Skip to main content
Top

2014 | Boek

Agressie bij kinderen

Auteur: Jan van der Ploeg

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

insite
ZOEKEN

Over dit boek

Agressie is een probleem waarmee ouders, leerkrachten en hulpverleners dikwijls geen raad weten. Agressieve kinderen en jongeren blijken moeilijk te behandelen.

Hoe moet agressie worden aangepakt? Waar komt agressie vandaag? Waarom is het ene kind wel en het andere niet agressief? En blijven agressieve kinderen altijd agressief? Op deze en andere vragen geeft dit boek antwoord.

Agressie kan het functioneren van kinderen ernstig belemmeren. Thuis, op school en onder vrienden kan dat tot heftige problemen leiden. Voor opvoeders en hulpverleners is het van groot belang een goed inzicht te krijgen in het verschijnsel agressie. Dat kan helpen agressie een half toe te roepen of te voorkomen dat het agressieve kind steeds agressiever wordt.

In de verschillende hoofdstukken belicht de auteur het verschijnsel agressie van begin tot eind. Het boek maakt duidelijk hoe agressie ontstaat, welke ontwikkelingen agressieve kinderen kunnen doormaken en welke oplossingen er zijn om agressie te voorkomen of in te perken.

Dit helder geschreven overzichtswerk is bedoeld voor (aankomend) orthopedagogen, psychologen, sociaal-pedagogische hulpverleners, leerkrachten, beleidsmakers en andere professionals die met agressieve jeugdigen te maken hebben of krijgen.

Beschikbare hoofdstukken

15. Agressie, een voorloper van delinquentie?
Inleiding
Agressie komt zelden alleen voor en hangt vrijwel altijd met andere problemen samen. Dat kan hyperactiviteit of opstandig gedrag zijn, drank- en drugsproblemen, angst of depressie, maar het kan ook gaan om stoornissen als ADHD en autisme. Een van de mogelijke samenhangende problemen is delinquent gedrag. Tussen beide verschijnselen is meermalen een evidente samenhang vastgesteld. Zo is bekend dat veel delinquente jeugdigen agressief zijn en dat agressieve jeugdigen delinquent kunnen zijn.
Jan van der Ploeg

