Skip to main content
Top

2016 | wo | Boek

Algemene chirurgie

Auteurs: Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Het eerste deel van Algemene chirurgie bevat een algemene omschrijving van laparotomische en laparoscopische operaties en een algemeen hoofdstuk over stomata. Deel 2 bevat specifieke informatie over operaties aan de schildklier. In deel 3 worden operaties aan de mamma besproken terwijl in deel 4 diverse hernia's aan de orde komen. Deel 5 gaat over de meest voorkomende operaties aan de maag en darmen en de overige buikorganen worden in deel 6 besproken. Het laatste deel (deel 7) van dit boek is gewijd aan amputaties van ledematen.
Dit boek is rijkelijk geïllustreerd en bevat veel nuttige praktijktips.

Maak ook de kennistoetsen bij de hoofdstukken van dit boek!

Inhoudsopgave

Voorwerk

Algemeen

Voorwerk
1 Laparotomische chirurgie
Samenvatting
Alle algemene richtlijnen en aandachtspunten voor instrumenteren, assisteren en/of omlopen bij diverse laparotomische operaties aan de maag, darmen en andere organen in de buik worden in dit hoofdstuk beschreven. Hiertoe behoren:
  • algemene preoperatieve fase;
  • algemene peroperatieve fase;
  • algemene postoperatieve fase.
De algemene preoperatieve fase richt zich op: voorbereidingen van de operatie en de algemene benodigdheden daarvoor. Dit samen met de verschillende randapparatuur, zoals: röntgenfoto’s, warmtematras, zuigunit, operatielamp en de hulpmiddelen aan de operatietafel (zie paragraaf 1.1).
De operatieassistent dient op de hoogte te zijn van:
  • het hechtmateriaal dat wordt toegepast bij laparotomische chirurgische operaties;
  • de specifieke benodigdheden, d.w.z. de middelen en materialen die bij veel operaties aan het maag-darmkanaal worden gebruikt;
  • het specifieke instrumentarium, d.w.z. laparoscopisch specifiek instrumentarium en de mechanische hecht- en snijapparatuur.
In de bijlagen van dit boek staan alle instrumenten met naam, bijnaam, doel en functie beschreven.
De algemene preoperatieve voorbereiding voor de patiënt die komt voor een laparotomie zijn: laboratoriumbezoek, maken thoraxfoto en ECG, consult internist, fysiotherapie, consult stoma- en/of oncologieverpleegkundige, scheren, nuchter, premedicatie, preoperatieve darmvoorbereiding, maagsonde en blaaskatheter.
Op de operatiekamer komen aan de orde:
  • de verschillende liggingen van de patiënt die bij operaties aan de tractus digustives worden gebruikt en de combinaties van mogelijkheden daarvan;
  • de temperatuur van de patiënt om afkoeling tijdens de operatie te voorkomen;
  • de diathermie en de plaats van de neutrale diathermieplaat;
  • de verschillende desinfectiemiddelen die worden gebruikt en de desinfectiezones (zie hiervoor paragraaf 1 afbeelding 1.5 t/m 1.9);
  • het re-usable en disposable afdekmateriaal.
Bij de algemene peroperatieve fase wordt aandacht besteed aan:
  • incisies (zie afbeelding 1.10);
  • skeletteermethoden (zie afbeelding 1.11);
  • naadtechnieken(everterende en inverterende naad);
  • darmanastomosen (zie paragraaf 1.2.2 en afbeelding 1.12 t/m 1.20);
  • aandachtspunten bij oncologische operaties zoals: een ruime excisie, verwijderen van de regionale lymfeklieren, sparende operaties, voorkomen van spill, de no-touch techniek, spoelen van de wond, gebruik van gazen en gebruik van diathermie (zie paragraaf 1.2.5);
  • veel toegepaste drains, hun werking en toepassing worden benoemd bij therapeutische, profylactische of postoperatieve drainage (zie paragraaf 1.2.6).
Bij de algemene postoperatieve fase is aandacht voor:
  • het verbinden (zie paragraaf 1.3.1);
  • zorg voor preparaten en de daarvoor benodigde protocollen (paragraaf 1.3.2);
  • de richtlijnen en zorg voor afval en vuil instrumentarium (paragraaf 1.3.3);
  • toestand van de patiënt bij vertrek van de operatieafdeling waarbij op de verkoeverkamer, naast de vitale functies, aandacht besteed wordt aan de maagsonde, blaaskatheter, het infuus, de wond en aan voldoende pijnbestrijding (zie paragraaf 1.3.4);
  • de kortetermijncomplicaties, onder andere de nabloeding, naadlekkage, oedeemvorming, urineweginfectie en longproblemen (zie paragraaf 1.3.5);
  • de langetermijncomplicaties, onder andere het short bowel syndrome, decubitus en de psychische gevolgen van de operatie (zie paragraaf 1.3.6).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
2 Laparoscopische chirurgie
Samenvatting
In dit algemene deel komen de richtlijnen bij de laparoscopische chirurgie aan de orde, zoals:
  • de voor- en nadelen van de laparoscopische techniek (zie paragraaf 2.1);
  • de taken en de ontwikkeling van het technisch inzicht van de operatieassistent (zie paragraaf 2.2);
  • de benodigde apparatuur (zie afbeelding 2.2), zoals:
    • de insufflator (zie paragraaf 2.3.1);
    • de lichtbron (zie paragraaf 2.3.2);
    • de camera (zie paragraaf 2.3.3);
    • de beeldmonitor (zie paragraaf 2.3.4);
    • de specifieke apparatuur (onder andere ultracision systeem) en de toepassingen daarvan (zie paragraaf 2.4).
In de paragraaf over de algemene preoperatieve fase worden de bijzonderheden voor een laparoscopische ingreep vermeld en de mate waarin ze afwijken van het basispatroon. Zoals bij de algemene benodigdheden waarin apparatuur, temperatuur en licht, hechtmateriaal, specifieke benodigdheden en het laparoscopisch basisinstrumentarium worden beschreven (zie paragraaf 2.5).
  • De meest toegepaste opstelling van het operatieteam (zie afbeelding 2.5 en 2.6).
  • Beschrijving van desinfectiezones en specifieke afdekmethodes.
In de paragraaf over de algemene peroperatieve fase worden de opstelling en controle van apparatuur beschreven, het maken van toegang tot de buik waarbij het insuffleren en de manier van inbrengen van de verschillende trocarts worden vermeld (zie paragraaf 2.6).
In de paragraaf over de algemene postoperatieve fase komen aan de orde het verbinden, de zorg voor preparaten en instrumenten en de toestand van de patiënt bij vertrek.
Daarnaast komen de korte- en langetermijncomplicaties aan de orde, met aandacht voor (zie paragraaf 2.7):
  • postoperatieve pijnklachten;
  • darmperforatie of vaatletsel;
  • nabloedingen;
  • beklemde breuk.
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
3 Stomata
Samenvatting
Hierin worden beschreven de verschillende soorten stomata met hun specifieke aandachtspunten, zoals:
  • stomatypen met indeling volgens plaats en functionaliteit (zie paragraaf 3.1.1 en 3.1.2);
  • opvangsystemen volgens aard en samenstelling (zie paragraaf 3.2);
  • voorbereiding van de patiënt met plaatsbepaling en materiaalinfo (zie paragraaf 3.3);
  • de hartmannprocedure (zie paragraaf 3.4);
  • postoperatieve stomaverzorging, met aandacht voor de verzorging en het aanbrengen van een enkel of dubbel opvangsysteem (zie paragraaf 3.5);
  • stomacomplicaties, met aandacht voor dermatitis, prolaps van de stoma, necrose, stenose en retractie (zie paragraaf 3.6).
Deeplinks
www.coloplast.nl/stoma/info
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart

Schildklieroperaties

Voorwerk
4 Glandula thyroidea
Samenvatting
In dit hoofdstuk worden de aandoeningen van de schildklier, de diagnostiek en de verschillende operatieve ingrepen beschreven, zoals:
  • ligging en werking van schildklier (zie paragraaf 4.1 en afbeelding 4.1);
  • de pathologie van de beschreven aandoeningen, zoals hypothyreoïdie, hyperthyreoïdie, struma en schildkliercarcinoom (zie paragraaf 4.2);
  • de onderzoeken die plaatsvinden om afwijkingen aan de schildklier aan te tonen (zie paragraaf 4.3);
  • de verschillende mogelijkheden die er zijn wanneer een patiënt dient te worden geopereerd aan de schildklier (zie paragraaf 4.4);
  • de aandachtspunten om risico’s bij schildklieroperaties te voorkomen (zie paragraaf 4.5).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
5 Thyroïdectomie : hemi, totaal en subtotaal
Samenvatting
De beschreven procedures bevatten alle operatietechnieken voor schildklieringrepen. Tot en met het vrijprepareren van de schildklier zijn de verschillende ingrepen identiek. Daarna volgt de specifieke procedure van elke operatie. Vanaf het verwijderen van het preparaat is de procedure weer gelijk.
In de paragraaf over de peroperatieve fase vind je de voorbereidingen voor de operatie. In deze fase worden de standaardvoorbereidingen getroffen en gecontroleerd.
Daarnaast is er aandacht voor (zie paragraaf 5.1):
  • specifieke benodigdheden;
  • hechtmateriaal;
  • toestand van de patiënt bij ontvangst;
  • diathermie;
  • positionering en anesthesie;
  • desinfectie en afdekken.
In de paragraaf over de peroperatieve fase wordt de operatieprocedure beschreven.
Hier wordt aandacht besteed aan de meest toegepaste incisieplaats (afbeelding 5.4), de halsspieren (afbeelding 5.5), de schildklier, de lokalisatie van de nervus recurrens (afbeelding 5.6) en de bijschildklieren.
Daarna volgt de schildklierresectie bij een hemithyroïdectomie, een totale thyroïdectomie en een subtotale thyroïdectomie.
Tot slot de procedure van het sluiten van de wond (zie paragraaf 5.2).
Bij de postoperatieve fase behoren: de zorg voor preparaten en de toestand van de patiënt bij vertrek met bijzondere aandacht voor controle van het calciumgehalte in het bloed. Bij de korte- en langetermijncomplicaties is aandacht voor (zie paragraaf 5.3):
  • nabloeding;
  • ademhalingsproblemen;
  • beschadiging nervus recurrens;
  • hypoparathyreoïdie;
  • thyreotoxische crisis;
  • toediening schildklierhormoon.
Hierna volgt de behandeling met radioactief jodium na een totale schildklieroperatie (zie paragraaf 5.4).
Deeplinks
www.chirurgenoperatie.nl/pagina/hoofd_huid/schildklier.php
www.youtube.com/watch?v=KOCwcc40lgw
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart

Mamma

Voorwerk
6 Mammachirurgie
Samenvatting
In dit hoofdstuk wordt algemene informatie gegeven over alle aspecten die met mammachirurgie te maken hebben. De ontwikkeling en functie van de borstklier (zie paragraaf 6.1) en de daarbij horende diagnostiek om de juiste behandeling voor mammacarcinoom te bepalen, zoals:
  • inspectie en palpatie;
  • mammografie;
  • echografie en CT-scan;
  • cytologische en histologische punctie (zie paragraaf 6.2);
  • daarnaast zorgen mammateams voor een goede begeleiding van de patiënte en haar familie (zie paragraaf 6.3).
De afwijkingen aan de mamma die kunnen voorkomen zijn: mastitis en tepelvloed, benigne en maligne mammatumoren.
In de paragraaf over de stadiëring van maligne tumoren wordt het TNM-systeem voor classificatie van tumoren uitgelegd (zie paragraaf 6.4).
Paragraaf 6.5 behandelt de specifieke diagnostische onderzoeken die behoren bij de tumorexcisie, röntgenlokalisatie, sentinel node of schildwachtprocedure, en onderzoek door patholoog-anatoom.
De chirurgische behandelmethoden hangen af van de grootte van de tumor, de mate van doorgroei in omringend weefsel en de aanwezigheid van uitzaaiingen in lymfeklieren en/of organen. Daarnaast zijn er contra-indicaties voor mammaoperaties en worden de typen ingrepen besproken.
De operatievormen die kunnen voorkomen zijn (zie paragraaf 6.6):
  • ablatio mamma;
  • okselklierdissectie;
  • gemodificeerde radicale mamma-amputatie volgens Madden;
  • gemodificeerde radicale amputatie volgens Patey;
  • radicale amputatie volgens Halsted.
De meest voorkomende vormen van vervolgtherapie worden besproken, zoals: radiotherapie, chemotherapie en hormonale therapie (zie paragraaf 6.7).
De verschillende methoden voor mammareconstructie komen aan de orde en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan. Hierbij hoort ook het plaatsen van een mammaprothese (zie paragraaf 6.8).
De ondersteuning na een mammaoperatie wordt gegeven door de mamma aftercare groep. Verschillende deskundigen begeleiden vrouwen na een borstamputatie (zie paragraaf 6.9).
Tot slot de prognostische kenmerken voor borstkanker en hoe de prognose bij borstkanker op basis van een combinatie van kenmerken berekend wordt. Daarnaast noemen we de controle en screening bij vrouwen die voor borstkanker behandeld zijn (zie paragraaf 6.10).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
7 Mammaoperaties
Samenvatting
De algemene voorbereidingen bij alle ingrepen aan de mamma komen overeen en zijn allemaal van toepassing. Tot de algemene preoperatieve zorg behoren (zie paragraaf 7.1):
  • de aanwezigheid van röntgenfoto’s van mammografie, echografie of CT-scan op beeldscherm;
  • de plaats van de neutrale elektrode bij gebruik diathermie;
  • de positionering van de patiënt op de operatietafel en de opstelling van het operatieteam (afbeelding 7.1);
  • het desinfecteren en afdekken bij mammaoperaties (afbeelding 7.2).
Tot de algemene peroperatieve zorg (zie paragraaf 7.2) behoort de manier waarop een mamma-incisie wordt gemaakt (zie afbeelding 7.3 en 7.4).
De verschillende operatiemogelijkheden zijn:
  • de schildwachtklierbiopsie of sentinel node procedure met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 7.3). Vervolgens worden de pre-, per- en postoperatieve fase besproken met speciale aandacht voor de operatieprocedure en het injecteren van 2 ml. Patentblauw (zie afbeelding 7.5 en paragraaf 7.3.1, 7.3.2 en 7.3.3);
  • de mammatumorexcisie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 7.4). Vervolgens worden de pre-, per- en postoperatieve fase besproken met in de paragraaf over de peroperatieve fase aandacht voor de operatieprocedure van een palpabele en een niet-palpabele mammatumor (zie paragraaf 7.4.1, 7.4.2 en 7.4.3);
  • de okselklierdissectie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 7.5). Vervolgens worden de pre-, per- en postoperatieve fase besproken met in de paragraaf over de peroperatieve fase aandacht voor de operatieprocedure met de begrenzing waarbinnen de okselklierdissectie plaatsvindt (zie afbeelding 7.6A en 7.6B). In de postoperatieve fase komen de korte- en langetermijncomplicaties aan de orde (zie paragraaf 7.5.1, 7.5.2 en 7.5.3);
  • de ablatio mammae met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 7.6). Vervolgens worden de pre-, per- en postoperatieve fase besproken met in de paragraaf over de peroperatieve fase aandacht voor de operatieprocedure (zie paragraaf 7.6.1, 7.6.2 en 7.6.3);
  • de gemodificeerde radicale mastectomie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 7.7 en afbeelding 7.7). Vervolgens worden de pre-, per- en postoperatieve fase besproken met aandacht voor de operatieprocedure en de aandachtspunten bij de postoperatieve zorg op de verpleegafdeling (zie paragraaf 7.7.1, 7.7.2 en 7.7.3).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart

