Skip to main content
Top
Gepubliceerd in: Tandartspraktijk 7/2017

01-09-2017 | Tandarts in de praktijk

‘Behandel kwetsbare ouderen in hun vertrouwde omgeving.’

Auteur: Frank van Wijck

Gepubliceerd in: Tandartspraktijk | Uitgave 7/2017

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail
insite
ZOEKEN

Samenvatting

De beslissing van tandarts Corné de Bruijn om ‘ja’ te zeggen tegen de vraag de mondzorg voor ouderen in een verpleeghuis te verzorgen, groeide uit tot MondZorgPlus, dat inmiddels 12.000 ingeschreven cliënten heeft. Vooral oudere tandartsen voelen zich aangetrokken tot het initiatief. Nu is wel de vraag aan de orde wat het kabinetsbeleid om ouderen ook bij toenemende kwetsbaarheid langer thuis te laten blijven wonen voor gevolgen gaat hebben.
Corné de Bruijn voorzag naar eigen zeggen als een van de eersten de trend in de tandheelkunde dat eenmanspraktijken ruimte zouden gaan maken voor ketens waarin alle aspecten van de mondzorg werden aangeboden en waarin de zakelijke leiding werd gecentraliseerd. ‘Ik was daarom zelf snel met die ketenzorg’, zegt hij. ‘Ik was aanvankelijk een door efficiency gedreven tandarts: meerdere stoelen, grote praktijken.’ Maar in 2008 verkocht hij die praktijken wel omdat hij zich volledig wilde gaan toeleggen op de tandheelkundige zorg voor ouderen.
Het was Adrie de Laat, manager van woonzorgcentrum De Riethorst in Geertruidenberg en ook patiënt in De Bruijn’s eigen praktijk, die hem hiertoe een paar jaar eerder de aanzet had gegeven. De tandarts van De Riethorst beëindigde zijn werkzaamheden en het lukte maar niet om een opvolger te vinden. Had De Bruijn misschien interesse? ‘In mijn eigen praktijk had ik natuurlijk ook wel wat oudere patiënten’, zegt hij, ‘maar ik kan verder echt niet zeggen dat ik speciale affiniteit met die doelgroep had. Ik kende de wereld van de verpleeghuiszorg ook niet heel goed, ik kwam er alleen omdat mijn schoonvader en schoonmoeder er woonden. Ik denk dus dat ik moet zeggen dat het vooral uit sociale overwegingen was dat ik ja zei tegen die vraag of ik de mondzorg in dat woonzorgcentrum voor mijn rekening wilde nemen.’

Voorspelbaar werken

De Bruijn had wel een voorwaarde: hij wilde niet alleen naar De Riethorst komen om bewoners te helpen die klachten over hun gebit hadden. ‘Ik wilde zien wat er in die monden aan de hand was, zodat ik voorspelbaar kon werken en liefst problemen kon voor zijn’, zegt hij. ‘Bij ouderen is dat heel belangrijk, omdat deze mensen door hun toegenomen kwetsbaarheid niet meer zoveel aan kunnen. Wat ik aantrof, waren deels patiënten met gebitsprothesen, maar zeker ook nog volledig dentate patiënten. En die laatste groep groeit hard, het komt steeds vaker voor dat mensen een leven lang hun eigen gebit houden. Wel trof ik bij die laatste groep regelmatig situaties van verwaarlozing aan. In een aantal gevallen had ik echt het idee dat ik jaren te laat kwam. Dat blijkt echter een moeilijk oplosbaar probleem. Zorgverzekeraar CZ bleek bereid tot het financieel ondersteunen van een pilot om deze mensen in een vroeger stadium mondzorg te bieden, maar daaruit bleek al snel dat de meesten van hen helemaal niet zaten te wachten op preventieve controles door een tandarts. Zelfs niet al was dit in het kader van die pilot kosteloos voor ze.’
Om die reden begreep De Bruijn heel goed de vraag die hij recent van een arts kreeg toen hij voor artsen een presentatie verzorgde over mondzorg voor ouderen. Die arts vroeg: “Kun je niet beter een kunstgebit hebben tegen de tijd dat je naar het verpleeghuis gaat?” ‘Voor een tandarts die is opgeleid tot het behoud van een gebit best een schokkende vraag, maar de dagelijkse mondzorg voor ouderen is niet altijd eenvoudig’, zegt De Bruijn. ‘Een oudere is zelf niet altijd meer in staat om die dagelijkse gebitsverzorging voor zijn rekening te nemen, of heeft er niet altijd interesse meer in. En van verzorgenden vraagt het nogal wat om dit bij deze mensen te doen. Een aantal mensen wil simpelweg niet dat er iemand in hun mond komt. En als dat wel het geval is, begrijp ik dat de verzorgende zich er echt wel even toe moet zetten om dit te doen, en vergt het bovendien ook de nodige technische vaardigheid om dit goed te doen. Toen ik in De Riethorst begon, hadden de verzorgenden echt geen oog voor de dagelijkse mondzorg voor deze mensen. Het was ook een onderwerp dat in de opleiding niet of nauwelijks aan bod kwam. Gelukkig is dat nu veel meer het geval, en zie ik ook steeds vaker dat de dagelijkse gebitsverzorging van bewoners een aandachtspunt is in verpleeghuizen.’

