Skip to main content
Top
Gepubliceerd in:

01-09-2018 | Interview met david heyne en floor sauter

Bang voor school

Auteur: Dieuwke de Boer

Gepubliceerd in: Kind & Adolescent Praktijk | Uitgave 3/2018

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail
insite
ZOEKEN

Samenvatting

Elk kind wil wel eens niet naar school. Maar wat doe je als naar school gaan een lange strijd wordt? We spreken erover met experts dr. David Heyne, ontwikkelings- en onderwijspsycholoog bij het Instituut Psychologie van de Universiteit Leiden en dr. Floor Sauter, GZ-psycholoog bij BC De Banjaard/De Jutters.
Opmerkingen
Over de auteur Dieuwke de Boer is freelance journalist.
Wat is schoolweigering?
David: “We spreken over schoolweigering als een kind of adolescent uit angst of om andere sociaal-emotionele redenen niet meer naar school wil. Bij jongere kinderen speelt verlatingsangst vaak een rol, terwijl we bij oudere kinderen regelmatig angst voor sociale situaties, faalangst of stemmingsklachten zien. Schoolweigering kan ook ontstaan door een specifieke gebeurtenis, zoals een scheiding, verhuizing of vervelend voorval op school, denk aan pesten. Ook kan iemand moeite hebben met de overgang van de lagere naar de middelbare school.”
Floor: “Als het tijd is om naar school te gaan, kan een kind in huilen uitbarsten, zich verzetten of in paniek raken. Ook zien we vaak lichamelijke klachten als hoofdpijn, buikpijn en misselijkheid zonder dat hier een medische oorzaak voor te vinden is.”
En wat is het vooral niet?
David: “Het is belangrijk om een duidelijk onderscheid te maken tussen verschillende typen problematisch schoolverzuim, omdat er andere oorzaken aan ten grondslag liggen. Om daar onderlinge consensus over te bereiken, stelden we onlangs samen met een groep internationale experts bij een Lorentz Workshop vast welke typen dat zouden moeten zijn. Schoolweigering is namelijk iets anders dan spijbelen, waarbij er een gebrek aan interesse en motivatie is om naar school te gaan. Ouders weten dan vaak niet waar hun kind is, terwijl het kind bij schoolweigering meestal gewoon thuis is. En waar spijbelen regelmatig gepaard gaat met gedrag zoals liegen, stelen of vernielen, is er bij schoolweigering dikwijls geen sprake van antisociaal gedrag, behalve opstandig gedrag gerelateerd aan de weerstand tegen naar school moeten. Een derde type problematisch schoolverzuim wordt veroorzaakt door ouders die hun kinderen thuishouden van school, bijvoorbeeld doordat zij zelf geen positieve ervaring hadden op school en daardoor de meerwaarde van onderwijs niet zien. En we zien ook steeds vaker een vierde type: kinderen die voor korte of langere tijd geen onderwijs krijgen door redenen die vanuit de school zelf komen. Denk aan schorsing, maar ook aan geen passend onderwijs kunnen krijgen.”
Schoolweigeren is iets anders dan spijbelen
Wat is het voordeel van de indeling in deze typologie?
David: “De indeling klinkt logisch en simpel, maar er is lang gediscussieerd over de voor- en nadelen. En nog steeds is niet iedereen het er mee eens. Zo beweren tegenstanders dat er sprake is van een zekere overlap tussen de kenmerken van spijbelen en schoolweigering, waardoor het volgens hen niet zinvol is om over de vier subtypes te spreken. Dat daagde mij uit om de literatuur in te duiken. De overlap is er inderdaad: 5 tot 17 procent van de jongeren vertoont kenmerken van zowel schoolweigering als spijbelen. Maar als je dit omdraait, dan betekent het dat je 83 tot 95 procent van de jongeren kunt classificeren als het één of het ander en niet als allebei. Dit biedt enige steun voor de meerwaarde van de typologie. Tot nu toe gebruikten wetenschappers wereldwijd verschillende definities voor de verschillende subtypes. Door daar één lijn in te trekken, hopen we dat een beter inzicht ontstaat in hoe vaak problematisch schoolverzuim daadwerkelijk voorkomt. Als dan bijvoorbeeld blijkt dat schoolweigering in Denemarken amper voorkomt, gaan we natuurlijk allemaal kijken wat ze daar doen, zodat we ons eigen beleid daarop kunnen aanpassen.”
