2016 | OriginalPaper | Hoofdstuk
8. Begeleiden en monitoren
Auteurs : M.P.A. Andriessen, P.L.P. Brand
Gepubliceerd in: Het geneeskundig proces
Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum
Samenvatting
-
Het werk van artsen bestaat voor een deel uit genezing (cure) en voor een deel uit begeleiding (care). Begeleiden is: er voor de patiënt zijn wanneer hij ziek is. Daarnaast bestaat er ook monitoring, het controleren van een chronische aandoening.
-
Begeleiding vraagt empathie en betrokkenheid van de arts; de arts dient zich te kunnen verdiepen in de belevingswereld van de patiënt en diens naasten. Begeleiden is geen marginale taak; het is een voor elke arts essentiële, professionele vaardigheid.
-
Eén van de dingen die een arts hoort te doen, is, voor hij de patiënt ziet, zich verdiepen in het medische dossier.
-
Begeleiding dient goed en zorgvuldig georganiseerd te zijn. Er dienen afspraken voor samenwerking en afstemming van taken gemaakt te worden. Goede begeleiding vergt in veel gevallen taakdelegatie en eventueel ketenzorgafspraken.
-
Bij de begeleiding van een psychiatrische patiënt dient de arts om te kunnen gaan met zijn eigen gevoelens van irritatie, machteloosheid en oninvoelbaarheid.
-
Bij palliatieve zorg is niet de genezing van de patiënt het doel, maar een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven. Het behandeldoel wordt:
-
het aanvaardbaar maken van de gevolgen van de ziekte;
-
het verlichten van de symptomen;
-
het bespreekbaar maken van angst en pijn en van de confrontatie met de naderende dood.
-
-
Ook nu zijn empathie en betrokkenheid vereisten, evenals kennis van de theorie (bijvoorbeeld de vijf fasen van rouwverwerking van Kübler-Ross) en van de techniek van symptoombestrijding. Uiteindelijk zal de palliatieve fase overgaan in de terminale fase. Deze kan eventueel afgerond worden met palliatieve sedatie of in sommige gevallen met euthanasie.
-
Een aparte vorm van begeleiding is monitoring bij chronische aandoeningen. De aard en de ernst van de aandoening bepalen of en in welke mate monitoring nodig is. Goede vastlegging van de gemeten parameters biedt de mogelijkheid van kwaliteitsbevordering, bijvoorbeeld door benchmarking (vergelijken van eigen resultaten met collegae). Bij chronische aandoeningen wordt uitdrukkelijk gestreefd naar bevordering van eigen verantwoordelijkheid en zelfzorg van de patiënt.