Samenvatting
Openbare apotheken (in de wijk) verstrekken geneesmiddelen op recept en hulpmiddelen. De apotheker is verantwoordelijk voor de farmaceutische patiëntenzorg (FPZ). Apothekersassistenten bereiden geneesmiddelen en zorgen voor het uitreiken ervan, inclusief de voorlichting erover. Er worden spécialités verkocht – geneesmiddelen met een merknaam – en generieke middelen onder de naam van de werkzame stof. Artsen, tandartsen en verloskundigen zijn bevoegd geneesmiddelen voor te schrijven en zelf te kiezen. Beroepsgroepen hebben echter standaarden met generieke middelen als voorkeursgeneesmiddel en meestal regionale afspraken die soms in een boekje staan (regionaal formularium). Overheid en zorgverzekeraars stimuleren artsen om zinnig en zuinig voor te schrijven en bij voorkeur generieke middelen voor te schrijven. De apotheker werkt met huisartsen samen in het farmacotherapeutisch overleg (FTO). Geneesmiddelen op recept worden meestal geheel of gedeeltelijk vergoed vanuit het basispakket van de zorgverzekering. Zorgverzekeraars mogen bepalen welk geneesmiddel uit een groep ze vergoeden (preferentiebeleid).