Skip to main content
Top
Gepubliceerd in:
Omslag van het boek

2014 | OriginalPaper | Hoofdstuk

3. Afstand en intimiteit

Auteur : Joost Dupont

Gepubliceerd in: De beroepshouding van fysiotherapeuten

Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum

Leerdoelen

Dit hoofdstuk bespreekt het belangrijke thema van afstand en intimiteit. Door zijn feitelijke werk komt de fysiotherapeut letterlijk en figuurlijk dicht bij de patiënt.
Na bestudering van dit hoofdstuk weet je:
  • wat volgens fysiotherapeuten het verschil is tussen ‘dichtbij’ en ‘te dichtbij’;
  • hoe fysiotherapeuten omgaan met patiënten die zij onsympathiek vinden;
  • hoe fysiotherapeuten omgaan met patiënten die onaangenaam ruiken;
  • hoe fysiotherapeuten reageren op ongewenste intimiteiten van patiënten;
  • hoe fysiotherapeuten denken over het opbouwen van een vriendschapsrelatie met een patiënt die je aan het behandelen bent;
  • of het volgens fysiotherapeuten verstandig is je vrienden en familieleden te behandelen;
  • wat volgens fysiotherapeuten het belang is van empathie voor patiënten en hoe je daarbij ook op grenzen moet letten;
  • hoe fysiotherapeuten hun intuïtie volgen en wat het gevaar daarvan is;
  • wat het belang is van het beroepsgeheim;
  • hoe je, door adviezen van fysiotherapeuten bij deze thema’s toe te passen in de praktijk, de eigenschappen verstandigheid, rechtvaardigheid, moed en passie – en daarmee een professionele beroepshouding – kunt ontwikkelen.
Welke afstand behoren fysiotherapeuten ten opzichte van hun patiënten te bewaren? En welke afstand patiënten ten opzichte van hun therapeut? Wat is ‘te intiem’ en wat ‘te afstandelijk’? Dit hoofdstuk geeft weer wat volgens fysiotherapeuten de juiste afstand is tussen fysiotherapeut en patiënt en hoe zij die in de beroepspraktijk realiseren. Ook in de Beroepsethiek en gedragsregels voor de fysiotherapeut is ‘professionele intimiteit’ een belangrijk thema:
‘Het maximaal naderen met behoud van distantie dient te allen tijde te worden gehandhaafd, zodat al het besprokene en alle handelingen de toets van niet betrokken derden kunnen doorstaan. De fysiotherapeut zal hier uiterst zorgvuldig mee om moeten gaan, teneinde zowel de patiënt als zichzelf te behoeden voor gevoelens van spijt, schuld of rancune. Ook al lijkt de behandelsituatie op het moment niet problematisch, de fysiotherapeut dient zich toch te realiseren dat bij patiënten na verloop van tijd, spontaan of onder invloed van relaties, het besef kan doordringen dat door de fysiotherapeut of door henzelf grenzen zijn overschreden die zij in normale sociale omstandigheden zeker aan hun tolerantie dan wel aan eigen handelen zouden hebben gesteld. Indien er niet langer sprake is van behoud van distantie, vervalt de waarborg voor een objectief bepaalde behandeling.’1
De fysiotherapeut – en niet de patiënt – dient ervoor te zorgen dat de afstand tussen therapeut en patiënt niet te groot én niet te klein wordt. De fysiotherapeut – en niet de patiënt – moet ingrijpen als de afstand tussen hem en de patiënt niet (meer) de juiste maat heeft.
Voor fysiotherapeuten is een passende afstand ten opzichte van de patiënt handhaven essentieel omdat zij, door de kenmerken van hun beroep, onvermijdelijk heel dicht bij patiënten komen. Dichtbij kan dan sneller te dichtbij worden. We geven vier kenmerken van het beroep die deze nabijheid kunnen veroorzaken.
1.
De fysiotherapeut komt dicht bij mensen omdat hij ze aanraakt, bijvoorbeeld tijdens het onderzoek, tijdens de oefentherapie, manipulaties of een massagebehandeling.
 
2.
De fysiotherapeut komt dichtbij doordat patiënten zich voor de behandeling deels ontkleden: patiënten geven zich letterlijk bloot.
 
3.
De fysiotherapeut komt dichtbij als hij een psychosociale oorzaak van de klacht ontdekt die door de patiënt als ‘privé’ wordt ervaren.
 
4.
De fysiotherapeut komt dichtbij omdat patiënten veel over hun leven vertellen. Er kan informatie naar voren komen die ‘niet voor iedereen bestemd is’, waardoor de fysiotherapeut een vertrouwenspositie krijgt toebedeeld. De Beroepsethiek en gedragsregels voor de fysiotherapeut zegt over dit laatste punt:
 
‘… het groeiende vertrouwen in de fysiotherapeut kan ertoe leiden dat mensen (…) eerder geneigd of bereid zijn meer van zichzelf prijs te geven of meer van de fysiotherapeut als medemens te vragen dan buiten die situatie het geval zou zijn.’2
‘Te dichtbij komen’ krijgt – begrijpelijk – de meeste aandacht in Beroepsethiek en gedragsregels voor de fysiotherapeut, omdat het ernstige consequenties kan hebben voor zowel patiënt als fysiotherapeut. Te veel afstand aanhouden is echter de andere kant van de medaille, die in dit hoofdstuk ook aandacht zal krijgen.
In Par. 3.1 worden voorbeelden gegeven van de afstand die fysiotherapeuten aanhouden ten opzichte van patiënten. Par. 3.2 gaat in op de vraag of sympathie tussen fysiotherapeut en patiënt de afstand tussen therapeut en patiënt te klein maakt om nog een goede behandeling te kunnen geven. Onderwerpen zijn onder andere ‘vriendschap tussen therapeut en patiënt’ en ‘het behandelen van vrienden en familieleden’. Par. 3.3 gaat in op een te grote afstand tussen fysiotherapeut en patiënt, die kan ontstaan als fysiotherapeuten hun patiënten onsympathiek vinden. Par. 3.4 gaat in op ongewenste intimiteiten met een erotische of seksuele lading. Par. 3.5 bespreekt het belang van empathie voor patiënten en stelt de vraag hoe een fysiotherapeut zich kan inleven in een patiënt en daarbij een gepaste afstand weet te bewaren. Par. 3.6 gaat in op een heel andere wijze van ‘dichter bij de patiënt komen’ die ontstaat als de fysiotherapeut de patiënt vanuit zijn intuïtie benadert. In hoeverre kan een fysiotherapeut varen op zijn intuïtie? Par. 3.7 geeft voorbeelden van hoe fysiotherapeuten omgaan met het beroepsgeheim. Par. 3.8 presenteert een aantal belangrijke adviezen vanuit de eigenschappen verstandigheid, rechtvaardigheid, moed en passie.

