Angststoornissen kenmerken zich voornamelijk door intense angst, paniek en/of bezorgdheid, die niet in verhouding staat tot de directe aanleiding. De belangrijkste zijn: specifieke fobie, sociale-angststoornis, paniekstoornis en gegeneraliseerde-angststoornis. Bij een specifieke (of enkelvoudige) fobie is sprake van hevige en aanhoudende angst voor en vermijding van bepaalde objecten of situaties. Een sociale-angststoornis -of sociale fobie- kenmerkt zich door hevige en aanhoudende angst voor en vermijding van situaties waarin iemand kritisch kan worden beoordeeld. Patiënten met een paniekstoornis hebben herhaalde, onverwachte aanvallen van hevige angst en zijn voortdurend ongerust over (de gevolgen van) nieuwe aanvallen. Bij de gegeneraliseerde-angststoornis (GAS) maken patiënten zich zonder duidelijke aanleiding aanhoudend overbezorgd over allerlei alledaagse zaken. Cognitieve gedragstherapie heeft bij angststoornissen de voorkeur. Langdurige, frequente al dan niet graduele blootstelling (imaginair, in vivo of in virtual reality) aan de gevreesde stimulus doorbreekt het vermijdingsgedrag en leidt in de meeste gevallen tot vermindering van de angstsymptomen. Daarnaast worden disfunctionele cognities aangepakt onder andere met gedragsexperimenten.