Skip to main content
Top
Gepubliceerd in: GZ - Psychologie 2/2018

01-04-2018 | In gesprek met

Arnoud Arntz: ‘De GZ-opleiding moet een academische opleiding zijn en blijven’

Auteur: Erik Hardeman

Gepubliceerd in: GZ - Psychologie | Uitgave 2/2018

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail
insite
ZOEKEN

Samenvatting

Er gaapt een kloof tussen de wereld van het wetenschappelijke onderzoek naar psychische stoornissen en de behandelpraktijk. Dat vindt het Convent van Hoogleraren Klinische Psychologie. Ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van de gz-psycholoog pleit voorzitter Arnoud Arntz voor integratie van de GZ-opleiding met de master Klinische Psychologie.
Waarom dit pleidooi?
‘In onze ogen is er op dit moment binnen de Klinische Psychologie sprake van twee samenhangende problemen. Aan de ene kant is het voor wetenschappers die ook een klinische ambitie hebben, - die patiënten willen behandelen en in die context onderzoek willen doen -, lastig om een BIG-registratie te halen. Daarvoor moet je namelijk eerst een opleiding volgen om een aanstelling in een ggz-instelling te kunnen krijgen, maar instellingen staan niet te trappelen om een van hun schaarse opleidingsplekken in te leveren, terwijl ze al een wachtlijst hebben. Daar komt bij dat ook universiteiten die ambitie van hun medewerkers niet echt aanmoedigen. Alle beloningsparameters voor universitaire medewerkers staan afgesteld op zoveel mogelijk publiceren. Je kunt aan de universiteit eigenlijk alleen maar carrière maken door je als onderzoeker te profileren. Om daarnaast een intensieve opleiding te volgen is een zware kluif.’
Wat betekent dat?
‘Gevolg is dat de klinische praktijk onvoldoende is ingebed in het wetenschappelijk onderzoek. Naar veel vragen die in de praktijk leven, vragen waar behandelaars in hun dagelijks werk tegenaan lopen, worden weinig of geen studies verricht. Er wordt op universiteiten weliswaar flink wat psychologisch onderzoek gedaan, maar meestal gaat het dan om studies naar relatief eenvoudige problemen, zoals naar angststoornissen, omdat je daarvoor gemakkelijk studenten als proefpersoon kunt gebruiken. In de praktijk worstelen behandelaars vaak met zwaardere psychopathologie, maar voor onderzoek naar zulke ernstige problemen zijn wetenschappers nodig die ook zelf in de praktijk werken. De situatie bij psychologie is anders dan die bij geneeskunde. Dankzij de academische ziekenhuizen zijn onderzoek en patiëntenzorg daar stevig geïntegreerd en wordt het juist gewaardeerd als je als universitair onderzoeker een BIG-registratie haalt. Die waardering ontbreekt binnen de universitaire psychologie. Het wordt bijvoorbeeld ook steeds moeilijker om een nieuwe hoogleraar Klinische Psychologie te vinden, iemand die èn een goed onderzoeks-cv èn een BIG-registratie heeft. Dat blijkt allesbehalve eenvoudig.’
U had het over twee problemen.
‘Het tweede probleem vormt de keerzijde van het eerste. Hadden we het tot nu toe over vragen uit de praktijk waarnaar onvoldoende onderzoek wordt gedaan; omgekeerd geldt dat heel wat belangwekkende onderzoeksresultaten de praktijk niet bereiken. Er gaapt vaak een enorme kloof tussen de actuele stand van de wetenschap en de behandelingen die cliënten krijgen. Er zijn allerlei stoornissen waarover dankzij onderzoek al heel veel bekend is. Die kennis komt wel netjes terecht in richtlijnen en protocollen, maar cliënten worden nog lang niet altijd volgens de nieuwste inzichten behandeld. Behandelaars hebben nu eenmaal een sterke neiging om dingen te blijven doen zoals ze het altijd gedaan hebben. Als dat bij kankerbehandelingen het geval was, zou dat raar worden gevonden, maar bij ggz-aandoeningen kijkt niemand ervan op.’
Uw oplossing is een ander soort GZ-opleiding?
‘Wij denken dat dit tweede probleem mede wordt veroorzaakt doordat veel gz-psychologen door deze kloof over onvoldoende wetenschappelijke bagage beschikken.’ Toch heerst er allerwege tevredenheid over die nu twintig jaar oude opleiding.