3.1 Voorbeelden van afstand houden

Fysiotherapeuten houden afstand ten opzichte van hun patiënten door privéleven en werkleven gescheiden te houden:
  • Privézaken, zowel vreugdevolle als verdrietige, die houd je in eigen kring. Dat neemt niet weg dat wanneer je lange tijd ergens werkt, de mensen die je behandelt natuurlijk wat van mijn privéleven meekrijgen. Naarmate ik ouder ben houd ik het echter steeds meer gescheiden. [V. Inst. L-G Beperk. >25 j.]3
  • Tussen werk en privé moet je een duidelijke lijn kunnen trekken. Ik krijg soms echt leuke patiënten en dan heb ik zoiets van: ‘Hé, met jou wil ik wel een biertje drinken.’ Maar je weet gewoon dat je dat beter kunt laten. [M. 1e lijn, 20 j.]4
  • Bedenk dat als je een goede band hebt met een patiënt en je vertelt die patiënt dat je oma ziek is, het de volgende dag kan gebeuren dat een andere patiënt bij je komt en tegen je zegt: ‘Oh, ik hoorde dat je oma ziek was…’ En daar heb ik geen zin in. Dat gaat me ietsje te ver. [V. 1e lijn, 15 j.]5
Fysiotherapeuten stellen dat zij hun privéleven van het werk gescheiden houden omdat (het leven van) de patiënt centraal dient te staan en niet (het leven van) de fysiotherapeut:
  • Als hulpverlener weet je dat het niet echt handig is met je eigen persoonlijke voorbeelden aan te komen dragen. Bijvoorbeeld dat je zegt: ‘Oh, dat heb ik ook al eens gehad!’ Of: ‘Dat heb ik ook weleens gezien!’ Dan ga je wat de patiënt zegt op jezelf betrekken en krijg je een gesprek dat ongemerkt over jou gaat. [M. 1e lijn, SportF. >25 j.]
  • Je vertelt hier niet je privédingen. Die houd je voor jezelf. Je vertelt er soms wel iets globaals over. Jouw privéleven is namelijk niet belangrijk voor de behandeling. Je gaat naar een patiënt toe om hem te helpen en natuurlijk niet om je eigen verhaal kwijt te kunnen. Natuurlijk, je staat er als mens, maar je moet er zeker ook staan als professional. [V. ZH. 15 j.]
Door jezelf als persoon centraal te stellen kunnen patiënten bovendien ‘therapeutafhankelijk’ worden:
  • Als therapeut dien je niet te veel over jezelf te praten. Dat is een grote valkuil. De patiënt moet onafhankelijk van jou blijven. Stel, je gaat op vakantie en jouw patiënt komt die maand niet meer omdat jij er niet bent, dan moet je gaan twijfelen of je contact met de patiënt nog klopt. [M. 1e lijn, 10 j.]
De fysiotherapeut kan dan door een vriendschappelijke sfeer te creëren zijn invloed op de patiënt verliezen, waardoor de therapie minder succesvol wordt. Als dat gebeurt dient de fysiotherapeut het contact ‘minder sympathiek’ te maken:
  • Als professional denk ik: er moet iets gebeuren, de patiënt is hier niet voor de lol! Dus als de sfeer tijdens de behandeling te sympathiek wordt, dan forceer ik ook weleens iets in de minder sympathieke richting. Dan ben ik onsympathieker tegen de patiënt dan dat ik eigenlijk voel. Ik kan me een patiënt herinneren die ik gewoon een heel aardige vent vond. We hadden bijvoorbeeld dezelfde muzieksmaak en daar praat je dan over. Toen merkte ik echter dat die patiënt niet van zijn klachten afkwam en besloot ik: ik word nou een beetje minder aardig, zodat er iets gebeurt, want in die sympathieke hoek lukt het niet, daar komt hij écht niet verder mee. Zo forceer ik mijzelf weleens naar de andere, meer onsympathieke benadering. Want ik gun het de patiënt dat hij beter wordt. Dan moet die patiënt maar van het idee af dat ik een aardige vent ben. [M. 1e lijn, Acp, 20 j.]6
Fysiotherapeuten houden ook afstand ten opzichte van patiënten die ze buiten de praktijk ontmoeten:
  • Op het moment dat je bij de Albert Heijn staat met een kar boodschappen en je ziet een patiënt en die gaat vertellen hoe het met zijn rug is, dan moet je op dat moment heel vriendelijk zeggen: ‘Ik snap het, maar ik zie je maandag, dan hoor ik het wel van je.’ Je moet op het juiste moment heel direct zijn. Dan ben je niet boos of onvriendelijk, maar kies je ervoor om op een directe manier afstand te houden. [M. 1e lijn, SportF. 20 j.]
  • Ik maak weleens mee dat ik in de supermarkt een patiënt tegenkom die dan zegt: ‘Nu ik u toch zie, ik heb nog last van …’ Ik bespreek dit soort zaken liever niet bij de kassa. Ik laat ze dan altijd naar de praktijk bellen om een afspraak te maken. [M. 1e lijn, Man.Th. >25 j.]
  • Als ik buiten een patiënt tegenkom, vraag ik nooit naar zijn klachten. Ik behandel iemand in de behandelkamer of in de oefenzaal en niet daarbuiten. Ik wissel ook geen telefoonnummers uit. Ik probeer bij mails die ik stuur altijd zakelijk te zijn en ook de toon daarin zakelijk te houden. De klik met een patiënt is er, maar het opbouwen van een relatie met die patiënt buiten die klik, die houd ik af. Sterker nog: die raad ik af. [M. 1e lijn, 10 j.]
Afstand houden kan ook door kritisch te kijken naar een cadeau dat een patiënt aan een fysiotherapeut geeft. In de Beroepsethiek en gedragsregels voor de fysiotherapeut wordt over het aannemen van cadeaus gezegd:
‘Niet acceptabel is … het aanvaarden van een beloning, direct of op termijn, naast wat daarover in wet- en regelgeving is vastgelegd. Elk geschenk of elke gift die een materieel pretentieloze attentie te boven gaat, dient afgewezen te worden. In een voorkomend geval dient de fysiotherapeut zich ervan te vergewissen of de waarde van een – mogelijk reeds aanvaarde – attentie inderdaad niet buitenproportioneel is.’7
Een cadeau aanvaarden ‘mag’, maar een buitenproportioneel cadeau aanvaarden ‘mag niet’. Waarom kijken fysiotherapeuten kritisch naar patiënten die hen cadeaus geven?
  • Je moet altijd een afstand houden ten opzichte van je patiënt, zodat je een patiënt-professionalrelatie houdt. Ik heb patiënten behandeld die mij geld aanboden en ook flessen wijn en andere cadeaus. Die heb ik heel vaak niet aangenomen. Cadeaus accepteren kan gevaarlijk zijn. Patiënten geven jou iets waardoor ze misschien ook weer wat van jou terug- verwachten. Dat kan iets zijn wat jij niet professioneel vindt. [V. Inst. L-G Beperk. 5 j.]
Het gevaar bestaat dat patiënten je een cadeau opdringen. Dat wordt door fysiotherapeuten als problematisch ervaren:
  • Eén keer heb ik een patiënt van een klacht afgeholpen en die patiënt was mij bijzonder dankbaar. Hij wilde mij een horloge geven, maar dat wilde ik niet accepteren. Hij heeft toen het horloge achtergelaten terwijl ik dat niet wilde. Dat vind ik een probleem, omdat fysiotherapie mijn vak is. Ik probeer mensen beter te maken en daar hoef ik niks tastbaars voor terug te krijgen, want daar heb ik mijn salaris voor. [M. 1e lijn, Man.Th. 20 j.]

3.2 Sympathie en afstand

Sympathie trekt de ene persoon naar een ander toe. Ook tussen fysiotherapeut en patiënt kan zich sympathie ontwikkelen. De kunst voor de fysiotherapeut is dan ‘een verbondenheid met behoud van distantie’ tot stand te brengen. In par. 3.2.1 stellen fysiotherapeuten dat sympathie voelen voor patiënten een voorwaarde is om het beroep te kunnen uitoefenen en geven zij voorbeelden ervan. Par. 3.2.2 laat zien hoe fysiotherapeuten reageren op patiënten die hen te sympathiek gaan vinden of zelfs verliefd op hen worden. Par. 3.2.3 behandelt de vraag of het juist is voor een fysiotherapeut om tijdens de therapie een (wederzijdse) vriendschap op te bouwen met een patiënt. Par. 3.2.4 gaat na of fysiotherapeuten denken familieleden en vrienden adequaat te kunnen behandelen.