Vertrouwde omgeving

In eerste instantie werkte De Bruijn met een praktijk in een bus, maar hij moest al snel concluderen dat dit geen goede aanpak was. ‘Mensen die in een verpleeghuis wonen, moet je echt in hun vertrouwde omgeving behandelen’, zegt hij. ‘Je moet dus eigenlijk een soort behandelkamer opbouwen naast hun stoel, rolstoel of bed. Dan heb je ook meteen de verzorgende erbij die de patiënt kent en dus weet hoe je ze het best kan aanspreken. En je kunt dan de verzorgende ook meteen coachen over de dagelijkse mondverzorging voor die patiënt.’
Dit verklaart ook waarom De Bruijn – toen de mondzorg in verpleeghuizen een vlucht nam en hij deze zorg in meerdere huizen ging aanbieden – al snel afstapte van het idee in ieder huis een behandelkamer in te richten. ‘Dat is ook veel te kostbaar’, zegt hij, ‘want je benut zo’n kamer maar eens in de twee weken. Bovendien moet zo’n kamer ook aan alle hygiëne-eisen voldoen. Bij het tweede huis dat ik erbij kreeg, in Almkerk, richtte ik nog wel een kamer in. Het lukte om dit redelijk goedkoop te doen omdat ik tweedehandsspullen kon kopen en financiële ondersteuning kreeg vanuit een kerkelijke organisatie. Maar toen al snel Schakelring en Volckaert erbij kwamen, besloot ik het anders aan te pakken. Ik stelde voor dat ik alle benodigde spullen zelf zou kopen en dat de verpleeghuizen me daarvoor per bewoner een vergoeding zouden betalen.’

Boeiende werkomgeving

Het initiatief nam snel steeds professionelere vormen aan. De Bruijn zocht contact met de Nijmeegse hoogleraar Cees de Baat, die hem vertelde over de opleiding tandarts geriatrie. De Bruijn besloot die te gaan volgen. ‘Door die opleiding ben ik veel meer een algemeen medicus geworden’, zegt hij. ‘Dat was ook nodig, want het feit dat het om kwetsbare mensen gaat, betekent dat je ook een gesprekspartner moet zijn voor de arts.’
Het initiatief van De Bruijn kreeg een naam, Mondzorg voor Instellingen, en gaandeweg ontwikkelde dit zich tot MondZorgPlus. Hij vertelt: ‘Er zijn veel tandartsen van mijn leeftijd of net iets ouder – ik ben 59 – die hun praktijk willen verkopen en het wat rustiger aan willen gaan doen, maar die toch nog wel aan het werk willen blijven. Toen ik een aantal van hen over mijn werk in verpleeghuizen vertelde, waren ze snel geïnteresseerd. Sommigen vonden de situatie in het verpleeghuis in eerste instantie best confronterend, maar de meesten concludeerden toch al snel dat het een heel boeiende werkomgeving is. En juist deze oudere tandartsen zijn ook heel geschikt voor dit werk. Je hebt er mensen voor nodig die communicatief ervaren zijn en die voldoende vakervaring hebben om voorspelbaar te kunnen werken. Juist voor deze mensen is het een mooie afsluitende stap in hun actieve carrière: het is dankbaar werk en het is minder inspannend dan de dagelijkse mondzorg in een eigen praktijk. Al kan ik hieraan toevoegen dat er inmiddels ook een aantal jongere collega’s zijn die zich hebben verbonden aan MondZorgPlus en die het heel interessant vinden om dit specifieke werk voor ouderen erbij te doen ter afwisseling van het dagelijks praktijkwerk.’
Vanwege deze groei zit achter MondZorgPlus inmiddels een hele organisatie met mensen voor planning, kwaliteit en ICT. Ook verzorgt MondZorgPlus nascholing voor de tandartsen die eraan verbonden zijn. Die professionalisering was ook nodig, gelet op het feit dat de activiteiten zich inmiddels uitstrekken over Dordrecht, Rotterdam, Amsterdam, Delft, Den Haag, Hoorn, Enkhuizen, Schagen, Amersfoort, Oirschot en Nijmegen. ‘We voeren nu ook gesprekken in Assen’, zegt De Bruijn. ‘We hebben 12.000 ingeschreven cliënten, grotendeels bewoners van verpleeghuizen. Hoewel het financieel eigenlijk niet uit kan, komen we ook wel bij nog thuis wonende ouderen. En we werken voor woonzorgcentra zoals Martha Flora en De Herbergier.’

