Skip to main content
Top
Gepubliceerd in:
Omslag van het boek

2014 | OriginalPaper | Hoofdstuk

15. Agressie, een voorloper van delinquentie?

Auteur : Jan van der Ploeg

Gepubliceerd in: Agressie bij kinderen

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

share
DELEN

Deel dit onderdeel of sectie (kopieer de link)

  • Optie A:
    Klik op de rechtermuisknop op de link en selecteer de optie “linkadres kopiëren”
  • Optie B:
    Deel de link per e-mail
insite
ZOEKEN

Inleiding

Agressie komt zelden alleen voor en hangt vrijwel altijd met andere problemen samen. Dat kan hyperactiviteit of opstandig gedrag zijn, drank- en drugsproblemen, angst of depressie, maar het kan ook gaan om stoornissen als ADHD en autisme. Een van de mogelijke samenhangende problemen is delinquent gedrag. Tussen beide verschijnselen is meermalen een evidente samenhang vastgesteld. Zo is bekend dat veel delinquente jeugdigen agressief zijn en dat agressieve jeugdigen delinquent kunnen zijn.

15.1 Inleiding

Agressie komt zelden alleen voor en hangt vrijwel altijd met andere problemen samen. Dat kan hyperactiviteit of opstandig gedrag zijn, drank- en drugsproblemen, angst of depressie, maar het kan ook gaan om stoornissen als ADHD en autisme. Een van de mogelijke samenhangende problemen is delinquent gedrag. Tussen beide verschijnselen is meermalen een evidente samenhang vastgesteld. Zo is bekend dat veel delinquente jeugdigen agressief zijn en dat agressieve jeugdigen delinquent kunnen zijn.
Agressie is te beschouwen als gedrag dat erop is gericht om anderen schade te berokkenen, psychisch, fysiek of materieel. Maar wat moeten we precies onder delinquent gedrag verstaan? Strikt genomen vallen onder de definitie van delinquent gedrag alle gedragingen die door de wet als misdrijf worden omschreven, zoals diefstal, inbraak, vernieling, beroving, doodslag. Maar behalve wetoverschrijdend gedrag vertonen delinquente jongeren doorgaans ook gedrag dat indruist tegen de regels en normen die in onze samenleving gelden, zoals weglopen, zwerven, spijbelen, liegen. Deze gedragingen vat de literatuur samen onder de noemer antisociale gedragingen. Onderzoek onder delinquente jeugdigen laat vooral de gedragskenmerken zien die in tabel 15.1 worden genoemd.
Tabel 15.1
Gedragskenmerken van delinquente jeugdigen.
diefstal
inbraak
geweld
spijbelen
alcoholmisbruik
overval
oplichting
beroving
vandalisme
zwerven
softdrugsgebruik
mishandeling
Delinquentie verschilt conceptueel van agressie. Toch is er ook sprake van overlap. Hoe kan dat? In dit hoofdstuk gaan we nader op deze kwestie in. We geven eerst echter een kort overzicht van de mate waarin delinquentie onder jeugdigen voorkomt.

15.2 Omvang van delinquent gedrag onder jeugdigen

Delinquente jeugdigen vormen een probleem in de samenleving. Ze veroorzaken veel narigheid en schade. Veel van deze jeugdigen komen in de jeugdzorg terecht, maar ook die weet niet altijd de juiste middelen te vinden om deze jeugdigen op een beter pad te brengen. Delinquentie onder jeugdigen is een hardnekkig probleem. Hoe groot is dat probleem eigenlijk?
Voor het beantwoorden van die vraag bestaan verschillende parameters. Als ijkpunt houden onderzoekers dikwijls aan het aantal jeugdigen dat met de politie in aanraking is gekomen omdat ze verdacht worden van een misdrijf. Maar delinquent gedrag bestaat niet alleen uit wetoverschrijdend gedrag. Ook andere gedragingen rekent men tot delinquent gedrag, zoals spijbelen, zwerven en bedriegen.
Wanneer we ons beperken tot het aantal bij de politie geregistreerde minderjarige verdachten, dan gaat het om de aantallen die in tabel 15.2 worden genoemd (Van Rosmalen, Kalidien & De Heer-De Lange, 2012).
Tabel 15.2
Van een misdrijf verdachte minderjarigen (< 18 jaar).
2007
2008
2009
2010
2011
78.700
70.000
59.100
51.200
45.500
Het is duidelijk dat het delinquente gedrag onder jeugdigen sterk is gedaald. Het meest voorkomend zijn diefstal en inbraak (38%), op grote afstand gevolgd door openbare ordeverstoringen (17%), vernielingen (13%) en mishandeling (12%). Het resterende percentage heeft betrekking op uiteenlopende delicten.
Deze cijfers verhullen dat er ook veel delinquente gedragingen voorkomen die niet tot wetovertredend gedrag worden gerekend. Het aantal delinquente jeugdigen is moeilijk te achterhalen omdat onderzoekers de niet-strafbare gedragingen dikwijls verschillend definiëren en beoordelen. Bij de een valt spijbelen onder delinquent gedrag en bij de ander niet. De een spreekt bij tweemaal spijbelen al van een probleem, terwijl dat bij een ander pas het geval is na vijf maal spijbelen.