Hernia

Voorwerk
8 Hernia: definities en achtergronden
Samenvatting
In dit hoofdstuk worden de verschillende soorten hernia’s beschreven, wordt de anatomie met duidelijke illustraties uitgelegd en worden de verschillende technieken voor behandeling uitgelegd. In paragraaf 8.1 worden de herniae uitgelegd.
In paragraaf 8.2 worden de soorten breuken in lies en onderbuikgebied beschreven, zoals de hernia umbilicalis, de hernia inguinalis, de hernia femoralis en de hernia cicatricalis. Op afbeelding 8.1 en 8.2 zijn enige algemene en anatomische structuren in de nabijheid van het lieskanaal te zien.
In paragraaf 8.3 worden de buikwandplastieken beschreven. De verschillende inguinale plastieken voor herniaoperaties worden uitgelegd in paragraaf 8.3.1. De cicatricale plastieken bij littekenbreuken worden uitgelegd in paragraaf 8.3.2. Daarnaast komt het implantatiemateriaal en de etiologie aan de orde (zie afbeelding 8.4).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
9 Herniaoperaties
Samenvatting
In dit hoofdstuk worden de algemene richtlijnen voor herniaoperaties beschreven en de algemene pre-, per- en postoperatieve zorg.
In de algemene preoperatieve fase komen aan de orde (zie paragraaf 9.1.1):
  • de voorbereiding van de operatie;
  • opstelling operatieteam;
  • toestand van de patiënt bij ontvangst;
  • diathermie en positionering;
  • desinfectie en afdekken.
In de algemene peroperatieve fase komen aan de orde (zie paragraaf 9.1.2):
  • de herniotomie incisies (zie afbeelding 9.6a en 9.6b);
  • de weefselstructuren in de operatieregio (zie afbeelding 9.7 en 9.8).
In de algemene postoperatieve fase komen aan de orde (zie paragraaf 9.1.3):
  • de toestand van de patiënt bij vertrek;
  • de langetermijn complicaties.
De volgende operatieprocedures worden beschreven:
  • de laparoscopische TEPP en TAPP-procedure bij hernia inguinalis
  • (zie paragraaf 9.2) met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie. De pre-, per- en postoperatieve fase worden beschreven in paragraaf 9.2.1, 9.2.2 en 9.2.3. In de paragraaf over de peroperatieve fase wordt de operatieprocedure beschreven van de totaal extraperitoneale preperitoneale plastiek (TEPP) met hierbij de werking van de distensieballon en de blunt-tip trocart (zie afbeelding 9.9), evenals de operatieprocedure van de transabdominale preperitoneale plastiek (TAPP) met op afbeelding 9.10 de plaats aangegeven van de trocarts;
  • de laparotomische hernia inguinalis mediaal of lateraal (zie paragraaf 9.3) met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie. De pre-, per- en postoperatieve fase worden beschreven in paragraaf 9.3.1, 9.3.2 en 9.3.3. In de paragraaf over de peroperatieve fase wordt de operatieprocedure beschreven en de reconstructie van het lieskanaal. Ook hier wordt de reconstructie van het lieskanaal in afbeeldingen weergegeven (zie afbeelding 9.11 tot en met 9.20);
  • de hernia femoralis (zie paragraaf 9.4) met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie. De pre-, per- en postoperatieve fase worden beschreven in paragraaf 9.4.1, 9.4.2 en 9.4.3;
  • de laparoscopische hernia cicatricalis (zie paragraaf 9.5) met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie. De pre-, per- en postoperatieve fase worden beschreven in paragraaf 9.5.1, 9.5.2 en 9.5.3. Er is speciale aandacht voor de specifieke benodigdheden, zoals de 5 mm protacker cliptang (zie ook afbeelding protack stapler in bijlage 2 mechanisch instrumentarium);
  • de laparotomische hernia citracicalis (zie paragraaf 9.6) met hierbij de operatie- indicatie en het doel van de operatie. Na de inleiding komen de pre-, per- en postoperatieve fase aan de orde (zie paragraaf 9.6.1, 9.6.2 en 9.6.3). In de preoperatieve fase wordt specifieke aandacht besteed aan de patiënt bij ontvangst wanneer het een platzbauchoperatie betreft.
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
10 Hernia diaphragmatica-operaties
Samenvatting
In dit hoofdstuk worden de operaties van een breuk in het middenrif behandeld. Er wordt uitleg gegeven over het ontstaan van een hernia diaphragmatica (zie paragraaf 10.1).
In paragraaf 10.2 komen de operatietechnieken aan de orde met ondermeer uitleg over:
  • fundoplicatie volgens Mark Belsey IV;
  • fundoplicatie volgens Nissen.
De volgende operatieprocedures worden beschreven:
  • de laparoscopische fundoplicatie volgens Nissen met daarbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 10.3). Daarnaast komen de pre-, per- en postoperatieve fase aan de orde. Specifieke aandacht wordt in de paragraaf over de peroperatieve fase besteed aan het inbrengen van de trocarts (zie afbeelding 10.2) en de positie van het implantaat (zie afbeelding 10.3). In de paragraaf over de postoperatieve fase is aandacht voor de lange- en kortetermijncomplicaties (zie paragraaf 10.3.1, 10.3.2 en 10.3.3);
  • tevens wordt beschreven de laparotomische fundoplicatie volgens Nissen met daarbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 10.4). Daarna komen de pre-, per- en postoperatieve fase aan bod met aandacht voor de operatieprocedure van de plastiek volgens Cortat-Jacob (zie afbeelding 10.4 en paragraaf 10.4.1, 10.4.2 en 10.4.3).
Deeplinks
http://www.youtube.com
http://www.chirurgenoperatie.nl/
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart

Tractus digestivus

Voorwerk
11 Slokdarmoperaties
Samenvatting
In dit hoofdstuk worden de operaties van de oesofagus beschreven. Begonnen wordt met het benoemen van de aandoeningen die aan de slokdarm kunnen voorkomen, zoals (zie paragraaf 11.1):
  • slokdarmvarices;
  • stricturen;
  • achalasie;
  • divertikels;
  • carcinomen.
Hierna wordt de diagnostiek behandeld die daarbij van toepassing is (zie paragraaf 11.2). Vervolgens worden de operatiemogelijkheden besproken (zie paragraaf 11.3).
De meest voorkomende operatiemogelijkheden zijn:
  • de transhiatale oesofagusresectie en het aanleggen van een buismaag. Ook de operatie-indicatie en het doel van de operatie worden genoemd (zie paragraaf 11.4). Hierbij horen de voorbereidingen, de specifieke benodigdheden en de operatieprocedure in de pre-, per- en postoperatieve fase (zie afbeeldingen 11.2 tot en met 11.6). In de peroperatieve fase is er aandacht voor de operatieprocedure van een bovenbuiklaparotomie en een halsexploratie waarbij de oesofago-gastrostomie-anastomose wordt gemaakt (zie paragraaf 11.4.1, 11.4.2 en 11.4.3);
  • de transthoracale oesofagusresectie. Ook de operatie-indicatie en het doel van de operatie worden genoemd (zie paragraaf 11.5). Daarnaast komen de pre-, per- en postoperatieve fase aan de orde met in de paragraaf over de preoperatieve fase specifieke aandacht voor het instrumentarium en de positionering (zie afbeelding 11.7). In de paragraaf over de peroperatieve fase wordt de operatieprocedure met daarbij behorende thoracale incisie (zie afbeelding 11.8) en het sluiten van de thorax beschreven. In de paragraaf over de postoperatieve fase is specifieke aandacht voor de korte- en langetermijncomplicaties (zie paragraaf 11.5.1, 11.5.2 en 11.5.3).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
12 Maagoperaties
Samenvatting
In dit hoofdstuk worden de aandoeningen en de operaties aan de maag beschreven en wordt een specifieke paragraaf gewijd aan aandoeningen van de maag bij kinderen.
In paragraaf 12.1 wordt de functie en de ligging van de maag uitgelegd (zie ook afbeelding 12.1).
De verschillende operatie-indicaties worden beschreven in paragraaf 12.2 en de specifieke kenmerken die horen bij:
  • verwondingen;
  • morbide obesitas;
  • maag- en duodenumzweren;
  • bloedingen;
  • perforaties;
  • carcinomen en de TNM-classificatie.
De diagnostiek en de specifiekere onderzoeken worden nader uitgelegd om tot de juiste diagnose te komen (zie paragraaf 12.3).
Alle toegepaste behandelingen bij maagcarcinomen en de reconstructie na een totale gastrectomie worden beschreven in paragraaf 12.4 en 12.5.
De meest toegepaste operatieprocedures zijn:
  • het laparoscopisch overhechten van een gastroduodenale ulcusperforatie. De operatie-indicatie en het doel van de operatie worden beschreven (zie paragraaf 12.6). Hierbij komen de pre-, per- en postoperatieve fase aan de orde. In de paragraaf over de peroperatieve fase is aandacht voor het inbrengen van de trocarts (zie afbeelding 12.3) en de operatieprocedure (zie paragraaf 12.6.1, 12.6.2 en 12.6.3);
  • de partiële maagresectie en totale maagresectie. De operatie-indicatie en het doel van de operatie worden beschreven (zie paragraaf 12.7). In de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase worden de specifieke aandachtsgebieden uitgelegd (zie paragraaf 12.7.1, 12.7.2 en 12.7.3). In de paragraaf over de peroperatieve fase wordt de operatieprocedure van een partiële maagresectie beschreven en de daarbij horende reconstructie, zoals:
1.
de retrocolische gastrojejunotomie (zie afbeelding 12.5);
 