‘Dat weet ik en in praktische zin is de GZ-opleiding inderdaad een groot succes. Maar van een goed opgeleide gz-psycholoog verwachten wij ook dat hij of zij in staat is om wetenschappelijke ontwikkelingen te beoordelen en wetenschappelijke rapportages kritisch te lezen. Wij hebben niet de indruk dat daar in de opleiding veel aandacht aan wordt besteed. En wij denken dat de kloof tussen wetenschap en praktijk mede het gevolg is van de manier waarop de GZ-opleiding in Nederland is georganiseerd. Hier volg je als student eerst een jaar een universitaire master die zich vooral richt op onderzoek waarna je, - al dan niet na een wachttijd -, instroomt in de GZ-opleiding die een heel praktisch karakter heeft. Wij hebben een sterke voorkeur voor het Angelsaksische model. Daarin is het equivalent van onze GZ-opleiding geïntegreerd in de master, zodat studenten na een drie-jarige bachelor een drie-jarige vervolgopleiding krijgen, waarin zowel aandacht is voor onderzoek als voor de klinische praktijk. Dat wil niet zeggen dat wij vinden dat alle gz-psychologen wetenschappers moeten worden, maar wel dat de GZ-opleiding een academische opleiding moet zijn. Het moet niet iets hbo-achtigs worden.’
‘De klinische praktijk is onvoldoende ingebed in onderzoek’
Dat Angelsaksische model lijkt op de situatie in onze medische faculteiten.
‘Dat klopt. Je kunt de drie-jarige vervolgopleiding in Groot-Brittannië vergelijken met de manier waarop de coschappen bij geneeskunde zijn ingebed in de master. Bij de werving van medewerkers wordt in onze medische faculteiten daarom ook veel meer gezocht naar mensen met zowel klinische kennis als wetenschappelijke expertise. De beloningsparameters zijn daar ook op afgesteld. Dat is voor ons Convent een stip op de horizon. Wij zouden in de Nederlandse studie psychologie graag iets dergelijks zien; dus een zes-jarig traject met drie jaar bachelor en drie jaar gecombineerd master en GZ-opleiding, waarna je basispsycholoog bent en je kunt gaan specialiseren.’
Hoe komt het dat wij in Nederland een heel ander systeem hebben?
‘Waarschijnlijk ligt de oorzaak in het historische feit dat we in Nederland al ruim voor de GZ-opleiding van start ging, opleidingsinstituten zoals de RINO’s hadden, die wel een zekere binding met de universiteit hadden, maar die toch vooral opgezet waren door ggz-instellingen om therapeuten op te leiden. Vanuit die instituten is ook het initiatief gekomen voor zowel de GZ-opleiding als de opleiding tot klinisch psycholoog. Kennelijk zag men geen aanleiding om de universiteiten daarin een grote rol te laten spelen. Maar de universiteit moet ook de hand in eigen boezem steken: de universiteiten hebben zich te weinig beziggehouden met de gz- en kp-opleiding en hebben, zoals gezegd, te weinig gestimuleerd dat onderzoekers ook BIG-registraties haalden.’
Uw pleidooi is niet nieuw. In 2007 adviseerde de commissie-Van der Staak het ministerie al om de master en GZ-opleiding te integreren, maar dat advies is in een bureaula verdwenen. Denkt u dat uw pleidooi nu meer kans maakt?
‘Dat vind ik lastig te beoordelen, maar wij vinden in ieder geval dat de discussie hervat moet worden. Wij denken ook dat de tijd er rijp voor is, met name omdat er in toenemende mate wordt geklaagd over de korte duur van de master Klinische Psychologie. Die beslaat in Nederland maar één jaar en het lukt bijna niemand om in dat ene jaar alle noodzakelijke vakken te halen én onderzoek te doen, daar een scriptie over te schrijven en dan ook nog de klinische stage te lopen die nodig is om toegelaten te worden tot de GZ-opleiding. Nederland is het enige land in Europa waar dit allemaal in één jaar gepropt moet worden. Het is zo langzamerhand voor iedereen duidelijk dat dat ene jaar te weinig is, maar het ministerie van OCW wil geen twee-jarige master, omdat men dat te duur vindt en omdat men bang is dat te veel mensen ervoor zullen kiezen.’
OVER HET BEROEPENGEBOUW
