Samenvatting
Immunologische tolerantie voorkomt dat reactiviteit tegen autoantigenen optreedt. Immunologische tolerantie wordt zowel centraal (in thymus en beenmerg) als in perifere lymfoïde organen geïnduceerd. In dit hoofdstuk zullen eerst de mechanismen worden samengevat die ten grondslag liggen aan de totstandkoming en handhaving van immunologische tolerantie. Vervolgens wordt besproken hoe deze autotolerantie onder bepaalde condities verloren kan gaan en hoe dit leidt tot autoreactiviteit. Bij talrijke ziektebeelden lijken auto-immuunreacties een belangrijke rol te spelen. De klinische ziektebeelden (auto-immuunziekten) die het gevolg zijn van auto-immuunreacties staan centraal in dit hoofdstuk. Binnen het spectrum van auto-immuunziekten zal worden besproken op welke wijze de voor de ziekte kenmerkende verschijnselen veroorzaakt worden en resulteren in pathologie. De mogelijke rol van autoantistoffen en autoreactieve T-lymfocyten, en andere componenten van het immuunsysteem, staat hierbij centraal.