2.
de antecolische gastrojejunotomie (zie afbeelding 12.6);
 
3.
de jejunojejunotomie (zie afbeelding 12.7 en 12.8).
 
Vervolgens wordt de operatieprocedure beschreven van een totale maagresectie met de daarbij horende reconstructie. In de paragraaf over de postoperatieve fase worden de korte- en langetermijncomplicaties besproken zoals: bloedingen, naadlekkage, postoperatieve pancreatitis, syndroom van de kleine maag, gastro-oesofagale reflux en dumpingverschijnselen, anemie, vermagering en overige complicaties.
Daarna volgt de prognose bij patiënten met een maagcarcinoom.
Maagchirurgie bij kinderen
In paragraaf 12.8 worden een aantal aangeboren afwijkingen aan de maag en/of het duodenum beschreven die we op de operatiekamer tegenkomen. De meest toegepaste operatieprocedure bij een pylorospasmus is de pyloromyotomie bij baby’s. De operatie-indicatie en het doel van de operatie worden beschreven (zie paragraaf 12.8.1). In de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase worden de speciale aandachtsgebieden uitgelegd. In de paragraaf over de peroperatieve fase wordt de operatieprocedure bij een pyloromyotomie volgens Ramstedt beschreven (zie afbeelding 12.11). In de paragraaf over de postoperatieve fase is aandacht voor de korte- en langetermijncomplicaties (zie paragraaf 12.8.2, 12.8.3 en 12.8.4).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
13 Bariatrische chirurgie
Samenvatting
In het algemene hoofdstuk worden de verschillende bariatrische operaties behandeld. Aandacht hierbij voor de body mass index en de operaties bij morbide obesitas die afname van gewicht realiseren (zie paragraaf 13.1). Dit zijn de:
  • restrictieve ingrepen;
  • malabsorptieve ingrepen;
  • gecombineerde restrictieve en malabsorptieve ingrepen.
Beschreven worden de bariatrische operaties die veel worden uitgevoerd, zoals:
  • het laparoscopisch plaatsen van een maagband (zie afbeelding 13.1);
  • de laparoscopisch gastric sleeve resectie (zie afbeelding 13.20);
  • de laparoscopische gastric bypass (zie afbeelding 13.3).
Daarbij worden de mogelijke complicaties beschreven die bij deze operaties voorkomen.
In paragraaf 13.2 wordt het grote belang van het preoperatief onderzoek beschreven.
Paragraaf 13.3 behandelt de algemene aspecten en richtlijnen bij bariatrische chirurgie.
In de paragraaf over de preoperatieve fase is specifieke aandacht voor de aangepaste operatietafel, het instrumentarium en de positionering van de patiënt (zie paragraaf 13.3.1 en afbeelding 13.4 en 13.5).
In de paragraaf over de peroperatieve fase is er specifieke aandacht voor het inbrengen van de trocarts (zie paragraaf 13.3.2 en afbeelding 13.6).
In de paragraaf over de postoperatieve fase is er aandacht voor de toestand van de patiënt bij vertrek en de kortetermijncomplicaties (zie paragraaf 13.3.3).
Vervolgens worden de verschillende operatieprocedures beschreven.
  • Het laparoscopisch plaatsen van een maagband of laparoscopic adjustable silicon banding (LASB). Hierbij worden de operatie-indicatie en het doel van de operatie beschreven (zie paragraaf 13.4). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatieprocedure wordt beschreven (zie paragraaf 13.4.1, 13.4.2 en 13.4.3).
  • De laparoscopische gastric sleeve resectie of longitudinale subtotale gastrectomie (LSG). Hierbij worden de operatie-indicatie en het doel van de operatie beschreven (zie paragraaf 13.5). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase, waarbij in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatieprocedure wordt beschreven (zie paragraaf 13.5.1, 13.5.2 en 13.5.3).
  • De laparoscopische gastric bypass (LGB). Hierbij worden de operatie-indicatie en het doel van de operatie beschreven (zie paragraaf 13.6). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase (zie paragraaf 13.6.1, 13.6.2 en 13.6.3) waarin er aandacht is voor het inbrengen van de trocarts en de operatieprocedure (zie afbeelding 13.7 A tot en met F).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
14 Darmoperaties
Samenvatting
Het hoofdstuk begint met algemene informatie over het darmkanaal.
  • Dunne darm of ileum (zie paragraaf 14.1)
    De meest voorkomende indicaties voor operatieve ingrepen aan het ileum zijn: aangeboren afwijkingen, verwondingen, enteritis regionalis, passagestoornissen en ischemie.
  • Appendix (zie paragraaf 14.2)
    Beschreven worden de verschillende onderzoekmethodes voor het vaststellen van de diagnose en de behandeling van een ongecompliceerde appendectomie. Daarbij ook uitleg over de wisselsnede volgens McBurney.
  • Dikke darm of colon (zie paragraaf 14.3)
    In deze paragraaf worden de onderdelen beschreven waaruit het colon is samengesteld zoals het caecum met de appendix, het colon ascendens, de flexura hepatica coli, het colon transversum, de flexura lienalis coli, het colon descendens, het colon sigmoideum en het rectum.
In paragraaf 14.3.1 worden de verschillende aandoeningen beschreven die kunnen optreden in en aan het colon, zoals (zie afbeelding 14.1, 1 tot en met 7):
  • aangeboren afwijkingen;
  • perforatie;
  • colitis;
  • diverticulitis;
  • proctitus;
  • benigne en maligne tumoren. Hierbij worden de in opzet curatieve behandelingsmogelijkheden beschreven.
In paragraaf 14.3.2 wordt de diagnostiek beschreven.
De verschillende operatietechnieken worden uitgelegd waarmee een colorectaal carcinoom kan worden behandeld, zoals de totale mesorectale excisie (TME-techniek) en de laparoscopische techniek (zie paragraaf 14.3.3).
In paragraaf 14.3.4 komt algemene informatie over stomata aan de orde en in paragraaf 14.3.5 de preoperatieve voorbereidingen die nodig zijn bij colonoperaties.
In de volgende paragrafen worden een aantal operaties aan de darmen beschreven, zowel de laparotomische als de laparoscopische procedures.
  • De laparoscopische appendectomie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.4). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase (zie paragraaf 14.4.1, 14.4.2 en 14.4.3).
  • De laparotomische appendectomie (zie paragraaf 14.5). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase. In de paragraaf over de peroperatieve fase is aandacht voor de operatieprocedure (zie paragraaf 14.5.1, 14.5.2 en 14.5.3. Zie ook afbeelding 14.5 en 14.6).
  • Het aanleggen van een stoma met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.6). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatieprocedure van een dubbelloops colostoma, het maken van een stomaopening en het aanleggen van een dubbelloops ileostoma wordt beschreven (zie paragraaf 14.6.1, 14.6.2 en 14.6.3. Zie ook afbeelding 14.7 en 14.8).
  • De laparoscopische ileocaecale resectie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.7). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase met in de paragraaf over de peroperatieve fase het inbrengen van de trocarts en de operatieprocedure (zie paragraaf 14.7.1, 14.7.2 en 14.7.3).
  • De laparotomische colon descendensresectie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.8). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase met in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatieprocedure, het doornemen van het preparaat en de verschillende anastomosetechnieken (zie paragraaf 14.8.1, 14.8.2 en 14.8.3; zie ook afbeelding 14.11).
  • De laparotomische sigmoïdresectie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.9). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase met in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatieprocedure en het maken van de anastomose (zie paragraaf 14.9.1, 14.9.2 en 14.9.3).
  • De laparoscopische low-anteriorresectie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.10). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase met in de paragraaf over de preoperatieve fase aandacht voor de positionering (zie afbeelding 14.12 en 14.13). In de paragraaf over de peroperatieve fase worden de operatieprocedure beschreven en het maken van de anastomose (zie paragraaf 14.10.1, 14.10.2 en 14.10.3).
  • De laparotomische low-anteriorresectie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.11). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase met in de paragraaf over de peropertieve fase de operatieprocedure van een totale mesorectale excisie (TME) en het maken van de anastomose (zie paragraaf 14.11.1, 14.11.2 en 14.11.3; zie ook afbeelding 14.14, 14.15 en 14.16).
  • De laparoscopische abdomino-perineale rectumresectie (APR) met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.12). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase met in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatiebeschrijving van de abdominale fase, het aanleggen van een eindstandig stoma en perineale fase (zie paragraaf 14.12.1, 14.12.2 en 14.12.3. Zie ook afbeelding 14.17).
  • De laparoscopische proctocolectomie met ileoanale pouchreconstructie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.13). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase met in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatiebeschrijving en het maken van de anastomose. In de paragraaf over de postoperatieve fase is er aandacht voor de korte- en langetermijncomplicaties (zie paragraaf 14.13.1, 14.13.2 en 14.13.3; zie ook afbeelding 14.18).
  • De transanale endoscopische microchirurgie (TEM) met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.14). Na de inleiding volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij aandacht voor de specifieke benodigdheden en de operatieprocedure waarbij de techniek wordt behandeld (zie paragraaf 14.14.1, 14.14.2 en 14.14.3; zie ook afbeelding 14.19A en 14.19B).
  • Laparoscopische abdominale recto(vagino) pexie met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 14.15). Na de inleiding volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatieprocedure wordt behandeld (zie paragraaf 14.15.1, 14.15.2 en 14.15.3).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
15 Anus
Samenvatting
In dit hoofdstuk worden de aandoeningen die voorkomen in het anale gebied beschreven.
Hierin algemene informatie over:
  • hemorroïden (zie paragraaf 15.1. en afbeelding 15.1). De vormen van en de verschillende operatietechnieken die worden gebruikt, zoals:
    1.
    rubberbandligatie volgens Barron (zie afbeelding 15.2);
     
