met één punt van het stilstaande botstuk. Alle andere punten van het contactareaal glijden over elkaar in cirkelbanen rond dat punt. Dit gebeurt bijvoorbeeld intra-articulair in het humeroradiale gewricht tijdens pro- en supinatie. Bij het gebruik van dit begrip wordt geen onderscheid gemaakt tussen concaviteit en convexiteit (Oonk 1988).
tractie
Een (over het algemeen rechtlijnige) beweging van een botstuk ten opzichte van een gefixeerd botstuk in de richting van de ‘normaal’ door het actuele raakpunt van beide gewrichtspartners. Het is dus een bijzondere vorm van het biomechanische begrip translatie (Seroo 1983).
translatie
Een beweging waarbij alle punten van een lichaam in dezelfde tijd eenzelfde weg afleggen in de ruimte. Alle punten van het lichaam blijven gedurende deze verplaatsing steeds ‘evenwijdig’ aan elkaar. In de klassieke manuele therapie wordt onder translatie het onderling evenwijdig aan elkaar verschuiven van twee botstukken verstaan (met een diagnostisch of therapeutisch doel) (Seroo 1983).
versnelling
De definitie van versnelling is een mathematische. De vertaling van de mathematische uitdrukking a = dv/dt zou kunnen luiden: versnelling is de verandering van de snelheid in de tijd (Oonk 1988). Een toename van de snelheid heet versnelling (acceleratie). Een afname van de snelheid heet vertraging (deceleratie)
zadelvormig gewricht
Gewrichtsprofielen hebben als essentiële basisvorm de eivorm en de zadelvorm. Aan het zadelvormig gewricht worden geen kop en kom onderscheiden. De ene gewrichtspartner is in de ene richting convex en in de richting loodrecht daarop concaaf gekromd. De andere gewrichtspartner is in de ene richting concaaf en de richting loodrecht daarop convex en is dus min of meer congruent. Voorbeelden: de art. humeroulnaris, de art. CMC-I, de art. CMC-V en de art. sternoclavicularis (MacConaill en Basmajian 1969).
Voetnoten
1
De woorden zuiver en onzuiver hebben betrekking op de biomechanica. Fysiologisch goed gecoördineerde bewegingen gaan echter altijd gepaard met conjunct- en/of adjunctbewegingen die biomechanisch niet zuiver kunnen worden beschreven.
 
2
Ballista = Romeins en middeleeuws oorlogstuig waarmee men zware stenen en dergelijke kon werpen dankzij een ingenieus systeem van ‘moment en lastarm’.
 
Literatuur
go back to reference Basmajian, J. V., & De Luca, C. J. (1985). Muscles alive: Their functions revealed by electromyography. Baltimore: Williams & Wilkins. Basmajian, J. V., & De Luca, C. J. (1985). Muscles alive: Their functions revealed by electromyography. Baltimore: Williams & Wilkins.
go back to reference Bogduk, N. (2012). Clinical and radiological anatomy of the lumbar spine. London: Churchill Livingstone Elsevier. Bogduk, N. (2012). Clinical and radiological anatomy of the lumbar spine. London: Churchill Livingstone Elsevier.
go back to reference Brodeur, R. (1995). The audible release associated with joint manipulation. Journal of Manipulative and Physiological Therapeutics, 18(3), 155–164.PubMed Brodeur, R. (1995). The audible release associated with joint manipulation. Journal of Manipulative and Physiological Therapeutics, 18(3), 155–164.PubMed
go back to reference Cholewicki, J., & McGill, S. M. (1996). Mechanical stability of the in vivo lumbar spine: Implications for injury and chronic low back pain. Clinical Biomechanics (Bristol, Avon), 11(1), 1–15.CrossRef Cholewicki, J., & McGill, S. M. (1996). Mechanical stability of the in vivo lumbar spine: Implications for injury and chronic low back pain. Clinical Biomechanics (Bristol, Avon), 11(1), 1–15.CrossRef
go back to reference Cyriax, J. (1984). Textbook of orthopaedic medicine (Volume 1. Diagnosis of soft tissue lesions). London: Baillière Tindall. Cyriax, J. (1984). Textbook of orthopaedic medicine (Volume 1. Diagnosis of soft tissue lesions). London: Baillière Tindall.