3.2.1 Sympathie voor de patiënt

Het hebben van sympathie voor patiënten (mensen) is een voorwaarde om fysiotherapeut te kunnen zijn:
  • Zonder sympathie voor de medemens kun je geen fysiotherapeut zijn en zou je het dus ook niet moeten worden. [M. 1e lijn, 10 j.]8
  • Ik heb een echt goede stagiair gehad die echt ontzettend haar best heeft gedaan om sympathie te voelen voor de doelgroep waarmee wij werken. Maar die sympathie kon ze gewoon niet opbrengen. Als er een jas van een patiënt onder het kwijl zat, dan bleef ze dralen in de hoop dat ik die jas uitdeed. Ze bleef het vies vinden. Ze kon het niet opbrengen, ook al heeft ze het echt geprobeerd. Meestal krijgen stagiaires die het echt proberen het ook wel voor elkaar sympathie te voelen voor de bewoners, maar voor haar was dit een wereld die te ver van haar bed stond. Zij had jarenlang topsport gedaan en was dan nu hier een beetje aan het klungelen met onze bewoners – dat paste totaal niet bij haar. Deze werksetting moet bij je passen. Je moet er iets mee hebben. [M. Inst. L-G Beperk. 20 j.]9
Wat zijn volgens fysiotherapeuten ‘sympathieke patiënten’? Dat is persoonlijk. Iedere fysiotherapeut heeft eigen voorkeuren:
  • Ik vind iemand sympathiek als iemand inlevingsvermogen heeft, eerlijk en oprecht is en wanneer iemand goed kan reflecteren op zichzelf. Het is voor mij altijd een combinatie van dit soort eigenschappen. [V. 1elijn, 10 j.]
  • Een sympathieke patiënt is voor mij iemand die vriendelijk is en openstaat voor onze mening en voor wat wij doen. Sympathieke patiënten zijn in mijn ogen bereid om zelf ook te werken en zij zijn flexibel. [M. 1e lijn, 5 j.]
  • Sympathie ontstaat op het moment dat je actie en reactie krijgt. Dat hoeft helemaal niet een intellectueel gesprek te zijn, maar gewoon dat jij kunt laten merken dat je het leuk vindt en dat de patiënt dat ook kan laten merken. Bijvoorbeeld de dame die we zo krijgen kan heel boos en ‘schreeuwend in zichzelf’ binnenkomen. Als je daar een poosje mee hebt zitten tutten, dan wordt ze blij en dan wil ze knuffelen. Dan is ze best gelukkig. Mijn streven bij haar is: komt ze chagrijnig binnen dan gaat ze altijd met een glimlach weg. En dat is me tot nu toe nog altijd gelukt. [M. Inst. L-G Beperk. 20 j.]10
  • Sympathieke patiënten zijn mensen die niet alleen vanuit hun eigen manier denken en handelen, maar ook luisteren en begrip hebben voor wat jij te vertellen en te bieden hebt. Jij moet met patiënten meebuigen, maar sympathieke patiënten gaan ook met jou meebuigen, zodat je samen ergens uitkomt. [M. 1e lijn, 10 j.]

3.2.2 Sympathie voor de fysiotherapeut

Hoe gaan fysiotherapeuten om met patiënten die hen heel aardig gaan vinden of verliefd op hen worden? Patiënten kunnen een te grote sympathie voor de fysiotherapeut ontwikkelen. De afstand tussen therapeut en patiënt wordt dan te klein. Een patiënt die te veel sympathie voor de fysiotherapeut krijgt, kan afhankelijk van de therapeut als persoon worden:
  • Ik heb een comapatiënt behandeld die weer wakker is geworden. Ik was zijn enige therapeut en ging daar iedere dag naartoe. Er is een echte band ontstaan, maar het probleem was dat hij alleen mij accepteerde als therapeut. Als ik op vakantie wilde gaan was het een echt drama, omdat hij geen andere therapeut accepteerde. Van deze ervaring heb ik geleerd dat de relatie tussen patiënt en therapeut altijd zo moet zijn dat de therapeuten uitwisselbaar zijn. Patiënten mogen niet afhankelijk van een bepaalde therapeut worden. [M. 1e lijn, Man.Th. 15 j.]11
  • Ik heb een MS-patiënt behandeld die zo op mij gericht was dat alleen ik hem kon behandelen. In het begin merkte ik niet dat hij zo op mij gefixeerd was. Toen ik ophield in de praktijk te werken hoorde ik dat een stuk van zijn wereld was ingestort, zodat hij een depressie kreeg. Dat heeft mij aan het denken gezet: de verhouding tussen fysiotherapeut en patiënt moet altijd dusdanig zijn dat fysiotherapeuten uitwisselbaar zijn. [V. 1e lijn, Man.Th. 5 j.]12
Patiënten kunnen verliefd worden op hun fysiotherapeut. In Beroepsethiek en Gedragsregels voor de Fysiotherapeut staat:
‘Indien de fysiotherapeut vermoedt dat bij de patiënt andere dan zakelijke en in een professionele hulpverleningssituatie passende gevoelens een rol spelen, is het voor de fysiotherapeut noodzakelijk zich hiervan te vergewissen en zo nodig de patiënt er tactvol op te attenderen dat deze gevoelens niet kunnen worden beantwoord. Blijven de signalen zich herhalen, dan is overdragen van de behandeling noodzakelijk.’13
Fysiotherapeuten zeggen over patiënten die verliefd op hen worden:
  • Als je dit vak uitoefent, zijn er heel gevaarlijke situaties waarin je goed afstand moet houden ten opzichte van de patiënt. Als een patiënt verliefd op je wordt, dan moet je dat op tijd signaleren en de patiënt of overdragen aan je collega, of ervoor zorgen dat er altijd een collega bij je behandeling aanwezig is. Ik heb een keer een vrouwelijke patiënt behandeld die uitdagende opmerkingen maakte die in de richting van een verliefdheid gingen. Toen heb ik een collega gezegd: ‘Ik ga haar straks behandelen, maar je blijft in de zaal. Ik wil niet dat je mij alleen laat met haar.’ En ook tegenover de patiënt moet je de boot afhouden. Als ze vraagt: ‘Zullen we een keer wat gaan drinken?’ zeg je: ‘Nee, dank je.’ [M. 1e lijn, Man.Th. 15 j.]
  • Ik heb weleens meegemaakt dat een patiënt te dicht bij mij dreigde te komen. Het was in een eerstelijnspraktijk. Een vrouwelijke patiënt, die op een gegeven moment gevoelens kreeg voor mij en dat ook kenbaar maakte. Op dat moment moet je gewoon meer afstand nemen en heel zakelijk worden. Ja, je moet gewoon heel erg opletten wat je allemaal zegt. Je moet alerter zijn. Na overleg en na goede afspraken gemaakt te hebben, zijn we doorgegaan met de behandeling. Het is goed gegaan. Voor het vervolg heb ik wel met collega’s afgesproken dat als zij zich nog een keer in de praktijk zou aanmelden, een collega haar zou behandelen. [M. VpH. 5 j.]14
  • Als een patiënt bepaalde gevoelens voor je krijgt, dan moet de fysiotherapeut voor een effect zorgen dat de patiënt wakker schudt uit zijn droom. Laat bijvoorbeeld kort iets vallen over je vriend of vriendin of man of vrouw. Zorg dat je duidelijk maakt wat jouw bedoelingen zijn: het verhelpen van de klacht! [M. 1e lijn, SportF. 20 j.]