Arntz: ‘Naast het beroep van gz-psycholoog wordt ook dat van psychotherapeut tot de basisberoepen gerekend. Het Convent vindt dat geen goed idee. Wij vinden dat er in de psychologie één basisberoep zou moeten zijn met één opleiding. Daarbinnen kun je wel differentiëren, maar het lijkt ons voor studenten niet goed om al meteen na de master te moeten kiezen voor een specialisatie. Dan verwerf je te weinig kennis en vaardigheden op andere gebieden. Het is ook niet nodig, want geregistreerde gz-psychologen zijn prima in staat om eenvoudige psychotherapeutische behandelingen uit te voeren. En als ze gerichte vervolgcursussen volgen en hun supervisies goed afronden, is er geen enkele reden waarom ze niet ook wat moeilijkere persoonlijkheidsstoornissen zouden kunnen behandelen.
Het is dus eigenlijk een rare Nederlandse constructie dat psychotherapie een apart basisberoep is met een eigen opleiding. Begrijp me niet verkeerd, psychotherapie is heel belangrijk en voor psychologen misschien wel het belangrijkste behandelingsinstrument. Maar volgens ons zouden mensen die de ambitie hebben om psychotherapeut te worden, beter eerst de GZ-opleiding kunnen doen, met aansluitend een psychotherapeutisch verdiepingstraject. Datzelfde geldt wat ons betreft voor de orthopedagogen en de kinder- en jeugdpsychologen, die hun specialisme ook als apart basisberoep voor de BIG willen laten erkennen. Met één opleiding voor alle basisberoepen wordt het beeld veel helderder en minder verbrokkeld.’
Om dat te voorkomen zal er dus selectie aan de poort van zo’n nieuwe vervolgopleiding moeten komen?
‘Dat is onvermijdelijk, maar dat heeft ook voordelen. Op dit moment worden mensen bij de ingang van de GZ-opleiding niet beoordeeld op hun wetenschappelijke motivatie. Bij selectie aan de poort van zo’n nieuwe, geïntegreerde opleiding kun je dat wel doen. Je hebt dan veel meer mogelijkheden om mensen te selecteren die een brug tussen de klinische praktijk en het onderzoek kunnen slaan; mensen die zowel klinische als wetenschappelijke interesses en capaciteiten hebben. Bovendien kun je het aantal mensen dat je toelaat, laten afhangen van het aantal opleidingsplekken. Dat voorkomt dat er, zoals op dit moment, een stuwmeer ontstaat van mensen met een master Klinische Psychologie maar zonder verdere opleiding.’
Want er halen nu te veel studenten een master Klinische Psychologie?
‘In ieder geval veel te veel die niet gelijk naar de basisopleiding voor gz-psycholoog kunnen doorstromen, terwijl ze dat wel willen. Wat ik echt schandalig vind, is dat in de ggz grote aantallen zogenaamde basispsychologen werken; afgestudeerde masterstudenten voor wie nog geen plaats is op een GZ-opleiding. Die mensen hebben geen enkele klinische opleiding gehad, maar krijgen wel veel verantwoordelijkheid, veel te veel naar onze mening, en moeten veel te moeilijke patiënten behandelen. De verzekeraars en de instellingen zijn er wellicht blij mee, vanwege de lage loonkosten, maar goed voor de patiënten is het niet en ik vraag me af of hun aanstelling niet als illegaal beschouwd moet worden: ze hebben immers niet de bekwaamheden die ze zouden moeten hebben. Als het bij medici zou gebeuren dat personeel met slechts één jaar master medicijnen medische handelingen zou verrichten zonder de coschappen te hebben afgerond, dan zou dat een groot schandaal worden gevonden.’
HET CONVENT VAN HOOGLERAREN KLINISCHE PSYCHOLOGIE
In het Convent van Hoogleraren Klinische Psychologie hebben per universiteit met een faculteit of afdeling Psychologie een of twee hoogleraren zitting. Het Convent heeft tot voor kort een wat slapend bestaan geleid, aldus voorzitter Arntz, maar als het aan hem ligt, gaat dat veranderen. ‘Een belangrijke ambitie van het Convent is om regelmatiger in Den Haag aan te schuiven bij de ministeries van VWS en OCW om te overleggen over beleidszaken. De medici, en op ons terrein de psychiaters, zijn aanzienlijk beter georganiseerd en hebben daardoor een sterke lobby in politiek Den Haag. Psychologen zijn politiek onhandig en laten zich steeds weer uit elkaar spelen. Wij hopen eraan te kunnen bijdragen dat de onderlinge strijdbijl vaker wordt begraven. Een eerste stap is de overeenkomst die we onlangs sloten met P3NL, een samenwerkingsverband van een groot aantal belangenorganisaties zoals de NVGzP, het NIP en de VGCt. Een belangrijk doel van die overeenkomst is om ervoor te zorgen dat wetenschappelijk gefundeerde opvattingen in de toekomst gemakkelijker hun weg naar bestuurlijke overleggen vinden. Kortom, het Convent hoopt de wetenschap een duidelijker stem te geven.