Hoe groot is het probleem eigenlijk?
David: “Uit internationaal onderzoek blijkt dat gemiddeld één tot twee procent van alle schoolgaande kinderen of adolescenten weigert om naar school te gaan. Dat is veel, als je bedenkt hoeveel kinderen er in totaal op school zitten. Hoewel schoolweigering op alle leeftijden voorkomt, lijkt de verwijzing naar hulpverleners hoger onder adolescenten. Dit betekent niet dat het in deze groep vaker voorkomt, maar wel dat het in die levensfase wellicht een groter probleem wordt en er dus vaker professionele hulp wordt ingeschakeld.”
Hoe weet je wanneer sprake is van schoolweigering?
David: “Veelvoorkomende symptomen van schoolweigering zijn angst en stemmingsklachten, minder zelfvertrouwen, slaapproblemen, moeite met opstaan en ruzie met ouders over wel of niet naar school moeten. In sommige gevallen is de oorzaak vrij duidelijk, bijvoorbeeld als kinderen door een traumatische gebeurtenis thuis of op school angstig worden voor school.”
Floor: “Bij de gevallen waar een kind of adolescent al langere tijd niet naar school gaat, is het lastiger bepalen wat precies het probleem is. Vaak weten ze zelf niet eens meer waardoor het komt. Meestal gaat het dan om een glijdende schaal: een combinatie van factoren of een opeenstapeling van vervelende gebeurtenissen. Een voorbeeld uit de praktijk is een meisje dat moeite had met de overgang naar de middelbare school. Het begon met een paar gemiste lessen, waardoor haar cijfers slechter werden. Ze wisselde vervolgens van school, maar verzuimde steeds vaker, waardoor ze minder binding voelde met haar klasgenoten en de leerachterstand nog groter werd. De spanning rond naar school gaan werd steeds erger. Ze was steeds vaker en langer thuis en voor ze het wisten was het meisje drie jaar lang niet regelmatig naar school geweest.”
Eén tot twee procent weigert naar school te gaan
Hoe zorg je er dan voor dat je problemen zo vroeg mogelijk signaleert?
Floor: “In Nederland schrijft de Leerplichtwet voor wanneer afwezigheid van school een probleem is. Maar ook dat geeft dikwijls geen uitsluitsel, omdat afwezigheid op sommige scholen onvoldoende wordt geregistreerd of omdat er onduidelijkheid is over wat precies wordt verstaan onder (on)geoorloofde afwezigheid. In deze gevallen wordt schoolweigering dus niet opgepikt. Omdat veel scholen het onderscheid tussen de vier types problematisch schoolverzuim nog niet goed genoeg kennen, is het voor hen lastig snel een passende aanpak in te zetten, terwijl vroege signalering belangrijk is, om te voorkomen dat de situatie verder uit de hand loopt. Soms proberen ze eerst het zelf op te lossen. Of ze zetten het door naar de leerplichtambtenaar, die verschillende stappen kan ondernemen: in gesprek gaan met het kind en de ouders, aanmelden bij hulpverlening of dreigen met boetes. Maar een aanpak op maat ontbreekt vaak.”
David: “De School Non-Attendance ChecKlist (SNACK) is een handige tool om in een vroeg stadium vast te stellen om welk type problematisch schoolverzuim het gaat. Deze checklist bestaat uit vragen over onder andere ‘moeite om naar school te gaan’, ‘afwezigheid zonder toestemming’, en ‘thuis blijven om te helpen’ die door de ouders, het kind of de leerkracht ingevuld kunnen worden. De vragenlijst is in het Engels opgesteld voor een onderzoek in Australië, maar er is ook interesse in Frankrijk, Denemarken en Nederland voor een vertaalde versie.”