Inhoudsopgave

Voorwerk
1. Agressie: definitie en prevalentie
Inleiding
Over de vraag wat we precies onder agressie moeten verstaan, lopen de meningen flink uiteen. De een noemt een kind al agressief als het brutaal antwoord geeft, terwijl een ander pas aan agressie denkt als een kind een ander heeft geslagen. Wat in de ogen van de een agressief gedrag is, is naar de mening van de ander assertief gedrag. Bij assertief gedrag moeten we vooral denken aan uitingen en gedragingen waarmee je voor jezelf opkomt en laat merken dat je niet over je laat lopen.
Jan van der Ploeg
2. Vormen en indelingen van agressie
Inleiding
Er zijn weinig begrippen waar zo veel onderzoek naar is verricht als agressie. Dat betekent overigens niet dat het steeds over hetzelfde fenomeen gaat. Agressie kan zich in verschillende vormen uiten. Onderzoekers naar agressie hebben het niet zelden over verschillende vormen. Waar de één bijvoorbeeld openlijke agressie onderzoekt, richt de ander de aandacht op bedekte vormen van agressie.
Jan van der Ploeg
3. Eens agressief altijd agressief?
Inleiding
In dit hoofdstuk gaan we in op de vraag hoe agressieve kinderen zich ontwikkelen. Blijven zij agressief? Voltrekt die ontwikkeling zich bij iedereen op dezelfde wijze, of is dat voor ieder kind verschillend?
Al in de eerste jaren is zichtbaar dat niet alle kinderen aan het begin van hun ontwikkeling even agressief zijn. Er zijn kinderen die weinig agressief zijn, matig agressief en zeer agressief. Hoe ontwikkelen deze kinderen zich? Hoe agressief blijven zij en hoe sterk neemt de agressie af?
Jan van der Ploeg
4. Theorieën over agressie
Inleiding
Hoe is agressie te verklaren? Waarom is het ene kind agressief en het andere niet? Waarom mept de ene jongere er bij het minste of geringste op los en blijft een andere altijd rustig? Is dat een kwestie van aanleg, van opvoeding of van beide?
Jan van der Ploeg
5. Biologische achtergronden van agressie
Inleiding
Is agressie het gevolg van een ongunstige omgeving, of moeten we agressie verklaren vanuit de genen? De meeste onderzoekers zijn het erover eens dat gedrag de resultante is van een samenspel tussen beide. De mate waarin aanleg en omgeving daar elk aan bijdragen, staat (nog) niet vast. De onderzoeken laten verschillende uitkomsten zien. Gemiddeld komen de onderzoeken uit op een fiftyfifty verhouding (Simons, Lei, Beach, Brody & Gibbons, 2012).
Jan van der Ploeg
6. De rol van het gezin
Inleiding
Het gezin is het milieu waarin kinderen van jongs af opgroeien. Daar zetten zij letterlijk en figuurlijk hun eerste stappen. De invloed van het gezin op de ontwikkeling van kinderen is dan ook groot. Die invloed kan zowel ten goede als ten kwade werken. De meeste kinderen groeien op bij ouders die om hen geven en hen helpen zich positief te ontwikkelen. Er zijn echter ook problematische gezinnen waarin de kinderen niet de steun krijgen die zij nodig hebben. Hoeveel dat er zijn, is niet precies te zeggen. Vaak wordt gewag gemaakt van een percentage van 20. In het onderzoek van Van der Ploeg en Scholte (2009) binnen een representatieve steekproef wordt dat bevestigd. De problemen vloeien vooral voort uit een negatieve omgang met het kind, ongevoeligheid voor de behoeften van het kind en een chaotisch gezinsleven.
Jan van der Ploeg
7. De relatie school en agressie
Inleiding
De school vervult in het gepresenteerde meervoudige agressiemodel twee rollen. Enerzijds kan de school als omgevingsvariabele invloed hebben op het ontstaan van agressie en anderzijds is de school een plek waar bepaalde jeugdigen hun agressie uiten.
Jan van der Ploeg
8. Risicofactoren in de vrijetijdsbesteding
Inleiding
De vrijetijdsbesteding (ook wel het derde milieu genoemd) speelt zich af op een terrein waar de jeugdigen meer hun eigen gedrag bepalen. Het belang van de vrije tijd schuilt erin dat de jeugdige al op jonge leeftijd de mogelijkheden krijgt om zijn gedrag te oefenen en ermee te experimenteren. Zonder de directe bemoeienis van de ouders kunnen kinderen zich op hun eigen wijze uiten en gedragen. Tot op zekere hoogte kunnen zij een eigen wereld scheppen waarin ze verschillende rollen spelen, maar ook ruzie maken, samen spelen, samenwerken, standpunten innemen, zelfstandigheid oefenen en conflicten oplossen.