15.3 Overeenkomsten tussen agressie en delinquent gedrag

Hoewel agressie en delinquentie verschillende concepten zijn, zijn er toch ook aanwijzingen dat er een overlap bestaat. Dat blijkt uit allerlei bronnen.
Ten eerste is in talrijke studies een systematisch verband aangetoond tussen agressie en delinquentie (De Haan, Prinzie & Deković (2009).
Ten tweede komt in het onderzoek van Van der Ploeg en Scholte (2003) onder jeugdigen met ernstige gedragsstoornissen een duidelijke overlap naar voren. Het blijkt dat van de onderzochte jeugdigen bijna driekwart agressief is en dat bij ongeveer de helft van deze jeugdigen delinquente gedragingen voorkomen zoals diefstal, vandalisme en inbraak.
In de derde plaats is uit onderzoek gebleken dat agressie en delinquentie samen vallen in één te onderscheiden dimensie van probleemgedragingen. We wijzen hier op verschillende meetinstrumenten om problematisch gedrag bij jeugdigen vast te stellen. Daar worden agressie en delinquentie ondergebracht in één dimensie of gedragscategorie. Zo zijn in de veelgebruikte Child Behavior Checklist (CBCL) van Verhulst, Van der Ende en Koot (1996) agressie en delinquentie samengevoegd in één dimensie: externaliserende probleemgedragingen. Ook in de recentere Sociaal Emotionele Vragenlijst (SEV) van Scholte en Van der Ploeg (2013) is agressie samen met delinquentie ondergebracht in één dimensie: sociale gedragsproblematiek. Verder vinden we in het handboek van de psychiatrie (Diagnostic and Statistical Manual, DSM) agressie terug onder de bredere noemer van Conduct Disorder (CD). Kortom, agressie en delinquentie blijken samen tot een duidelijk te onderscheiden gedragscategorie te behoren.
Ook als we de verschillende kenmerken van agressie en delinquentie nader onder de loep nemen, blijkt duidelijk hoe dicht agressie en delinquentie bij elkaar liggen. De vragen (items) waarmee agressie en delinquentie worden gemeten, ontlopen elkaar niet veel. In tabel 15.3 geven we een aantal items weer zoals die in de CBCL en de SEV worden toegepast om de mate van agressie en delinquentie te bepalen.
Tabel 15.3
Operationalisaties van agressie en delinquentie.
agressieve jeugdigen
delinquente jeugdigen
vechten
stelen
pesten
liegen
bedreigen
spijbelen
intimideren
vandalisme
attaqueren
bedriegen
schelden
brand stichten
driftig gedrag
inbreken
slaan, schoppen
tegendraads, dwars gedrag
Hoewel agressie en delinquentie als duidelijk te onderscheiden concepten worden gehanteerd en geoperationaliseerd, laten verschillende items zien dat ze min of meer inwisselbaar zijn. Dat geldt niet voor items als diefstal en inbraak, maar wel voor items als liegen en bedriegen enerzijds en bedreigen en pesten anderzijds. Een liegbeest kan ook een pestkop zijn en een bedrieger ook een bedreiger. Om de verwarring nog iets groter te maken merken we op dat in verschillende diagnostische instrumenten items als vernielen en wreedheid soms onder de noemer agressie en soms onder de noemer delinquentie vallen.