3.2.3 Vriendschap sluiten met patiënten

Vriendschap kan ontstaan bij een wederzijdse sympathie. Je kunt bijvoorbeeld niet tegen iemand zeggen: ‘Jij bent mijn vriend’, als deze antwoordt: ‘Maar jij niet van mij.’ Als vriendschap ontstaat tussen patiënt en fysiotherapeut wordt de afstand tussen hen kleiner. Is vriendschap een belemmering voor een geslaagde behandeling? Vriendschap met een patiënt die ontstaat na de behandeling en dus ook los van de behandeling, lijkt voor fysiotherapeuten geen probleem te zijn:
  • Ik heb weleens meegemaakt dat het gewoon heel goed klikte met een patiënt. Deze patiënt was door zijn enkel gegaan en heb ik kort behandeld. Later bleek dat hij in dezelfde kroeg kwam als ik en zijn we goede vrienden geworden. In eerste instantie was dat wel een beetje vreemd, omdat hij toch een patiënt van me was geweest. Maar het sociale contact is pas buiten de behandelkamer ontstaan. Anders was ik dit contact niet aangegaan. Ik ben wel blij dat hij maar zo kort onder behandeling is geweest en dat er dus nog geen sterke fysiotherapeut-patiëntrelatie bestond. [M. 1e lijn, Man.Th. 15 j.]15
Is het verstandig een vriendschap op te bouwen met een patiënt tijdens de behandeling? Sommige fysiotherapeuten vinden dat vriendschap mogelijk is, als je maar blijft opletten:
  • Ik denk dat je mensen met wie je vriendschappelijk omgaat professioneel kunt behandelen. Ik zie het probleem niet. Of patiënten je dan minder serieus gaan nemen als therapeut, dat ligt aan je handelen. Dat ligt aan jezelf. Als jij gewoon erboven staat en het heft in handen houdt tijdens de behandeling, dan is het goed. [M. 1e lijn, Man.Th.]
Veel fysiotherapeuten vinden het niet verstandig een vriendschappelijke relatie met een patiënt op te bouwen:
  • De patiënt komt bij jou met een hulpvraag. De relatie start niet gelijkwaardig. Een kop koffie drinken met een patiënt vind ik niet zo erg. Om met een patiënt samen op vakantie te gaan, terwijl je de patiënt nog onder behandeling hebt, vind ik het overschrijden van een grens. [V. ZH. Kind.F. 20 j.]16
  • Je moet zorgen dat je met je vak bezig bent. Continu koppie erbij houden en beseffen: ik ben met mijn vak bezig en daarom sta ik hier! De mensen komen daarvoor bij jou. Dus dat vak moet je gewoon netjes en correct uitoefenen. Zorg dat je op je vak gefocust blijft. Je moet ervoor zorgen dat je niet te vriendschappelijk omgaat met je patiënten. [M. 1e lijn, Man.Th. 15 j.]
  • Nou, ik maak misschien nog weleens de fout dat ik te amicaal word met een patiënt. En dat is niet altijd even slim. Ze gaan dingen van je verwachten, bijvoorbeeld dat als ze bellen ze meteen door jou behandeld kunnen worden en niet op de wachtlijst komen zoals de andere patiënten. Ze verwachten een soort voorkeursbehandeling. [M. 1e lijn, Man.Th. 20 j.]17
  • Ja, ik heb weleens een patiënt gehad waarmee de relatie zo amicaal werd, dat je het niet erg vindt dat de patiënt één of twee keer in de week komt. Na verloop van tijd denk je echter: wat zijn we nu aan het doen? Zijn er überhaupt nog klachten? De klachten worden misschien in stand gehouden door de patiënt omdat deze het leuk vindt bij jou te komen én jij vindt het aardig om die behandeling te doen. En gaandeweg ben je bezig met dingen die helemaal niet relevant zijn, die eigenlijk niets meer met fysiotherapie te maken hebben. Ik ging toen een gesprek aan met die patiënt: ‘Luister, ik heb je nu een hele poos behandeld. Ik denk dat het nu niet meer nodig is en dat we de behandeling moeten stoppen.’ [M. 1e lijn, Man.Th. 10 j.]18
  • Als er vriendschapsverhoudingen ontstaan, kan dat gevaarlijk zijn. Het sociale mag de therapie niet overschaduwen. Mensen moeten niet het gevoel krijgen dat ze zo leuk met je kunnen kletsen en dus een soort vriend in je gaan zien. Mensen komen toch met een klacht en dat is het hoofddoel waar je aan zult moeten werken. [V. 1e lijn, Kind.F. 5 j.]
  • Als je iemand gezellig beter wilt leren kennen, doe je dat niet tijdens een behandeling, maar lekker in de kroeg. Heeft het die avond in de kroeg erg goed geklikt, dan krijg je een persoonlijke relatie. Op dat moment houdt de professionele relatie op en moet je tegen deze persoon zeggen dat je niet meer zijn therapeut wilt zijn. [M. 1e lijn, Acp. > 25 j.]
  • Een uitnodiging op Facebook van een patiënt om vriend te worden accepteer ik niet. Ik heb een patiënt-therapeutrelatie en geen vriendschapsrelatie. [V. 1e lijn, 10 j.]
  • Jazeker, ik heb mezelf er weleens op betrapt dat ik een te goede band kreeg met een patiënt. Ook ik ben gewoon een mens. De ene patiënt is aardiger dan de andere. Bij deze patiënt was ik minder streng dan ik zou willen. Dan merk je dat het efficiënt behandelen van de klachten minder goed lukt en dat je niet uitkomt waar je wilt uitkomen. Je moet je dit dan realiseren en je contact bijstellen. [M. 1e lijn, 5 j.]
  • Ik heb nooit een vriendschap aan een behandeling overgehouden. Dat is voor mij een gouden regel: raak nooit bevriend met een patiënt. Het slimste wat je kunt doen als je ooit bevriend raakt met een patiënt, is de behandeling afsluiten. [M. 1e lijn, Man.Th. 10 j.]

3.2.4 Vrienden en familie behandelen

Vrienden vinden elkaar sympathiek. Familieleden hebben dikwijls een hechte relatie. Kun je door je verbondenheid met hen nog de distantie bewaken die nodig is voor een goede behandeling? Kun je vrienden en familieleden als patiënt accepteren? Over deze vraag verschillen fysiotherapeuten van mening. Sommige fysiotherapeuten adviseren ‘er niet aan te beginnen’. Andere fysiotherapeuten vinden het behandelen van vrienden en familie ‘geen bezwaar’. De laatsten zeggen:
  • Het kan lastiger zijn om ten opzichte van familie en vrienden afstand te bewaren. Toch lukt het me wel om het professioneel te houden. Ik had laatst mijn eigen man onder behandeling en die deed zijn oefeningen niet en waagde het bovendien om met ongewassen voeten te komen opdagen. Ik heb hem gewoon verteld dat hij eerst zijn voeten moest gaan wassen. En ook heb ik hem gezegd dat als hij zijn oefeningen niet deed, hij niet meer naar de praktijk hoefde te komen, want dan helpt de behandeling toch niet. Ik kan het dus wel van elkaar scheiden en ben er dan ook gewoon hard in. [V. 1e lijn, 10 j.]
  • Bij familie en vrienden geef ik van tevoren wel aan dat ze hier echt moeten komen voor de behandeling. Dat we dan een fysio-patiëntrelatie hebben en dat ze hetzelfde behandeld worden als iedere andere patiënt. Dat ze dus hier niet moeten komen voor mij, maar voor de fysiotherapeut. En dat ze dus eventueel ook net zo goed ergens anders behandeld kunnen worden. [M. 1e lijn, SportF.]
Sommige fysiotherapeuten behandelen familieleden en vrienden niet:
  • Ik vind dat het niet werkt. De therapie slaat vaak niet aan zoals de therapie aan zou moeten aanslaan. Het is lastig om je professionele beroepshouding aan te nemen omdat familie en vrienden een ander beeld van je hebben. Ze weten wel dat jij de therapeut bent, maar willen jouw adviezen niet altijd aannemen of doen de oefeningen thuis niet. [V. 1e lijn]
  • Ik behandel vrienden of familie niet. Ik ben van mening dat je niet objectief tegenover deze patiënten kunt staan. Van een vreemde neemt iemand eerder iets aan dan van een familielid. Ook word je er eerder op aangekeken wanneer een behandeling niet goed of voorspoedig verloopt, terwijl je er dan misschien niks aan kunt doen. Ik heb het idee dat je je als fysiotherapeut bij vrienden en familie voor 400% in moet zetten. Je doet dan nog extra je best om te voorkomen dat deze patiënten ontevreden zijn. Ik wil best even kijken naar klachten van de mensen om mij heen, maar zal altijd adviseren om voor de behandeling naar een andere fysiotherapeut te gaan. [V. 1e lijn, >25 j.]
  • Vrienden behandel ik niet, behalve als een vriend een heel simpele behandeling nodig heeft. Ik denk dat als het echt fysiotherapeutisch wordt, het moeilijk is om serieus te blijven. Je krijgt dan een beetje het ‘oude jongens krentenbrood’-effect. Ik denk dat ik daardoor niet de optimale zorg kan leveren. [M. 1e lijn, SportF.]

3.3 Onsympathieke patiënten

De afstand die je als fysiotherapeut inneemt ten opzichte van een patiënt kan niet alleen te klein, maar ook te groot worden. Dat kan gebeuren als de fysiotherapeut zijn patiënt onsympathiek vindt. Maar wat is onsympathiek? En hoe benader je een patiënt die je onsympathiek vindt? In Par. 3.3.1 worden fysiotherapeuten geciteerd die stellen dat onsympathieke patiënten niet bestaan. Par. 3.3.2 geeft fysiotherapeuten het woord die stellen dat onsympathieke patiënten wel degelijk bestaan. Par. 3.3.3 beschrijft hoe fysiotherapeuten omgaan met patiënten die zij niet sympathiek vinden. Par. 3.3.4 laat zien hoe fysiotherapeuten reageren op patiënten met een ‘onaangename geur’.