Jan van der Ploeg
9. Met agressie maak je geen vrienden
Inleiding
Contacten met leeftijdgenoten vormen een onmisbaar onderdeel van de ontwikkeling. Niet alleen de ouders maar ook de leeftijdgenoten hebben een sterke invloed op het doen en denken van kinderen en jongeren. Naarmate kinderen ouder worden, neemt de invloed van leeftijdgenoten toe en die van de ouders af.
Jan van der Ploeg
10. Sociaaleconomische risicofactoren
Inleiding
Het gedrag van kinderen wordt niet alleen beïnvloed door de opvoeding. Ook de sociaaleconomische omstandigheden waaronder het kind opgroeit, hebben invloed op zijn sociaalemotionele ontwikkeling.
Jan van der Ploeg
11. Persoonlijkheid en agressie
Inleiding
Persoonlijkheid is op te vatten als het totaal aan kenmerken die iemand tot een persoon maakt. Deze kenmerken betreffen het denken, voelen en handelen. Het gaat hier niet om een losse verzameling van aspecten, maar om een geïntegreerd en dynamisch geheel.
Jan van der Ploeg
12. Kunnen agressie en depressie samengaan?
Inleiding
Veel mensen zullen denken dat agressie en depressie weinig of niets met elkaar te maken hebben. Een agressief kind gedraagt zich immers heel anders dan een depressief kind. De een slaat er flink op los, terwijl de ander in een hoekje zit te somberen. Van agressieve kinderen is bekend dat zij de schuld van allerlei tegenslagen bij anderen leggen, terwijl de depressieven vooral zichzelf de schuld geven van nare dingen die hen overkomen. Dat lijkt moeilijk samen te gaan.
Jan van der Ploeg
13. Suïcide en agressie
Inleiding
Tot dusver is agressie behandeld als gedrag waarbij schade of leed wordt toegebracht aan een ander. De werkelijkheid is echter dat de agressie ook gericht kan zijn op de eigen persoon. In het dagelijks leven zijn daar allerlei voorbeelden van te noemen. Zo kunnen mensen boos worden op zichzelf en kunnen ze zichzelf wel voor het hoofd slaan omdat ze bepaalde handelingen hebben verricht of nagelaten waarvan ze achteraf spijt hebben. Die boosheid verdwijnt meestal na korte tijd, maar soms niet. Ook kan de boosheid meer en minder intens zijn, terwijl de aanleiding kan liggen in kleine en grote gebeurtenissen. Kortom, boosheid gericht op zichzelf is een veelvoorkomend verschijnsel.
Jan van der Ploeg
14. Agressie in de sport
Inleiding
Sport is populair bij de jeugd. Van de jeugdigen van 4 tot 18 jaar doet 90% minimaal een uur per week aan lichamelijke sport. De top ligt bij de jongeren van 12 tot 18 jaar. Zij doen 5 uur of meer per week aan sport. Daarmee is sport niet de nummer 1 vrijetijdsbesteding. Dat is nog altijd televisiekijken (9 uur per week). Ook aan het internetgebruik gaan wekelijks aanzienlijk meer uren op (CBS, 2010).
Jan van der Ploeg
15. Agressie, een voorloper van delinquentie?
Inleiding
Agressie komt zelden alleen voor en hangt vrijwel altijd met andere problemen samen. Dat kan hyperactiviteit of opstandig gedrag zijn, drank- en drugsproblemen, angst of depressie, maar het kan ook gaan om stoornissen als ADHD en autisme. Een van de mogelijke samenhangende problemen is delinquent gedrag. Tussen beide verschijnselen is meermalen een evidente samenhang vastgesteld. Zo is bekend dat veel delinquente jeugdigen agressief zijn en dat agressieve jeugdigen delinquent kunnen zijn.
Jan van der Ploeg
16. De last van het pesten
Inleiding