go back to reference Gracovetsky, S. (1998). Is the lumbodorsal fascia necessary? Retrieved from https://www.youtube.com/watch?v=B-SMUA3QfVw. Gracovetsky, S. (1998). Is the lumbodorsal fascia necessary? Retrieved from https://​www.​youtube.​com/​watch?​v=​B-SMUA3QfVw.​
go back to reference Greenman, P. E. (1996). Barrier concepts. Baltimore: Lippincott Williams & Wilkins. Greenman, P. E. (1996). Barrier concepts. Baltimore: Lippincott Williams & Wilkins.
go back to reference Janda, V. (2000). Manuelle muskelfunktionsdiagnostik. München: Elsevier. Janda, V. (2000). Manuelle muskelfunktionsdiagnostik. München: Elsevier.
go back to reference Kaltenborn, F. M. (1983). Mobilisering van de extremiteitsgewrichten, onderzoek en basisbehandelingstechnieken. Oslo: Olaf Norlis Bokhandel. Kaltenborn, F. M. (1983). Mobilisering van de extremiteitsgewrichten, onderzoek en basisbehandelingstechnieken. Oslo: Olaf Norlis Bokhandel.
go back to reference MacConaill, M., & Basmajian, J. (1969). Muscles and movements, a basis for human kinesiology. Baltimore: Williams & Wilkins. MacConaill, M., & Basmajian, J. (1969). Muscles and movements, a basis for human kinesiology. Baltimore: Williams & Wilkins.
go back to reference Morree, J. J. de (2014). Dynamiek van het menselijk bindweefsel. Functie, beschadiging en herstel. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Morree, J. J. de (2014). Dynamiek van het menselijk bindweefsel. Functie, beschadiging en herstel. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
go back to reference Ogon, M., Bender, B. R., Hooper, D. M., Spratt, K. F., Goel, V. K., Wilder, D. G., et al. (1997). A dynamic approach to spinal instability. Part I: Sensitization of intersegmental motion profiles to motion direction and load condition by instability. Spine (Phila Pa 1976), 22(24), 2841–2858.CrossRef Ogon, M., Bender, B. R., Hooper, D. M., Spratt, K. F., Goel, V. K., Wilder, D. G., et al. (1997). A dynamic approach to spinal instability. Part I: Sensitization of intersegmental motion profiles to motion direction and load condition by instability. Spine (Phila Pa 1976), 22(24), 2841–2858.CrossRef
go back to reference Oonk, H. (1988). Osteo- en arthrokinematica. Weert: Henric Graaf van IJssel. Oonk, H. (1988). Osteo- en arthrokinematica. Weert: Henric Graaf van IJssel.
go back to reference Oostendorp, R. A., Elvers, H., Mikolajewska, E., Laekeman, M., Trijffel, E. van, Samwel, H., et al. (2015). Manual physical therapists’ use of biopsychosocial history taking in the management of patients with back or neck pain in clinical practice. Scientific World Journal, 2015, 170463. https://doi.org/10.1155/2015/170463.CrossRef Oostendorp, R. A., Elvers, H., Mikolajewska, E., Laekeman, M., Trijffel, E. van, Samwel, H., et al. (2015). Manual physical therapists’ use of biopsychosocial history taking in the management of patients with back or neck pain in clinical practice. Scientific World Journal, 2015, 170463. https://​doi.​org/​10.​1155/​2015/​170463.CrossRef
go back to reference Ouderland, R. (2002). Lezing symposium manuele therapie in Solothurn. Solothurn. Ouderland, R. (2002). Lezing symposium manuele therapie in Solothurn. Solothurn.
go back to reference Ouderland, R. (2014). Revalideren is een kunst. Amsterdam: Volkskrant. Ouderland, R. (2014). Revalideren is een kunst. Amsterdam: Volkskrant.
go back to reference Riezebos, C. (1990). De gekoppelde schoudergordel. Versus, 6, 315–347. Riezebos, C. (1990). De gekoppelde schoudergordel. Versus, 6, 315–347.
go back to reference Russe, O. (1977). Orthopedisch onderzoek. Lochem: De Tijdstroom. Russe, O. (1977). Orthopedisch onderzoek. Lochem: De Tijdstroom.
go back to reference Russe, O., Gerhardt, J. J., & King, P. S. (1972). An atlas of examination, standard measurements and diagnosis in orthopedics and traumatology. Bern: Hans Huber. Russe, O., Gerhardt, J. J., & King, P. S. (1972). An atlas of examination, standard measurements and diagnosis in orthopedics and traumatology. Bern: Hans Huber.