3.3.1 Onsympathieke patiënten bestaan niet

Een aantal fysiotherapeuten stelt dat onsympathieke patiënten niet bestaan:
  • Als je open bent en geen vooroordelen hebt, dan zal je met iedereen op deze wereld kunnen samenwerken. Een fysiotherapeut moet in staat zijn zich aan te passen aan zijn patiënt. Dat is een heel belangrijke voorwaarde om een goede fysiotherapeut te zijn. Ik denk dus niet dat er onsympathieke patiënten bestaan. Er zijn wel patiënten die op de eerste blik onsympathiek overkomen. [M. VpH.]
  • Ik geloof eigenlijk niet in het bestaan van onsympathieke mensen, maar alleen in onsympathiek gedrag. Bij andere personen is dezelfde patiënt misschien wel vriendelijk en sympathiek. Maar ik geef toe, soms lukt het niet. [M. 1e lijn, Man.Th. 20 j.]
  • Ik heb geen onsympathieke patiënten, omdat patiënten met een duidelijke hulpvraag komen. Om die helder te maken en door te kijken of je aan deze hulpvraag kunt voldoen, maak je de patiënt duidelijk wat er met hem aan de hand is. Je zult zien dat de patiënt daar open voor gaat staan en dan ook sympathieker zal worden. [M. 1e lijn, SportF. 15 j.]
  • Ik heb nog nooit gedacht ‘wat een onsympathiek mens!’. Het is niet mijn taak om dit te beoordelen. Mijn taak is om fysiotherapeutisch iets te bereiken. Ik vind mijn vak interessant. Ik heb ook nog nooit meegemaakt dat ik niet met iemand door één deur kon. [M. Inst. L-G Beperk. 10 j.]
  • Ik denk dat er eigenlijk geen onsympathieke patiënten zijn. Mensen die klachten hebben, die pijn of beperkingen hebben, die zijn heel onzeker. Ze willen graag geholpen worden. Ze zijn soms bang. Ze weten niet wat er gaat gebeuren en daarom zijn ze natuurlijk een beetje anders. Als ze dan echter merken: ‘ik ben hier in goede handen, ik word hier goed behandeld, ze gaan hier vriendelijk met me om’, dan veranderen ze. Daarom denk ik dat er eigenlijk geen onsympathieke patiënten zijn. [M. 1e lijn, Man.Th. 15 j.]
  • Vaak komt onsympathiek gedrag voort uit onzekerheid. Vaak verandert onsympathiek naar sympathiek als je de patiënt beter leert kennen. [M. 1e lijn, 5 j.]

3.3.2 Onsympathieke patiënten bestaan wel

Vele fysiotherapeuten ervaren dat onsympathieke patiënten wel degelijk bestaan. Wat vinden fysiotherapeuten onsympathiek aan deze patiënten? We citeren een aantal antwoorden van fysiotherapeuten op deze vraag:
  • Mensen die ik minder sympathiek vind zijn vaak energiezuigers. En sommige mensen zijn gewoon vervelend van zichzelf. [M. 1e lijn, >25 j.]
  • Zuigers…, dat zijn patiënten die op een bepaalde manier aandacht vragen en waar je jezelf goed tegen moet beschermen, anders kosten ze je te veel energie. Als patiënten heel klagerig praten, dan word ik geprikkeld en dan kost de behandeling twee keer zoveel energie. Deze patiënten verwachten te veel oplossend vermogen van de therapeut en nemen zelf te weinig verantwoordelijkheid. Het is nóóit goed. Het gaat nóóit beter. [M. 1e lijn, Man.Th. 10 j.]19
  • Onsympathiek zijn mensen die jou claimen, die claimgedrag vertonen, die almaar klachten blijven houden waar je maar geen vat op krijgt. Dan vertel je bijvoorbeeld vanuit jouw kennis dat je niets meer voor de patiënt kunt doen. Maar iemand die jou claimt, probeert via alle hoeken tóch weer door jou behandeld te worden. [M. 1e lijn, Hapt. >25 j.]
  • Een voorbeeld van een onsympathieke patiënt was iemand met een heel eigenwijs karakter. Hij wilde meteen de behandeling overnemen. Alles wat ik deed trok hij in twijfel. Ik vond het gewoon een heel vervelende man. Het is moeilijk uit te leggen, maar het kan gebeuren dat als je iemand pas vijf minuten kent, al meteen de rillingen over je rug lopen. Dat gevoel had ik dus. [M. 1e lijn, SportF. 10 j.]
  • Onsympathieke patiënten zijn mensen die erg vrijpostig en brutaal zijn. Dan denk ik: rustig aan, ik ken je niet! [M. 1e lijn, Acp.]
  • Onsympathiek is bijvoorbeeld iemand die geen zin heeft mijn vragen te beantwoorden, brutale antwoorden geeft en mij duidelijk maakt dat hij eigenlijk geen zin heeft in de behandeling en geen zin heeft om mee te werken. [V. 1e lijn]
  • Onsympathieke patiënten zijn personen die niet eerlijk zijn over hun klachten, die respectloos zijn naar mij toe of die hun zin doordrijven. [V. 1slijn, 10 j.]
  • Ik heb zelf best veel moeite met mensen die constant hun afspraken niet nakomen en die niet afbellen. En ik heb moeite met mensen die zeggen: ‘Dit en dit wil ik!’ Die binnenkomen, meteen gaan liggen en zeggen: ‘Ik wil massage!’ Als iemand niet wil luisteren naar het advies dat jij wilt geven, dan vind ik dat onsympathiek. [M. 1e lijn, 10 j.]
  • Je hebt patiënten die onvriendelijk zijn, die niet openstaan voor wat je zegt en zelf bijna nooit iets zeggen. Dan denk ik van: nou oké, dat is mijn baan. Maar ik vind het echt niet leuk zo iemand te behandelen. [M. 1e lijn, 3 j.]
  • Onsympathieke patiënten vind ik patiënten die denken dat ze zelf nergens blaam of schuld aan hebben en dat jij degene bent die hen wel even beter maakt. Deze patiënten kunnen je ook het gevoel geven dat jij hun lot in je hand hebt. Ze stralen uit: doe voorzichtig met me, want ik word boos als je het niet goed doet! Dat vind ik heel vervelend en dat soort mensen behandel ik niet graag. [V. 1e lijn, 5 j.]
  • Ik vind het onsympathiek als mensen mij persoonlijk verwijten dat het effect van de therapie niet is zoals je zou verwachten. Dat vind ik echt onsympathiek. Dan krijg ik het gevoel alsof ze denken dat ik niet mijn best heb gedaan. [M. 1e lijn, Man.Th. 5 j.]
  • Onsympathieke patiënten zijn vaak dwingend bij het maken van afspraken. [M. 1e lijn, 5 j.]
  • Een patiënt die racistische opmerkingen maakt – daar sta ik niet vrolijk tegenover. En dan ontwikkel ik wel een vorm van antipathie tegen zo iemand. [M. VpH. >25 j.]
  • Patiënten die heel langdradig zijn en met allemaal kleine ditjes en datjes komen waarvan ik denk: moet dat nou zo nodig hier bij mij? Dat kan toch ook bij iemand anders? Of dat een patiënt aan mij vraagt als ik hem kom ophalen: ‘Wil je even snel het tafeltje schoonmaken?’ Dan denk ik: ja, moet dat nou? Ik reageer dan geprikkeld en zeg: ‘Vraag dat maar aan de schoonmaakster die zo uw kamer komt doen!’ [V. VpH. 5 j.]20
  • Ik heb een patiënt waarmee het nooit heeft geklikt. Het is een ontzettend kleinzerig mannetje en hij is zo passief als ik weet niet wat. Hij kan ook zo lekker overal over piepen. Bovendien praat hij altijd over zichzelf. Het is altijd ikke, ikke, ikke. Ook als hij met andere patiënten praat in de oefenzaal. Hij weet mensen dan heerlijk in de rede te vallen door weer opnieuw over zijn problemen te beginnen. Daar kan ik niet goed tegen. [M. 1e lijn, Man.Th. 15 j.]21