    2.
    haemorrhoid artery ligation of HAL-procedure;
     
    3.
    circulaire stapling volgens Longo (zie afbeelding 15.3).
     
  • fissura ani;
  • perianaal abces en fistel (zie afbeelding 15.4);
  • sinus pilonidalis;
  • infectieuze aandoeningen zoals condilomata acuminata.
In paragraaf 15.2 komen de algemene aspecten en richtlijnen voor anale ingrepen aan de orde.
In de volgende paragrafen worden een aantal operaties aan het anale gebied beschreven.
  • Hemorroïden met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 15.3). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij in de paragraaf over de preoperatieve fase aandacht voor de specifieke benodigdheden en in de paragraaf over de peroperatieve fase de operatieprocedures van de HAL (zie afbeelding 15.5), de rubberbandligatie volgens Barron en de circulaire stapling volgens Longo/PPH-procedure (zie afbeelding 15.6; zie paragraaf 15.3.1, 15.3.2 en 15.3.3).
  • Perianaal abces en fistel met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 15.4). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij in de paragraaf over de peroperatieve fase aandacht voor de operatieprocedures van de perianale abcesincisie, de fistulotomie en fistulectomie, de setondrainage (zie paragraaf 15.4.1, 15.4.2 en 15.4.3).
  • Sinus pilonidalis met hierbij de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 15.5). Hierna volgen de paragrafen over de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij specifieke aandacht voor de positionering en de operatieprocedure (zie paragraaf 15.5.1, 15.5.2 en 15.5.3).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart

Overige buikorganen

Voorwerk
16 Galblaasoperaties
Samenvatting
In paragraaf 16.1 wordt de anatomie van de galwegen uitgelegd (zie paragraaf 16.1, afbeelding 16.1).
Daarna komt de pathologie aan de orde met daarin uitleg over de (zie paragraaf 16.2):
  • aangeboren afwijkingen;
  • traumata;
  • cholelithiasis;
  • cholecystitis en cholangitis;
  • obstructies.
Hierna worden de specifieke onderzoeken besproken zoals de transabdominale echografie, de ERCP en de CT-scan (zie paragraaf 16.3).
In paragraaf 16.4 volgt de globale indeling van operatieve ingrepen aan galblaas en extra hepatische galwegen.
De primaire ingrepen zijn (zie paragraaf 16.4.1):
  • cholecystostomie;
  • Cholecystectomie;
  • choledochotomie.
De reconstructieve ingrepen zijn (zie paragraaf 16.4.2):
  • cholecystojejunostomie;
  • choledochoduodenostomie;
  • choledochojejunostomie;
  • duodenohepaticostomie;
  • hepaticojejunostomie.
De meest voorkomende huidincisies bij galblaasoperaties zijn (zie paragraaf 16.5):
  • rechter subcostale incisie volgens Kocher;
  • mediane bovenbuikincisie;
  • rechter paramediane bovenbuikincisie.
De meest voorkomende operatieve ingrepen:
  • laparoscopische cholecystectomie met hierin de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 16.6). Hierna volgen de pre-, per- en postoperatieve fase met in de preoperatieve fase uitleg over het instrumentarium en in de peroperatieve fase het inbrengen van de trocarts (zie paragraaf 16.6, afbeelding 16.4) en de operatie procedure (zie paragraaf 16.6.1, 16.6.2 en 16.6.3);
  • laparotomische cholecystectomie en choledochotomie met hierin de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 16.7). Hierna volgen de pre-, per- en postoperatieve fase met in de peroperatieve fase uitleg over de verschillende operatieprocedures zoals de retrograde cholecystectomie (zie paragraaf 16.7, afbeelding 16.7 t/m 16.18), de ante/orthograde cholecystectomie, de cholangiografie en de choledochotomie. In de postoperatieve fase aandacht voor de korte en lange termijncomplicaties (zie paragraaf 16.7.1, 16.7.2 en 16.7.3).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
17 Leveroperaties
Samenvatting
De pathologie van afwijkingen aan de lever die kunnen voorkomen zijn (zie paragraaf 17.1):
  • acute letsels;
  • infecties en ontstekingen;
  • levercysten;
  • tumoren.
De behandeling van tumoren aan de lever (zie paragraaf 17.2) en de diagnostiek die de patiënt moet ondergaan voordat men overgaat tot een leveroperatie (zie paragraaf 17.3).
De meest voorkomende operatieve ingreep aan de lever is:
  • hemihepatectomie met hierin de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 17.4). Hierna volgen de pre-, per- en postoperatieve fase waarin in de preoperatieve fase aandacht voor de specifieke benodigdheden, instrumentarium en steriele hulpmiddelen. In de peroperatieve fase aandacht voor de operatieprocedure met de verschillende technieken en uitleg over de RFA-techniek (zie paragraaf 17.4.1, 17.4.2 en 17.4.3).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
18 Miltoperaties
Samenvatting
Aan de orde komen de functie en plaats van de milt (zie paragraaf 18.1).
Daarna volgen de operatie-indicaties die aanleiding zijn om de milt te opereren. Uitleg wordt gegeven over (zie paragraaf 18.2):
  • miltruptuur;
  • hypersplenie;
  • splenomegalie;
  • iatrogene letsels.
Daarna worden de operatietechnieken beschreven in paragraaf 18.3.
De meest voorkomende operatieve ingrepen aan de milt zijn:
  • laparoscopische splenectomie met hierin de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 18.4). Hierna volgen de pre-, per- en postoperatieve fase met in de preoperatieve fase aandacht voor positionering en de opstelling van het operatieteam (zie paragraaf 18.4, afbeelding 18.1) in de peroperatieve fase de operatieprocedure met specifiek het inbrengen van de trocarts (zie paragraaf 18.4.1, 18.4.2 en 18.4.3);
  • laparotomische splenectomie en miltbesparende technieken met hierin de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 18.5). Hierna volgen de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij in de peroperatieve fase aandacht voor de miltbesparende technieken (zie paragraaf 18.5, afbeelding 18.3) en de operatieprocedure bij een splenectomie (zie paragraaf 18.5.1, 18.5.2 en 18.5.3).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
19 Alvleesklieroperaties
Samenvatting
In dit hoofdstuk de ligging en functie van de alvleesklier (zie paragraaf 19.1, afbeelding 19.1). De pancreas is door zijn ligging en functie met veel omliggende structuren een van de moeilijkste organen om te opereren.
De verschillende indicaties voor een operatie aan de pancreas zijn (zie paragraaf 19.2):
  • verwondingen;
  • ontstekingen waaronder acute pancreatitis en chronische pancreatitis;
  • cysten en hun therapieën;
  • tumoren. Goedaardige zoals fibromen, lipomen en insulonomen. Kwaadaardige tumoren zoals ductale adenocarcinomen van de pancreaskop (70 tot 80%), de corpus (15%) en de staart van de pancreas (10%).
Een uitgebreide diagnostiek met een preoperatieve screening is nodig om de juiste plaats van de tumor te bepalen en te kijken naar de desobstructie die dit veroorzaakt (zie paragraaf 19.3).
De verschillende chirurgische mogelijkheden voor operaties zijn (zie paragraaf 19.4):
  • side-to-side-pancreaticojejunostomie;
  • pancreastranssectie met dubbele end-to-side-pancreaticojejunostomie;
  • distale pancreasresectie met end-to-side pancreaticojejunostomie;
  • distale pancreatectomie (pancreasstaartresectie);
  • partiële pancreaticoduodenectomie (pylorussparende whippleprocedure);
  • duodenumsparende pancreaskopresectie.
Voor deze groep patiënten is de preoperatieve voorbereiding erg belangrijk (zie paragraaf 19.5).
De meest voorkomende operatie aan de alvleesklier is:
  • partiële pancreaticoduodenectomie (pylorussparende resectie volgens Whipple) met hierin de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 19.6). Hierna volgen de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij in de peroperatieve fase aandacht voor de operatie procedure en de reconstructie daarna (zie paragraaf 19.6, afbeelding 19.2). In de postoperatieve fase aandacht voor de kortetermijncomplicaties (zie paragraaf 19.6.1, 19.6.2 en 19.6.3).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
20 Bijnieren
Samenvatting
In dit hoofdstuk de ligging van de bijnieren en hun werking (zie paragraaf 20.1, afbeelding 20.1) Hierin het produceren van de bijnierschorshormonen aldosteron en cortisol en de rol van de bijnierschorshormonen (corticosteroïden) bij de stofwisseling uitgelegd. Verder wordt de werking van het bijniermerg, dat de hormonen adrenaline en noradrenaline produceert, uitgelegd (zie paragraaf 20.1).
De pathologie is moeilijk te stellen. Het meest voorkomende aandoeningen zijn de goedaardige adenomen en de vergrotingen van de bijnieren met een verstoorde werking.
Uitleg wordt gegeven over (zie paragraaf 20.2):
  • de ziekte van Conn;
  • het syndroom van Cushing.
Onderzoeken die gedaan worden om tot een juiste diagnose te komen, worden beschreven in paragraaf 20.3.
De chirurgische aspecten bij het verwijderen van de bijnier zijn de mediane of de dorsale benadering, maar ook de retroperitoneale of transperitoneale benadering (zie paragraaf 20.4).
Tot slot wordt de prognose na een adrenalectomie besproken (zie paragraaf 20.5).
De meest voorkomende operaties aan de bijnieren zijn:
  • laparoscopische adrenalectomie of bijnierextirpatie met hierin de operatie-indicatie en het doel van de operatie (zie paragraaf 20.6). Hierna volgen de pre-, per- en postoperatieve fase waarbij in de peroperatieve fase uitleg wordt gegeven over de operatieprocedure bij een transperitoneale laparoscopische adrenalectomie, het inbrengen van de trocarts, de operatieprocedure bij een retroperitoneale laparoscopische adrenalectomie met specifiek het vrijprepareren van de bijnier (zie paragraaf 20.6.1, 20.6.2 en 20.6.3).
  • de laparotomische retroperitoneale bijnierextirpatie met hierin de operatie-indicatie en het doel van de operatie wordt beschreven (zie paragraaf 20.7). Hierna volgen de pre-, per- en postoperatieve fase met daarin specifieke aandacht voor de opstelling van het operatieteam en desinfectiezone (zie paragraaf 20.7, afbeelding 20.3) en in de peroperatieve fase de operatie procedure (zie paragraaf 20.7.1, 20.7.2 en 20.7.3).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart

Amputaties

Voorwerk
21 Amputatie aan onderste extremiteiten
Samenvatting
In dit hoofdstuk de indicaties voor amputatie en de diagnose die nodig zijn wanneer er een amputatie aan de onderste extremiteiten moet plaatsvinden. De indicaties zijn (zie paragraaf 21.1):
  • vasculaire afwijkingen;
  • diabetische voet;
  • ernstig trauma;
  • andere oorzaken zoals maligne tumoren,infecties,aangeboren afwijkingen of verlammingen.
Om tot een goede diagnostiek te komen zijn de volgende onderzoeken nodig: vaatonderzoek, consult internist, bacteriologisch onderzoek en meten van huidperfusiedruk (zie paragraaf 21.2).
De revalidatiearts wordt preoperatief in consult gehaald om hem te betrekken in de besluitvorming over het juiste amputatieniveau en de postoperatieve zorg (zie paragraaf 21.3).
De volgende amputatieniveaus van het been zijn te onderscheiden (zie paragraaf 21.4):
  • tenen;
  • transmetatarsaal;
  • enkelgewricht;
  • onderbeen;
  • exarticulatie knie;
  • bovenbeen;
  • exarticulatie heup;
  • hemipelvectomie.
De postoperatieve zorg is erg belangrijk om de juiste voorwaarden te scheppen voor een goede wondgenezing en revalidatie. Vroege postoperatieve revalidatie kan stomp en fantoompijn voorkomen (zie paragraaf 21.5).
Er bestaan verschillende soorten prothesen voor de verschillende amputatieniveaus, namelijk (zie paragraaf 21.6):
  • enkel-voetprothese;
  • onderbeenprothese;
  • knie-exarticulatieprothese;
  • bovenbeenprothese;
  • heupprothese.
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
22 Onderbeen- en bovenbeenamputatie
Samenvatting
In dit hoofdstuk wordt de operatieprocedure van een onderbeen- en bovenbeenamputatie met hierin de operatie-indicatie en het doel van de operatie beschreven (zie Inleiding). Daarna komen de pre-, per- en postoperatieve fase aan de orde met daarin specifieke aandacht voor:
  • in de preoperatieve fase: de voorbereiding van de operatie, de specifieke benodigdheden en het hechtmateriaal. Daarnaast de toestand van de patiënt bij ontvangst en de positionering, desinfectie, aftekenen en afdekken (zie paragraaf 22.1, afbeelding 22.2 en 22.3);
  • in de peroperatieve fase: de operatieprocedure van een onderbeenamputatie en een bovenbeenamputatie (zie paragraaf 22.2);
  • in de postoperatieve fase: het verbinden van de wond (zie paragraaf 22.3, afbeelding 22.4 en 22.5) en de zorg voor het preparaat.
Bij de kortetermijncomplicaties kan sprake zijn van: gestoorde wondgenezing, hematomen, oedeemvorming, trombose of longontsteking.
Bij de langetermijncomplicaties kan sprake zijn van: weefselschade, fantoompijn, contractuur of een neuroom (zie paragraaf 22.3).
Ingrid Larmené, Ykje Frölich-Swart
Nawerk
Meer informatie
Titel
Algemene chirurgie
Auteurs
Ingrid Larmené
Ykje Frölich-Swart
Copyright
2016
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-1137-8
Print ISBN
978-90-368-1136-1
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-1137-8