go back to reference Schuitemaker, R. (1994). Osteo-, en arthrokinematica en 3-dimensionaal passief bewegen der perifere gewrichten. Amersfoort: Stichting Opleiding Manuele Therapie (SOMT). Schuitemaker, R. (1994). Osteo-, en arthrokinematica en 3-dimensionaal passief bewegen der perifere gewrichten. Amersfoort: Stichting Opleiding Manuele Therapie (SOMT).
go back to reference Schuitemaker, R., & Hoeksma, H. L. (2003). Syllabus na- en bijscholing manuele therapie bij de coxarthrosepatiënt. Amersfoort: Stichting Opleiding Manuele Therapie. Schuitemaker, R., & Hoeksma, H. L. (2003). Syllabus na- en bijscholing manuele therapie bij de coxarthrosepatiënt. Amersfoort: Stichting Opleiding Manuele Therapie.
go back to reference Seroo, J. M. (1983). Inleiding in de biomechanica van het spierskeletstelsel. Eindhoven: Leergangen van de Stichting Manuele Geneeskunde. Seroo, J. M. (1983). Inleiding in de biomechanica van het spierskeletstelsel. Eindhoven: Leergangen van de Stichting Manuele Geneeskunde.
go back to reference Snel, J. G. (2000). Wrists in space: Deformable models for segmentation and matching techniques for registration of 3-D MR and CT-images of the wrist. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Snel, J. G. (2000). Wrists in space: Deformable models for segmentation and matching techniques for registration of 3-D MR and CT-images of the wrist. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.
go back to reference Surkitt, D., Gibbons, P., & McLaughlin, P. (2000). High velocity low amplitude manipulation of the atlanto-axial joint: Effect on atlanto-axial and cervical spine rotation asymmetry in asymptomatic subjects. J Osteopathic Med, 3(1), 13–19. Surkitt, D., Gibbons, P., & McLaughlin, P. (2000). High velocity low amplitude manipulation of the atlanto-axial joint: Effect on atlanto-axial and cervical spine rotation asymmetry in asymptomatic subjects. J Osteopathic Med, 3(1), 13–19.
go back to reference Unsworth, A., Dowson, D., & Wright, V. (1971). ‘Cracking joints’. A bioengineering study of cavitation in the metacarpophalangeal joint. Annals of Rheumatic Diseases, 30(4), 348–358. Unsworth, A., Dowson, D., & Wright, V. (1971). ‘Cracking joints’. A bioengineering study of cavitation in the metacarpophalangeal joint. Annals of Rheumatic Diseases, 30(4), 348–358.
go back to reference Vaes, P. H. (2007). De fysiologische effecten van impulsmobilisaties. Nederlands Tijdschrift voor Manuele Therapie, 4(4), 24–35. Vaes, P. H. (2007). De fysiologische effecten van impulsmobilisaties. Nederlands Tijdschrift voor Manuele Therapie, 4(4), 24–35.
go back to reference Viidik, A. (1973). Functional properties of collagenous tissues. International Review of Connective Tissue Research, 6, 127–215.CrossRef Viidik, A. (1973). Functional properties of collagenous tissues. International Review of Connective Tissue Research, 6, 127–215.CrossRef
go back to reference Von Lanz, T., & Wachsmuth, W. (1972). Praktische anatomie, bein und statik. Heidelberg: Springer. Von Lanz, T., & Wachsmuth, W. (1972). Praktische anatomie, bein und statik. Heidelberg: Springer.
go back to reference Watson, P., Hamilton, A., & Mollan, R. (1989a). Habitual joint cracking and radiological damage. BMJ, 299(6715), 1566.CrossRef Watson, P., Hamilton, A., & Mollan, R. (1989a). Habitual joint cracking and radiological damage. BMJ, 299(6715), 1566.CrossRef
go back to reference Weiler, P. J., King, G. J., & Gertzbein, S. D. (1990). Analysis of sagittal plane instability of the lumbar spine in vivo. Spine (Phila Pa 1976), 15(12), 1300–1306. Weiler, P. J., King, G. J., & Gertzbein, S. D. (1990). Analysis of sagittal plane instability of the lumbar spine in vivo. Spine (Phila Pa 1976), 15(12), 1300–1306.
go back to reference White, A. A., & Panjabi, M. M. (1990). Clinical biomechanics of the spine. Philadelphia: Lippincott. White, A. A., & Panjabi, M. M. (1990). Clinical biomechanics of the spine. Philadelphia: Lippincott.
Metagegevens
Titel
Biomechanische aspecten van het menselijk bewegen
Auteurs
D. L. Egmond
R. Schuitemaker
Copyright
2019
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-2255-8_6