Wat is het plan van aanpak daarna?
David: “Soms is het zinvol de aanwezigheid op school zo snel mogelijk op te bouwen, vooral bij kinderen en adolescenten die nog niet zo lang thuis zijn. Bij de chronische gevallen van schoolweigering is dat niet altijd nuttig. Vaak is dan al ontzettend veel geprobeerd om iemand terug naar school te krijgen, zonder te weten wat de specifieke behoeften zijn. Daarom brengen we eerst met een uitgebreid diagnostisch onderzoek alle factoren in beeld die een rol spelen in het ontstaan en het in stand houden van het probleem. We doen dit volgens een driesporenbeleid: zowel het kind of de adolescent als de ouders en de school worden hierbij betrokken. Om uiteindelijk een goede verklaring voor het probleem te beschrijven, kijken we naar vier aspecten. Als eerste naar de aanleg en de ervaringen van het kind: is iemand angstig aangelegd, gevoelig voor stress of stemmingsklachten, of heeft het kind bijvoorbeeld een lichte verstandelijke beperking? Wat hebben kinderen meegemaakt waardoor ze mogelijk kwetsbaarder zijn geworden voor het ontwikkelen van klachten? Een tweede aspect bestaat uit uitlokkende situaties die de klachten hebben getriggerd, bijvoorbeeld pesten op school, een verhuizing of de overgang naar de middelbare school. Ten derde zijn er mogelijk factoren die de situatie in stand houden, zoals ouders die leuke dingen met hun kind gaan doen als het niet naar school is gegaan. Hoewel dat goed bedoeld is, maakt het de drempel om weer terug te gaan naar school alleen maar hoger. Het is voor deze doelgroep namelijk niet moeilijk om te kiezen tussen school of de hele dag gamen of Netflixen. Maar het betekent ook dat ze de dingen die ze moeilijk of spannend vinden, niet hoeven te doen. Dat ze thuis minder gespannen en bang zijn dan op school, houdt het verzuim ook in stand. En als laatste zijn er de beschermende factoren, die voorspellend zijn voor het succes van een behandeling. Denk hierbij aan het vermogen van het kind om een relatie aan te gaan met de therapeut, de mate waarin ouders gemotiveerd zijn mee te werken en de bereidheid van school concessies te doen, bijvoorbeeld in de vorm van een flexibel rooster. Dit geheel vormt de basis voor de behandeling: als we het hier over eens zijn met alle partijen, hebben we een gezamenlijke visie op het probleem en kunnen we samen aan de slag. De kans is hierdoor ook groter dat alle betrokkenen zich honderd procent zullen inzetten tijdens de behandeling.”
Hoe ziet een behandeling voor schoolweigering eruit?
David: “Die bestaat meestal uit een combinatie van verschillende cognitieve gedragstherapeutische interventies. De jongeren volgen een aantal standaardmodules, bijvoorbeeld omgaan met stress, verbeteren van het probleemoplossend vermogen en negatieve gedachten omvormen tot helpende gedachten. Afhankelijk van de problematiek kunnen optionele modules worden ingezet, zoals omgaan met stemmingsklachten of sociale situaties. Ook voor ouders en school zijn er standaard- en optionele modules die op maat kunnen worden ingezet.”
Ouders houden het probleem soms in stand