De vorm waarin agressie zich het vaakst uit, is pesten. Evenals agressie is pesten moeilijk uit de samenleving weg te denken. Het hoort erbij en is eeuwenlang gezien als iets waarmee de mens heeft te leven. Pas de laatste decennia is ingezien dat pesten mensen schade kan berokkenen. Voor die tijd was pesten een geaccepteerd verschijnsel. Het werd goedgepraat met opmerkingen als: je wordt er sterker en weerbaarder van, het gaat vanzelf weer over en je moet niet zo zeuren. Niet alleen ouders, leerkrachten en hulpverleners gingen aan het pesten voorbij, ook de wetenschap had weinig belangstelling voor dit onderwerp. Omstreeks 1985 kwam de wetenschappelijke belangstelling voor pesten langzaam op gang. Daarna heeft het nog lang geduurd voordat ook scholen, gezinnen en vrijetijdsverenigingen de ernst van pesten inzagen.
Jan van der Ploeg
17. Cyberpesten
Inleiding
De snelle ontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologie heeft de wereld de laatste jaren sterk veranderd. Een van de belangrijkste opbrengsten is het internetverkeer. In Nederland maken vrijwel alle jeugdigen daar gebruik van. Niet alleen in het werk of in het onderwijs maar ook in de vrije tijd. Het internet biedt talrijke mogelijkheden. Het heeft de communicatie tussen jeugdigen sterk geïntensiveerd. De smartphone is niet meer uit het dagelijks leven weg te denken. De vooruitgang brengt echter niet alleen positieve resultaten met zich mee, maar leidt ook tot misbruik. Een van de vormen van misbruik in het onderlinge elektronische verkeer is het cyberpesten.
Jan van der Ploeg
18. Behandeling van agressie
Inleiding
Agressieve jeugdigen kunnen voor veel problemen zorgen, niet alleen thuis maar ook op school en in het vrijetijdscircuit. Agressie is een erg hardnekkig probleem dat niet zo maar verdwijnt. Het gaat hier om een tamelijk stabiel persoonlijkheidskenmerk dat moeilijk valt te veranderen. Eens agressief betekent weliswaar niet altijd agressief, maar het kan lang aanhouden en leiden tot antisociaal en delinquent gedrag. Met name fysieke agressie op jonge leeftijd voorspelt weinig goeds. Het is daarom van groot belang zo vroeg mogelijk agressieve kinderen op het spoor te komen en hen te behandelen met effectieve methoden. Daarnaast is het minstens zo belangrijk om wegen te vinden om agressie te helpen voorkomen.
Jan van der Ploeg
19. Effectieve interventies
Inleiding
Het laatste decennium is er steeds nadrukkelijker voor gepleit alleen interventies in te zetten die aantoonbaar effectief (evidence-based) zijn. Decennialang is het bepalen van de effecten van de verleende hulp aan jeugdigen met problemen beschouwd als sluitpost. Hoewel al heel lang het uitvoeren van effectonderzoek is bepleit (Van der Ploeg, 1986, 1994) is het er pas de laatste jaren van gekomen. Onbegrijpelijk lang is de psychosociale hulpverlening blijven steken in de aloude gedachte dat hulpverlenen per definitie altijd een goede zaak is. Dat was vroeger misschien zo, maar sinds de hulpverlening professioneel is, zijn daar eisen aan te stellen. Dan is het niet voldoende dat hulpverleners denken dat hun werk effect heeft. De hulpverlening moet dat weten.
Jan van der Ploeg
20. Hoe agressie te voorkomen?
Inleiding
Waar en hoe agressie te voorkomen? In principe kan op drie niveaus preventie plaatsvinden. In de eerste plaats is dat de primaire interventie. Dan gaat het om activiteiten die zijn gericht op algemene bevolkingsgroepen zoals ouders, schoolgaande jeugd, werkende jeugd of inwoners van een bepaalde wijk. Ten tweede valt het niveau van secundaire preventie te onderscheiden. Hier gaat het om activiteiten die zijn bestemd voor risicogroepen zoals gezinnen in een achterstandssituatie, leerlingen die op school slecht presteren of jeugdigen die veel op straat rondhangen. Ten slotte is ook op tertiair niveau preventie mogelijk. In dat geval zijn de activiteiten gericht op personen of groepen die al bepaalde problemen te zien geven en gaat het erom erger te voorkomen. Tertiaire preventie kan betrekking hebben op angstige, pestende, verlegen of agressieve jeugdigen.
Jan van der Ploeg
Nawerk
Meer informatie
Titel
Agressie bij kinderen
Auteur
Jan van der Ploeg
Copyright
2014
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
Elektronisch ISBN
978-90-368-0635-0
Print ISBN
978-90-368-0634-3
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-0635-0