3.3.3 Omgaan met onsympathieke patiënten

Hoe kun je als fysiotherapeut het beste omgaan met patiënten die je niet sympathiek vindt? Over de basisbenadering zijn de meeste fysiotherapeuten het wel eens:
  • Het is belangrijk dat alle patiënten gelijk worden behandeld. Iedere persoon, of hij nou sympathiek of onsympathiek is, heeft hier evenveel recht op. Je moet je vak als fysiotherapeut bij iedereen zo goed mogelijk uitvoeren. Dit houdt in dat je iedere patiënt zo goed mogelijk van zijn klachten af wilt helpen. [M. 1e lijn, Man.Th. 20 j.]
Fysiotherapeuten adviseren niet te snel een patiënt als onsympathiek ‘af te schrijven’, maar ook een poging te doen je in de patiënt te verdiepen:
  • Soms zie ik mensen over wie ik binnen een halve seconde mijn oordeel al klaar heb. Heel vaak klopt deze inschatting ook. Maar mijn eerste inschatting klopt niet altijd en dat vind ik erg interessant. Het klopt vooral vaak niet bij mensen die in eerste instantie onsympathiek op me overkomen. Als je echter meer weet over de achtergrond van deze mensen, kun je ze toch sympathiek gaan vinden. Dus is mijn tip: als je iemand niet sympathiek vindt, verdiep je in die persoon. De kans is dan veel groter dat de sympathie groeit. En dat is positief voor de behandeling. [M. VpH. Geriatr. 10 j.]
  • Probeer toch iets te vinden wat je aan de patiënt leuk vindt. En soms is het juist het onsympathieke dat ongelofelijk leuk blijkt te zijn… Maar je hebt ervaring nodig om dat te leren waarderen. Neem het niet persoonlijk als mensen onsympathiek tegen je zijn. Soms zijn ze hier in het ziekenhuis echt in een situatie die hun leven verandert en dan zie je hun duistere kant. [M. ZH. Man.Th. 15 j.]
  • Ik probeer te kijken vanuit het perspectief van de patiënt. Zijn reactie heeft een reden, bijvoorbeeld te weinig kennis of een gebrek aan overzicht. [M. 1e lijn, Man.Th. >25 j.]
De redenen voor het gedrag van de patiënt achterhalen, kan ook helpen om de irritatie van de fysiotherapeut te verminderen. Wat je begrijpt ervaar je meestal als minder irritant dan iets ‘onbegrijpelijks’:
  • Er zijn meestal redenen waarom iemand doet zoals hij doet. Aan onsympathiek gedrag kunnen onverwerkte dingen ten grondslag liggen die veel verdriet en boosheid veroorzaken. Ik heb een vrouw met multiple sclerose in behandeling, waarbij ik geregeld dacht: poeh, daar gaan we weer! Zij zei steeds: ‘Je moet eerst dit doen, dan dát, dan dát, dan dát!’ Op een gegeven moment ben ik me gaan afvragen waarom ze dat zei. Ik realiseerde me dat dit haar enige manier was om controle over de dingen om haar heen te hebben en dat ze al veel controle was verloren. Vanuit dat oogpunt kon ik haar gedrag makkelijker naast me neerleggen. En nu heb ik een goed contact met haar. [V. VpH.]
Een andere optie is je over je gevoel heen zetten en de patiënt blijven behandelen vanuit de gedachte dat een professional iedereen moet kunnen behandelen. Je blijft aardig, confronteert de patiënt niet met zijn gedrag en je concentreert je op je vak:
  • Bij iemand die wat minder sympathiek overkomt, ga ik over naar een puur professionele houding. Dan denk ik: ik ben nu therapeut en jij bent nu patiënt, en we gaan goed op een rij zetten hoe we de klacht kunnen behandelen. [M. 1e lijn, 10 j.]
  • Stekeligheden, onredelijkheden van patiënten – het raakt me niet, het treft me niet, ik kan het allemaal redelijk makkelijk accepteren. Ik blijf binnen het kader van de fysiotherapeutische behandeling. [M. 1e lijn]
  • Onsympathieke patiënten zie ik elke dag. Maar dat is geen enkel probleem. Er is geen enkele patiënt die aan mij merkt dat ik hem of haar echt onsympathiek vind. Met de één heb je wat meer dan met de ander, maar als je een goede professional bent, dan mag daar geen enkel verschil in zitten qua behandeling. [M. 1e lijn, Man.Th.]
  • Je hebt er weleens patiënten tussen zitten waarbij je denkt: oh nee, moet ik die behandelen? Daar heb ik geen zin in! Die patiënt vindt jou echter vaak wel aardig en dan denk je: ach, we gaan gewoon aan de slag. [V. 1e lijn, 10 j.]
  • Ik probeer eigenlijk mijn eigen gevoel aan de kant te zetten. Ik ben hier niet voor mezelf, maar ik ben hier om een bepaald beroep uit te oefenen. Ik ben hier om iemand verder te helpen. Je probeert je voorkeuren of afkeuren toch wat uit te schakelen. Je probeert ook met mensen die je niet mag, toch een goede verstandhouding op te bouwen. [V. VpH. 5 j.]22
  • Ik heb geleerd dat ik ook met lastige mensen om kan gaan. Het zullen niet mijn vrienden zijn, maar het zijn wel mensen en ze hebben een hulpvraag. Ga er op een professionele manier mee om. Blijf zien dat het een mens is met een hulpvraag. [M. 1e lijn, Acp.]
  • Ik denk dat ik in principe iedereen zou kunnen helpen, omdat ik vind dat je iedere persoon moet respecteren, ook al heeft hij of zij een denkwijze die helemaal niet bij jou past. Stel dat je iemand in de praktijk krijgt die hele ernstige dingen heeft gedaan, dan denk ik dat ik hem toch gewoon zou kunnen helpen. Ik denk dat je, net zoals een advocaat dat doet, in principe je beroep ook moet kunnen uitoefenen bij minder sympathieke mensen. [M. 1e lijn, Hapt. 20 j.]23
Er zijn ook fysiotherapeuten die ervoor kiezen patiënten die zij onsympathiek vinden te wijzen op hun gedrag:
  • Als een patiënt onaardig doet, mag hij of zij het best merken dat je daardoor geïrriteerd raakt. Dat kun je met een grapje aangeven: ‘Goh, heeft u vandaag een slechte bui?’ [M. 1e lijn, Man.Th. 20 j.]
  • Ik probeer de patiënt duidelijk te maken dat hij ook anders kan reageren. Ik vraag dan: ‘Waarom zeg je of denk je dat?’ [M. 1e lijn, Man.Th. >25 j.]
  • Veel patiënten worden onterecht als lastig ervaren omdat ze niet in het rijtje passen. Het zijn patiënten met een eigen verhaal, patiënten die wat meegemaakt hebben en die niet in staat zijn om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun klacht of situatie. Terwijl, als je deze patiënten daarop aanspreekt, dan heb je eigenlijk helemaal geen lastige patiënten. Dus je moet aan de patiënt uitleggen wat hij doet. Je moet hem met zichzelf confronteren. [M. 1e lijn, Man.Th. 20 j.]24
De patiënt wijzen op zijn onsympathieke gedrag is wat anders dan een strijd met deze patiënt aangaan. Een strijd aangaan is niet verstandig:
  • In de loop van de jaren heb ik geleerd beter te kijken naar de redenen voor het gedrag van de patiënt en daar rekening mee te houden. Verder heb ik geleerd om niet meer star aan mijn standpunt vast te houden. Ik heb geleerd om mezelf terug te nemen. Dit houdt in dat ik probeer mijn eerste indruk naar mijn achterhoofd te verplaatsen en de patiënt weer een nieuwe kans geef. [V. 1e lijn]
  • Als iemand onsympathiek is of vervelend, ga ik nooit de strijd aan. Ik benoem alleen de dingen die ik zie: ‘Waarom ben je boos? Wat zijn de redenen daarvoor?’ Ik heb ook weleens gevraagd: ‘Is er nog wat anders aan de hand, naast jouw klacht?’ En daar bleek een heel verhaal achter te zitten. Ik voel me altijd wel aangetrokken tot deze patiënten. [M. 1e lijn, >25 j.]
Sommige fysiotherapeuten stoppen vrij snel met de behandeling van een patiënt die zij onsympathiek vinden:
  • Ik heb behandelingen stopgezet en patiënten doorverwezen naar een collega, omdat ik voelde: dit vind ik niet prettig, hier kan ik niet mee omgaan. Dat heb ik besproken met een collega: ‘Ik kan met deze patiënt niet omgaan. Wil jij het doen, want dit is te zwaar voor mij.’ Vervolgens bespreek ik dit met de patiënt: ‘Luister, het wil niet lukken. Ik heb de indruk dat we elkaar niet begrijpen. Ik wil je helpen, maar ik kan het niet. Ben je bereid met een collega verder te gaan?’ De patiënt zal vaak beamen dat de samenwerking gewoon niet werkt en dan kom je er zo samen uit. [M. 1e lijn, 5 j.]
  • Als ik ’s ochtends in mijn agenda kijk en dan een slecht humeur krijg van een bepaalde naam die ik lees, dan is dat een teken dat ik deze patiënt over moet dragen aan een collega. Die collega zeg ik dan eerlijk dat de patiënt mij absoluut niet ligt. Ik denk dat je op tijd moet ingrijpen als je een conflict voelt aankomen met een patiënt die je niet sympathiek vindt. [M.]
Als patiënt en fysiotherapeut elkaar wederzijds niet mogen, maar ook als de patiënt de fysiotherapeut niet mag, dan stoppen fysiotherapeuten de behandeling:
  • Als het van beide kanten niet klikt, dan heeft behandelen geen zin en is het verstandiger om de behandeling stop te zetten. Eigenlijk is het zo dat zodra een patiënt jou niet mag, behandelen geen zin meer heeft. Dan doet de patiënt toch niet wat je zegt. Dan is er te veel spanning of afkeer bij de patiënt. [V. 1e lijn, 10 j.]
  • Basis voor een goed resultaat is wederzijds vertrouwen. Als het niet klikt dan gaat de behandeling niet lukken. Dat mag je ook uitspreken naar de patiënt. Wanneer er een bepaald, niet optimaal sfeertje is, dan zal de patiënt ook blij zijn dat je daar iets mee doet. Sterker nog, wanneer je met zo’n sfeertje niets doet, dan zal de patiënt niet alleen minder geneigd zijn om je adviezen op te volgen, maar uiteindelijk ook wegblijven. Beter kun je op tijd vragen aan een collega of hij de patiënt overneemt. [M. 1e lijn, Man.Th.]
  • De klik tussen de therapeut en de patiënt is de basis voor therapiesucces. Een therapeutenwisseling kan af een toe de sleutel tot een succesvolle behandeling zijn. [V. 1e lijn]