Dat dat hard nodig is, blijkt bijvoorbeeld uit de lijst met effectieve psychologische behandelingen die verzekeraars voeren in een poging om af te grenzen wat zij willen vergoeden. Die lijst is een ratjetoe. Er staan behandelingen op die niet vergoed worden terwijl er wel evidentie voor de werking is. En omgekeerd worden behandelingen zoals CGT generiek vergoed, waardoor ook vormen van CGT vergoed worden voor stoornissen waarvoor ze absoluut niet werkzaam zijn. Zo’n lijst moet volgens ons worden opgesteld door onderzoekers die voortdurend meta-analyses uitvoeren, maar wat blijkt? De wetenschap heeft hierin geen enkele rol gespeeld, want de lijst is opgesteld door de verzekeraars en een aantal beroepsorganisaties. Dat is toch raar? Het oordeel of een behandeling evidence based is of niet, zou toch in de eerste plaats aan de wetenschap moeten zijn? Maar kennelijk leggen onderzoekers binnen de psychologie onvoldoende gewicht in de schaal. Ook om dat te veranderen willen wij als Convent de komende tijd nadrukkelijker aan de weg timmeren.’
We vieren dit jaar 20 jaar gz-psycholoog. Waarop hoopt u voor 2038?
‘Over twintig jaar hoop ik niet alleen dat de door ons bepleite nieuwe opzet van de opleiding is gerealiseerd, maar ook dat er sprake is van een veel betere implementatie van wetenschappelijke inzichten. De vraag is hoe we ervoor kunnen zorgen dat een nieuwe behandeling die heel goed uit allerlei onderzoeken komt snel beschikbaar komt voor de patiëntenzorg. Dat is op dit moment nog een lastig punt.
Ook hoop ik dat het tegen die tijd vanzelfsprekend is dat gz-psychologen niet alleen patiënten behandelen maar dat zij ook zelf onderzoek doen. Onze kennis is nog zo beperkt en verbrokkeld. Net als in het kankeronderzoek hebben we eigenlijk aantallen van tienduizend of meer patiënten nodig om zinvolle dingen over stoornissen en de behandeling te kunnen zeggen. Maar op dit moment mogen we blij zijn als aan een trial vijfhonderd patiënten deelnemen. Het zou fantastisch zijn als gz-psychologen eraan bijdragen om het onderzoek in de psychologie in de komende twintig jaar een steviger basis te bezorgen.’
Arnoud Arntz is sinds 2014 hoogleraar Klinische Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam (UvA). Daarvoor was hij hoogleraar aan de Universiteit Maastricht. Hij doet met name onderzoek naar persoonlijkheidsstoornissen, PTSS, depressie en angststoornissen. Een dag in de week werkt hij als geregistreerd klinisch psycholoog bij PsyQ. Sinds 2016 is hij voorzitter van het Convent van Hoogleraren Klinische Psychologie.
share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail

Onze productaanbevelingen

GZ-Psychologie

GZ-Psychologie is een onafhankelijk tijdschrift en richt zich geheel op de snelgroeiende beroepsgroep van gz-psychologen, waarvan er inmiddels meer dan 15.000 zijn. GZ-Psychologie wil de identiteit en ...

BSL Academy Accare GGZ collective

Metagegevens
Titel
Arnoud Arntz: ‘De GZ-opleiding moet een academische opleiding zijn en blijven’
Auteur
Erik Hardeman
Publicatiedatum
01-04-2018
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Gepubliceerd in
GZ - Psychologie / Uitgave 2/2018
Print ISSN: 1879-5080
Elektronisch ISSN: 1879-5099
DOI
https://doi.org/10.1007/s41480-018-0021-z

Andere artikelen Uitgave 2/2018

GZ - Psychologie 2/2018 Naar de uitgave

Nieuws uit de wetenschap

Nieuws uit de wetenschap

Column

Wrap