Floor: “Een module die ouders standaard volgen, gaat over het geven van effectieve instructies. In plaats van: ‘Zou je alsjeblieft willen nadenken over opstaan?’ kun je namelijk ook: ‘Het is nu tijd om op te staan,’ tegen je kind zeggen. Ouders die denken streng te zijn, komen er tijdens zo’n module vaak snel achter dat ze eigenlijk veel te lief zijn. In een andere module bespreken we met ouders hoe ze het thuis zo onaantrekkelijk mogelijk kunnen maken tijdens schooltijd. Een slot op de koelkast gaat wat te ver, maar je kunt het kind bijvoorbeeld wel overdag de toegang tot de televisie of de spelcomputer ontzeggen.”
David: “De modules voor de ouders zijn vooral bedoeld om hun het vertrouwen en geloof te geven dat zij in staat zijn de problemen samen met het kind op te lossen. En dat lukt in de meeste gevallen ook. Ouders blijken vaak erg creatief in het vinden van oplossingen.”
Floor: “Vergeleken met jonge kinderen is de behandeling van adolescenten een stuk complexer. Ze hebben vaak een sterke eigen mening en een bepaalde drang naar autonomie waardoor een hevige machtsstrijd kan ontstaan. Probeer maar eens iemand van vijftien uit bed te krijgen. Dat is fysiek niet eens mogelijk.”
David: “‘What’s in it for me?’, daar gaat het bij adolescenten om. We betrekken ze nauw bij het behandeltraject door ze zoveel mogelijk keuzes zelf te laten maken. Niet óf ze naar school gaan, maar wel op welke manier ze dat graag willen doen.”
Floor: “Je moet vooral goed luisteren naar wat iemand zelf graag wil. Een van mijn cliënten voelde zich niet serieus genomen en bleef daardoor weigeren om naar school te gaan. Om het zo overzichtelijk mogelijk te maken, tekende ik het lesrooster voor haar op een whiteboard. We keken vervolgens samen naar hoe we het rooster konden vormgeven om haar aanwezigheid geleidelijk weer op te bouwen. Op die manier kreeg ze het gevoel dat ze kon meedenken over de weg terug naar school. Bovendien deelt deze manier van werken de enorme sprong op in kleinere, haalbare – en zichtbare – stapjes.”
Welke rol speelt de school in het behandeltraject?
David: “Het eerste bezoek aan de school vindt plaats gedurende de onderzoeksfase. We willen namelijk ook hun kant van het verhaal horen en dit meenemen in het opstellen van een behandelplan. Meestal wordt er één contactpersoon aangewezen, bij voorkeur iemand die het kind goed kent en vertrouwt, die de verbindende schakel is naar de docenten en mentoren. Wij voeren namens onze cliënt de eerste onderhandelingen met de school over de te zetten stappen, omdat we merken dat dit de band met de cliënt versterkt. Maar het is natuurlijk wel de bedoeling dat het kind deze schoolgesprekken uiteindelijk zelf of samen met de ouders gaat voeren.”
Hebben de behandelingen effect?
Floor: “Uit verschillende studies blijkt dat cognitieve gedragstherapie helpt om schoolbezoek te vergroten, hoewel de angst om naar school te gaan niet in alle gevallen direct verdwenen is. Teruggaan naar school betekent immers dat je eerst je angsten onder ogen ziet. Cognitieve gedragstherapie lijkt echter wel effectiever voor jonge kinderen dan voor adolescenten. Een Australisch onderzoek naar deze vorm van therapie voor schoolweigering liet positieve resultaten zien voor ongeveer tweederde van de jongeren onder de veertien jaar, terwijl dit bij jongeren van veertien jaar of ouder slechts een vijfde was. Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van het Nederlandse ‘@school-programma’, een meer ontwikkelingsgevoelige behandeling voor schoolweigering. Ongeveer de helft van een groep adolescenten die dit programma volgde, kon na behandeling weer regelmatig naar school. Ook hadden ze geen angststoornis meer. Een duidelijke verbetering, maar we hebben nog een lange weg te gaan.”
Zijn er plannen voor toekomstig onderzoek?