3.3.4 Omgaan met patiënten met een onaangename geur

Als een patiënt een (zeer) onaangename geur verspreidt, is hij niet daardoor onsympathiek; ook heel aardige mensen kunnen onaangenaam ruiken. Maar het is wel zo dat fysiotherapeuten soms letterlijk afstand willen houden van patiënten met een onaangename geur. We geven ter introductie twee verhalen van stagiaires over patiënten met een onaangename geur:
  • Ik behandelde een oudere patiënt die een slechte hygiëne had. Hij was niet netjes aangekleed en rook altijd naar zweet. Hij kwam naar de fysiotherapeut omdat hij artrose in de schouders had. Ik bewoog zijn schouders passief door. Daarvoor moest ik hem aanraken en de onaangename geur kwam dan altijd duidelijker naar voren. Ik voelde mij daarbij niet prettig en vond het vervelend de patiënt bij de oksel aan te raken. Ik heb geprobeerd het te negeren en de behandeling gewoon uit te voeren en met de patiënt in gesprek te blijven. Maar ik was altijd blij als de behandeling voorbij was en ik de patiënt pas de volgende week weer terug hoefde te zien. [V. Student 3e j.]
  • Mijn eerste patiënt die ik mocht onderzoeken was iemand die heel sterk rook naar oud zweet. Verder waren zijn nagels geel en rookte hij heel veel zware shag. Er was dus een combinatie van oud zweet en zware shag te ruiken. Dat was best vervelend. Deze casus heb ik toen ingebracht op de opleiding. Mag ik dit wel tegen de patiënt zeggen? Ik heb het uiteindelijk niet gedaan. Gewoon ook omdat ik me afvroeg: kan die man daar eigenlijk wel wat aan doen? [V. Student 3e j.]
Afstand willen houden van patiënten met een onaangename geur is bij veel behandelingen niet mogelijk. Hoe gaan fysiotherapeuten dan met deze patiënten om? We kunnen twee benaderingen onderscheiden: fysiotherapeuten die de patiënt op de geur die hij verspreidt aanspreken en fysiotherapeuten die dat niet doen; de laatsten nemen voorzorgsmaatregelen:
  • Zorg ervoor dat het lokaal goed gelucht is. Belangrijk is dat je na de behandeling desinfecterende maatregelen gebruikt. En dan: God zegen de greep! Raak de patiënt zo min mogelijk aan. [V. 1elijn, Kind.F. 5 j.]
  • Een patiënt kan wel degelijk schoon en hygiënisch zijn, maar wanneer hij gaat zweten, dan stinkt dat. Daar kan hij niets aan doen. Als een patiënt aan de geur die hij verspreidt niets kan doen, dan probeer ik de patiënt op het einde van de dag te behandelen, ofwel in een kamer waar een tijdlang niemand meer hoeft te komen. Dan gooi ik alle ramen open en kan de boel een beetje luchten. [M. 1e lijn, Man.Th.]
  • Soms kan er weinig aan gedaan worden. Als de bewoner ervoor kiest zichzelf slecht te verzorgen, dan is dat zijn keus en heb jij daarmee te dealen. Dan is het: neus dicht, blik op oneindig en gaan! [V. VpH. Man.Th. 20 j.]
Er zijn ook fysiotherapeuten die patiënten op hun onaangename geur aanspreken:
  • Soms heb je een patiënt die niet goed doorheeft dat hij zo ruikt. Aan het eind van de behandeling geef ik dan wel aan dat hij sterk ruikt en of hij daar de volgende keer rekening mee kan houden. Zoiets mag je best vragen, vind ik. Maar het is lastig, want het ligt wel erg gevoelig. [M. 1e lijn, Man.Th. 20 j.]
  • Ik vind dat het een onderdeel is van fysiotherapie om de patiënt erop te wijzen wanneer hij echt onhygiënisch is. Dat hoort toch ook bij een gezonde leefwijze. Als iemand bijvoorbeeld erge stinkvoeten heeft, dan vraag ik gewoon of hij of zij deze even wil wassen. [M.]
  • De toon maakt de muziek. Het is de manier waarop je het tegen iemand zegt. Als je zegt: ‘Je stinkt en ik wil dat je gaat douchen!’, is dat heel anders dan dat je zegt: ‘Ik zou het prettig vinden als u zich de volgende keer wel even een beetje fris maakt, zeker als u meteen na het werk hier komt.’ Ik denk dat het in orde is als we het zo zeggen. [V. 1e lijn, Lymf.drain. 3 j.]

3.4 Ongewenste intimiteit

Als je als fysiotherapeut werkt heb je een intiem contact met mensen. Deze intimiteit kan bij jou en bij patiënten allerlei reacties oproepen. Er ontstaat intimiteit met patiënten die prettig is (‘gewenst’), maar er kan ook intimiteit ontstaan die niet prettig is (‘ongewenst’). En bestaat ook intimiteit die als bedreigend (‘intimiderend’) kan worden ervaren. Als er sprake is van ongewenste intimiteit ervaart de fysiotherapeut of de patiënt de onderlinge afstand als (zeer) onaangenaam nabij. Deze paragraaf richt zich op intimiderend seksueel of erotisch gericht gedrag dat de relatie tussen fysiotherapeut en patiënt kan verstoren.
De grens rond intimiteit kan overschreden worden door de manier waarop iemand naar je kijkt, iemand tegen (of over) je spreekt en hoe en waar iemand je aanraakt. Zowel de fysiotherapeut als de patiënt kan het gedrag van de ander als ‘ongewenst intiem’ ervaren. Dat betekent dat een fysiotherapeut rekening moet houden met twee aandachtspunten: hij dient enerzijds zelf voldoende afstand te bewaren naar de patiënt en anderzijds adequaat weten te reageren op patiënten die te weinig afstand ten opzichte van hem houden. Par. 3.4.1 bespreekt de afstand die de fysiotherapeut aanhoudt; Par. 3.4.2 laat zien wat fysiotherapeuten adequate reacties vinden op patiënten die (seksueel, erotisch) te dicht bij hen komen.

