01-06-2015 | Column
Autisme
Gepubliceerd in: GZ - Psychologie | Uitgave 5/2015
Log in om toegang te krijgenSamenvatting
In de jaren tachtig van de vorige eeuw behandelde ik een zorgvuldig door mij gediagnosticeerde vrouw: met de kennis van toen leed zij aan een obsessieve-compulsieve (persoonlijkheids)stoornis. Zij kwam elke week, enkele jaren lang en klaagde steeds dat de psychotherapie haar niet hielp. Ze kon nog steeds geen nieuwe aankopen verdragen, het oude vloerkleed moest blijven liggen, ze piekerde zich suf, moest haar hele omgeving onder controle houden want ze verdroeg geen verandering. Ik deed er een jaar over haar ervan te overtuigen dat ondersteunende medicatie wellicht noodzakelijk was (toen: clomipramine, 120 mg). Ze werd er dik van en het hielp haar niet, ze was boos op me. Ze had een broer en aan hem was vreemd dat hij bijna nooit een woord sprak. Ze had een adolescente zoon bij wie ik een gedragsstoornis constateerde en wellicht zou zijn toestandbeeld nu met AS worden afgekort.