David: “We willen kijken of we de effectiviteit van deze behandeling voor schoolweigering verder kunnen verbeteren, zeker voor jongeren die ook sociaal angstig zijn. Dit kunnen we bijvoorbeeld doen door naast individuele therapie ook groepstherapie aan te bieden. Zo is er bij schoolweigeraars met sociale angst sprake van een dubbel dilemma: afwezigheid van school vermindert mogelijkheden om sociaal vertrouwen op te bouwen, en een laag sociaal vertrouwen vermindert de neiging om terug te gaan naar school. Op die manier beland je dus in een vicieuze cirkel.”
Floor: “Als therapeut heb je geen controle over wat er in een leslokaal gebeurt. Je kunt heel lang met een cliënt hebben geoefend in hoe ze zich weer aan de klas gaan voorstellen. De andere kinderen hoeven alleen maar een opmerking te maken over zijn ‘verkeerde schoenen’ en je cliënt is voor zijn gevoel terug bij af. Bij groepstherapie heb je die controle deels wel, omdat je een jongere kunt ondersteunen met suggesties over hoe het beste te reageren.”
David: “De laatste jaren is er in Nederland steeds meer aandacht voor jongeren met schoolweigering en ook de wil om ze te helpen is enorm toegenomen. Zo is er een landelijk KennisTeam Schoolweigering: een groep professionals die een paar keer per jaar bij elkaar komt om kennis en ervaringen met elkaar te delen. En hoewel er verschillende programma’s zijn ontwikkeld, blijft de vraag hoe we deze doelgroep beter kunnen helpen actueel. Daarom werken we momenteel aan de studie ‘Weten Wat Werkt’. Dit is een inventarisatie van alle programma’s die in Nederland beschikbaar zijn voor deze doelgroep en de effectieve elementen van deze programma’s. Dit leidt tot een overzicht van effectieve behandelingen bij schoolweigering. Deze blauwdruk kan vervolgens worden gebruikt bij het opzetten of verbeteren van lokale en nationale programma’s om schoolverzuim en schooluitval terug te dringen.”
Luister vooral naar wat het kind zelf nodig heeft
Floor: “Schoolweigering is een complex probleem. Je hebt niet alleen te maken met een individu, maar ook met het gezin en de school. Bij langdurig schoolverzuim gaat het voornamelijk om maatwerk. En dat betekent vooral de tijd nemen om goed te luisteren naar iemands verhaal. Waar worstelt een kind mee en hoe kun je die kennis gebruiken om dat ene kind zo goed mogelijk te helpen? Helaas past dat niet altijd in de manier waarop wij in Nederland binnen de hulpverlening werken. Maar als je in staat bent de problemen, samen met het kind, de ouders en de school aan te pakken, kun je een groot verschil maken in iemands leven. School is een ontzettend belangrijk onderdeel in het leven van kinderen en adolescenten. Als het lukt om iemand over de angst voor school heen te helpen, zie je vaak dat het zelfvertrouwen, de relatie met de ouders en het sociale leven ook vanzelf beter worden. Dat sneeuwbaleffect geeft veel voldoening.”
share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Onze productaanbevelingen

Kind & Adolescent Praktijk

Het vakblad Kind en Adolescent Praktijk biedt informatie die direct aansluit bij de dagelijkse praktijk van diagnostiek, behandeling en begeleiding. Kind en Adolescent Praktijk biedt ook een forum voor een kritische beschouwing van die dagelijkse praktijk en voor discussie over onderwerpen waarmee de professional te maken hebben.

BSL Academy Social Work GGZ

BSL Academy Accare GGZ collective

Metagegevens
Titel
Bang voor school
Auteur
Dieuwke de Boer
Publicatiedatum
01-09-2018
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Gepubliceerd in
Kind & Adolescent Praktijk / Uitgave 3/2018
Print ISSN: 1571-4136
Elektronisch ISSN: 1875-7065
DOI
https://doi.org/10.1007/s12454-018-0033-2