15.4 Verschillen tussen agressie en delinquentie

Dat agressie en delinquentie van elkaar verschillen, komt duidelijk naar voren in een grootschalig onderzoek onder kinderen en jongeren in de jeugdzorg (tabel 15.4, Van der Ploeg, 2005).
Tabel 15.4
Kenmerken van agressieve en delinquente jeugdigen.
kenmerk
agressieve jeugdigen
delinquente jeugdigen
leeftijd
alle leeftijden
oudere jeugdigen
sekse
meer jongens
veel meer jongens
etniciteit
autochtonen en allochtonen
meer allochtonen
onderwijs
meer speciaal onderwijs
gewoon en speciaal onderwijs
vrienden
geen vrienden
delinquente vrienden
eerdere hulp
ambulante hulp
ambulante en residentiële hulp
gezin
relationele problemen
mishandeling en verwaarlozing
Tabel 15.4 laat zien dat delinquentie meer voorkomt bij oudere jongens met een allochtone achtergrond, met delinquente vrienden en afkomstig uit gezinnen met verwaarlozing en mishandeling. Delinquente jeugdigen hebben ook een zwaarder hulpverleningstraject achter de rug.
Ook in andere opzichten verloopt het traject van agressieve en delinquente jeugdigen verschillend. Onder normale omstandigheden neemt de agressie bij jeugdigen langzaam af om in de adolescentie vrijwel te verdwijnen. Delinquent gedrag komt op jongere leeftijd weinig voor maar neemt gestaag toe met als top de adolescentiefase (Lynne-Landsman, Graber, Nichols & Botvin, 2005).

15.5 Voorspellers van delinquent en agressief gedrag

Agressie is lange tijd beschouwd als de belangrijkste voorspeller van delinquent gedrag (Roff & Wirt, 1984). Het is via onderzoek echter steeds duidelijker geworden dat niet alleen agressie maar ook andere factoren de kans op delinquentie kunnen vergroten, al of niet in samenhang met agressie. Belangrijke risicofactoren zijn onder meer:
  • ongunstige sociaaleconomische situatie;
  • problematische opvoedingssituatie;
  • positie ten opzicht van leeftijdgenoten (zoals afwijzing);
  • persoonlijkheidsfactoren (zoals negatieve zelfwaardering en gebrek aan zelfcontrole).
Vooral een combinatie van agressie en afwijzing door leeftijdgenoten versterkt het risico op delinquent gedrag. Dat gaat vooral op voor jongens. Bij meisjes is het de combinatie van afwijzing door leeftijdgenoten en een problematische gezinssituatie die de kans versterkt op delinquente gedragingen (Roff & Wirt, 1984).
Ook zijn verschillende persoonlijkheidsfactoren in onderzoek onder de loep genomen om na te gaan in hoeverre die voorspellend zijn voor zowel agressie als delinquentie. In dat kader is veel gewezen op een laag zelfbeeld. Achter zowel agressief als delinquent gedrag kan een laag zelfbeeld schuilgaan. Een laag zelfbeeld belemmert de sociale omgang met leeftijdgenoten. Het brengt jeugdigen vaak in een sociaal isolement. Dat kan jeugdigen tot agressief en delinquent gedrag brengen. Daarmee willen deze randfiguren laten zien dat ze er zijn en dat er rekening met hen moet worden gehouden (Donnellan, Trzesniewski, Robins, Moffitt & Caspi, 2005).
Verder is in onderzoek naar voorspellers van delinquent gedrag veel gebruikgemaakt van vijf persoonlijkheidskenmerken van de big five (zie ▶ bijlage 4 en H. 11). Daaruit blijkt dat kinderen die sociabel, beheerst en evenwichtig zijn, minder kans hebben om agressief of delinquent gedrag te ontwikkelen. Daarentegen lopen gesloten, impulsieve en labiele kinderen meer kans op het ontwikkelen van agressie en delinquentie. Dat risico neemt verder toe als de ouders van deze kinderen misbruik maken van hun macht en bij de minste of geringste misstap agressief reageren (De Haan, Prinzie & Deković ,2009).

15.6 Hoe is delinquentie te verklaren?

De criminologie heeft zich veel beziggehouden met het verklaren van delinquent gedrag. Dat heeft geleid tot verschillende verklaringen. We gaan in deze paragraaf kort op enkele van deze verklaringen in.