Toekomstbestendige oplossingen zoeken

De laatste paar jaar heeft mondzorg voor ouderen langs verschillende lijnen aandacht gekregen. De KNMT benoemde 2015 tot ouderenjaar en bracht de praktijkwijzer ‘Zorg voor ouderen in de algemene mondzorgpraktijk’ uit. Ivoren Kruis ontwikkelde in het verlengde van het project ‘Hou je mond gezond’ projecten die specifiek gericht waren op ouderen. TNO kwam met het rapport ‘Mondgezond, een leven lang’. En het ministerie van VWS zette met negen aanbieders van ouderenzorg de ‘Alliantie Mondzorg’ op. Toch zegt De Bruijn voor kwetsbare ouderen die thuis wonen nog steeds te weinig perspectief te zien. ‘Er is een gebrek aan tandartsen, dus het is de vraag of al die initiatieven opvolging krijgen’, zegt hij. ‘En die kwetsbare ouderen zijn ook moeilijk in beweging te krijgen. In Rotterdam ben ik op initiatief van Humanitas betrokken geweest bij de opzet van twee kleine praktijkjes in woonzorgcentra. We hebben het anderhalf jaar geprobeerd, maar er kwamen veel te weinig patiënten. In verpleeghuizen is het eenvoudiger, daar voert de instelling voor haar cliënten regie over de component behandeling en wordt de gehele medische zorg, ook de mondzorg, door de instelling ingevuld.’
Wat gaat het voor de toekomst van MondZorgPlus betekenen dat ouderen nu ook bij toenemende kwetsbaarheid steeds langer thuis blijven wonen? ‘Het betekent dat we zullen moeten zoeken naar oplossingen om hun die zorg aan huis te bieden’, zegt De Bruijn. ‘Wat die oplossing moet zijn weet ik ook niet één-twee-drie. Een financiële vergoeding ervoor regelen wordt snel onbetaalbaar omdat je niet, zoals in een verpleeghuis, meerdere cliënten op één locatie kunt helpen. Misschien moeten we in de toekomst meer gaan werken met zorg op afstand of met gedelegeerde hulp met inzet van assistenten en mondhygiënisten. Maar gelet op de dubbele vergrijzing ben ik voor de toekomst van MondZorgPlus in ieder geval niet bang. De populatie waarop wij ons richten, blijft bestaan.’
share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Onze productaanbevelingen

BSL Tandarts Totaal

Met BSL Tandarts Totaal houdt u eenvoudig en efficiënt uw vak bij. Met dit abonnement krijgt u tijdschrift TandartsPraktijk in de bus, heeft u toegang tot een groot aantal tandheelkundige boeken en geaccrediteerde nascholing, waaronder de TP Kennistoetsen. Alles in uw eigen tijd en wanneer het u het beste uitkomt. Op BSL Tandarts Totaal vindt u betrouwbare en actuele vakinformatie om u nóg beter te maken in uw vak.


TandartsPraktijk

TandartsPraktijk informeert u over de belangrijkste ontwikkelingen in de tandheelkunde en tandtechniek door praktisch toepasbare klinische artikelen en herkenbare casuïstiek, toegelicht aan de hand van duidelijke kleurenfoto's, röntgenfoto's en tekeningen.

Proefabonnement BSL Tandarts Totaal

Met BSL houdt u eenvoudig en efficiënt uw vak bij. Met dit proefabonnement krijgt u toegang tot een geselecteerd gedeelte van de online bibliotheek. Zo kan u gebruik maken van de online boeken, één e-learning, één web-tv en een aantal video's. 


Tandarts Totaal Proefabonnement 

eerste maand gratis: € 0,-

Metagegevens
Titel
‘Behandel kwetsbare ouderen in hun vertrouwde omgeving.’
Auteur
Frank van Wijck
Publicatiedatum
01-09-2017
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Gepubliceerd in
Tandartspraktijk / Uitgave 7/2017
Print ISSN: 0167-1685
Elektronisch ISSN: 1875-6808
DOI
https://doi.org/10.1007/s12496-017-0114-7

Andere artikelen Uitgave 7/2017

Tandartspraktijk 7/2017 Naar de uitgave

Intercollegiaal online

Advies gevraagd!