De labelingtheorie

Deze theorie zoekt de oorzaak van delinquent i.c. agressief gedrag vooral in een attributieproces ofwel een toeschrijvingsproces. Tannenbaum (1938) illustreerde deze veronderstelling destijds met de fraaie volzin die daarna nog vaak is herhaald: The young delinquent becomes bad, because he is defined as bad. Het is vooral de omgeving die bepaald afwijkend gedrag als afwijkend benoemt. Door bij herhaling te beklemtonen dat het gedrag van een jeugdige afwijkend is, en hem dienovereenkomstig te behandelen, gaat deze op den duur steeds meer in zijn rol van afwijkende geloven. De omgeving provoceert als het ware dit gedrag. Een bekend voorbeeld binnen deze theorie is de zondebok. Het blijkt dat niet alleen de omgeving een zondebok creëert, maar dat de zondebok zelf ook de omgeving provoceert om hem als zondebok te bejegenen (Van der Ploeg, 2007). Naar analogie hiermee wordt ook agressief gedrag verklaard. Men wordt gebrandmerkt als dief, leugenaar, vechtersbaas, ongeleid projectiel enzovoort.

De theorie van de sociale banden

Hirschi (1969) stelde in zijn theorie over delinquentie de sociale bindingen centraal. Delinquent gedrag verklaart hij vanuit de afwezigheid van duidelijke banden met de samenleving. Jeugdigen die dergelijke bindingen ontberen, voelen zich ook niet gebonden aan de regels van de samenleving. Hirschi onderscheidt vier aspecten aan de sociale bindingen:
  • Het aspect attachment geeft de mate aan waarmee iemand zich verbonden voelt met anderen. Hoe meer een jeugdige zich verbonden weet met zijn ouders, vrienden, leerkrachten en andere significante personen, hoe minder kans op delinquent gedrag.
  • Met het aspect commitment doelt Hirschi op de mate waarin iemand zich deel weet van de samenleving. Hoe meer dat het geval is, hoe minder men geneigd zal zijn om zijn positie en goede naam op het spel te zetten om gangbare regels te overtreden.
  • Het aspect engrossment verwijst naar de mate waarin iemand actief participeert in uiteenlopende sociale activiteiten. Hoe meer participatie er is, hoe minder kans op delinquente en agressieve gedragingen.
  • En ten slotte noemt Hirschi het aspect belief. Daarmee verwijst hij naar de mate waarin iemand gelooft in de maatschappelijke normen. Hoe meer dat het geval is, hoe minder kans op criminaliteit.

De theorie van de zelfcontrole

Hirschi heeft later samen met Gottfredson (1990) zijn theorie bijgesteld. In deze theorie wordt het begrip zelfcontrole centraal gesteld. Waar eerder het accent lag op de gebrekkige bindingen met mens en samenleving, ligt er nu een grotere nadruk op het gebrek aan controle bij de jeugdige zelf. Jeugdigen onttrekken zich niet alleen aan de sociale controle, maar missen ook de controle over zichzelf. Het is vooral het gebrek aan zelfcontrole dat jeugdigen ertoe brengt directe bevrediging te zoeken voor hun verlangens zonder zich te bekommeren om de consequenties.
De auteurs stellen dat zelfcontrole wordt ontwikkeld tijdens de eerste acht jaar. Tijdens de opvoeding leert het kind zijn impulsen te beheersen, na te denken alvorens te handelen en rekening te houden met de gevolgen van zijn gedrag. In gezinnen echter waarin kinderen worden verwaarloosd, mishandeld of afgewezen, leren ze niet hoe je de baas wordt van je eigen driften en impulsen. Deze kinderen lopen een groot risico zich later impulsief, ongeremd en opportunistisch te gedragen.

15.7 Tot slot

Agressie is te beschouwen als de belangrijkste risicofactor in het ontstaan van delinquentie, naast andere factoren die liggen in de persoonlijkheid (zelfwaardering en zelfcontrole), de relaties met anderen (leeftijdgenoten), de sociaaleconomische omstandigheden (woonbuurt, inkomen, huisvesting) en de gezinssituatie (verwaarlozing en mishandeling). Waar agressie samengaat met een of meer van deze factoren, neemt de kans toe dat de jeugdige tot delinquent gedrag komt. Agressie blijft de belangrijkste voorspeller van delinquent gedrag.

Onze productaanbevelingen

BSL Psychologie Totaal

Met BSL Psychologie Totaal blijf je als professional steeds op de hoogte van de nieuwste ontwikkelingen binnen jouw vak. Met het online abonnement heb je toegang tot een groot aantal boeken, protocollen, vaktijdschriften en e-learnings op het gebied van psychologie en psychiatrie. Zo kun je op je gemak en wanneer het jou het beste uitkomt verdiepen in jouw vakgebied.

BSL e-book collectie GGZ

BSL Academy Accare GGZ collective

Metagegevens
Titel
Agressie, een voorloper van delinquentie?
Auteur
Jan van der Ploeg
Copyright
2014
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-0635-0_15