3.4.1 De afstand vanuit de fysiotherapeut

In Beroepsethiek en Gedragsregels voor de Fysiotherapeut wordt gesteld:
‘Indien bij de fysiotherapeut andere dan zakelijke en in een professionele hulpverleningssituatie passende gevoelens een rol spelen, is het noodzakelijk de behandeling tactvol aan een collega over te dragen.’25
De intimiteit die tussen fysiotherapeut en patiënt kan ontstaan vereist bij de fysiotherapeut oplettendheid. In de Beroepsethiek en gedragsregels voor de Fysiotherapeut wordt over deze oplettendheid gezegd:
‘De fysiotherapeut zal er (…) voortdurend voor moeten waken dat ongewenste verbale of lichamelijke intimiteit een rol gaat spelen. Zeker wanneer daarbij tegemoet gekomen wordt aan eigen gevoelens.’26
Een fysiotherapeut zal, vergeleken met veel andere beroepsbeoefenaars, extra moeten opletten dat zijn handelen niet als ‘te intiem’ wordt ervaren:
  • We hebben een beroep wat heel mooi is, maar ook heel gevaarlijk. Als een patiënt iets wil en je van iets beschuldigt, ben je altijd de klos. Je kunt je nooit verdedigen. Je zit in een heel kwetsbare positie, want je zit als fysiotherapeut onvermijdelijk altijd met je handen aan een patiënt. [M. 1e lijn, Lymf.drain. >25 j.]27
De volgende regel uit de Beroepsethiek en gedragsregels voor de Fysiotherapeut is, mede gezien de kwetsbare positie van de fysiotherapeut, belangrijk:
‘Naast de verplichte informatie inzake aard, doel en duur van de behandeling dient de fysiotherapeut, om elk misverstand omtrent zijn handelen te voorkomen, alle onvermijdelijke handelingen die mogelijk als te informeel, of zelfs als erotisch (bedoeld), zouden kunnen worden opgevat, te verklaren en met de nodige zorg te omgeven. Hierbij dient de toestemming van de patiënt te worden afgewacht.’28
Fysiotherapeuten geven een aantal voorbeelden van beschuldigingen waar ze mee geconfronteerd zijn:
  • Tijdens een behandeling bij een patiënt met fibromyalgie, waarbij de patiënt uiteraard vrij bloot is, merkte ik dat zij de behandeling niet prettig vond. Op dat moment vond ik dat niet zo vreemd, aangezien patiënten zich wel vaker ongemakkelijk voelen tijdens een behandeling. Achteraf hoorde ik echter dat deze patiënt tegen een kennis had gezegd dat zij de behandeling ‘seksueel getint’ vond en dat zij liever niet meer door mij behandeld wilde worden. Nadat ik dit te horen kreeg ben ik met een rotgevoel naar huis gegaan. Het heeft mij twee dagen beziggehouden. Na enkele dagen heb ik de patiënt opgebeld en haar geconfronteerd met haar uitspraken over mij. Ik was namelijk ook bang dat mijn naam op deze manier geschaad wordt. De patiënt heeft haar verontschuldigingen aangeboden en wilde alsnog door mij behandeld worden, maar ik heb haar vriendelijk verzocht om naar een andere therapeut te gaan. [M. 1e lijn, >25 j.]
  • Ik moest een jonge vrouw onderzoeken met nek/schouderklachten. Zij stond helemaal scheef en daarom vroeg ik haar om haar onderkleding ook uit te trekken, zodat ik kon kijken waar de scheefstand vandaan kwam, bijvoorbeeld door beenlengteverschil. Deze vrouw heeft op dat moment zelf niets gezegd, maar later hoorde ik van haar man dat ze het niet leuk vond dat ze in haar ondergoed moest staan. Ik heb haar man uitgelegd waarom dat nodig was en hij begreep dat volledig, maar zijn vrouw vond het dus toch vervelend. Ik dacht dat ik het aan deze mevrouw goed had uitgelegd, maar blijkbaar niet goed genoeg. Het feit dat je in ondergoed moet staan, kan zwaarder wegen dan alle uitleg over waarom je gevraagd wordt in je ondergoed te gaan staan. [M. 1e lijn, Man.Th.]
Een stagiair stelt haar stagebegeleider de vraag of hij weleens in een situatie is gekomen waarin hij een gevoel van schaamte kreeg, omdat hij een patiënt op een intieme plaats moest aanraken tijdens onderzoek of behandeling. De stagebegeleider antwoordt:
  • Vooropgesteld, ik schaam me nergens voor. Schaamte is niet het goede woord. Ik sta 100% achter alles wat ik doe. Ik weet ook dat ik alles met goede bedoelingen doe. Voor de patiënt is schaamte een ander verhaal. Wij zijn als fysiotherapeuten vanuit de opleiding gewend om in ondergoed rond te lopen, maar patiënten niet. Zij hebben veel eerder problemen met uitkleden. Zo had ik vorige week nog een meisje van achttien dat ik na een operatie littekenmassage gaf in de buurt van haar schaamstreek. Als ik eerlijk ben had ik deze patiënt liever doorgeschoven naar een vrouwelijke collega, maar de patiënt wilde graag dat ik de behandeling deed. Op dat moment moet je al voorzichtiger zijn en meer op je hoede. Je dient ervoor te zorgen dat je het deel van het lichaam dat niet behandeld hoeft te worden goed afdekt, zodat de patiënt op haar gemak is. Maar dit is ook belangrijk voor je eigen veiligheid! [M. 1e lijn, Man.Th.]
Hoe zorg je als fysiotherapeut dat je niet te intiem wordt met een patiënt?
  • Afstand bewaren! Jij bepaalt wat er gebeurt op die kamer! Je bent zelf de baas! [M. 1e lijn, Man.Th.]
  • Door alleen fysiek contact te gebruiken daar waar dit nodig is. [M. Inst. L-G Beperk. 10 j.]
  • Als je merkt dat iemand ergens gespannen om is of zich ergens ongemakkelijk over voelt, kun je het beste daar open over zijn en er meteen over praten. [M. 1e lijn, Man.Th.]
  • Als je twijfelt of je intenties goed worden begrepen, zorg er dan voor dat een collega aanwezig is tijdens de therapie. Als iets dan verkeerd geïnterpreteerd wordt door de cliënt, dan heb je altijd een collega die de zaken toe kan lichten. [V. KindF. >25 j.]
Realiseer je dat je altijd de mogelijkheid hebt een behandeling op ieder moment af te sluiten als het contact te intiem wordt. Je kunt dan een vervolgafspraak maken:
  • Het is voorgekomen dat vrouwen hier in een string kwamen te staan, omdat ze dachten dat ze hun broek niet uit hoefden te doen. Een goede optie als dat gebeurt is het onderzoek direct te beëindigen en een nieuwe afspraak te maken en de volgende keer verder te gaan met het onderzoek. [M. 1e lijn, Man.Th.]

3.4.2 Ongewenste intimiteiten van patiënten

Patiënten kunnen ongewenst intiem gedrag vertonen. Dat gedrag van de patiënt kan een erotische en seksuele lading hebben. Om een indruk te geven van deze ongewenste intimiteit komen hier vijf ervaringen van stagiaires aan bod: twee ervaringen met ongewenste intimiteit van mannelijke stagiairs en drie ervaringen van vrouwelijke stagiaires:
  • Tijdens het rekken van de M. trapezius descendens bij een patiënt viel mij op dat haar halsslagader duidelijk zichtbaar wordt. Ook de puls was goed zichtbaar. Toen ik dit benoemde, zei zij met een stalen gezicht: ‘Zo, je kunt me nu dus vermoorden!’ We waren op dit moment met zijn tweeën en ik wist dat deze patiënt eerder klachten had over een fysiotherapeut die, volgens haar, verliefd op haar was geworden. Ik kreeg een raar gevoel en vroeg me af: daagt ze mannen uit? Wat bedoelt ze met deze opmerking? Misschien doet ze ook haar beklag over mij als ik nu iets verkeerds zeg? Terwijl haar hoofd in mijn handen rustte viel er een stilte van enkele seconden, waarna ik niet verder kwam dan te antwoorden: ‘Nee… eigenlijk niet.’ Na weer een korte stilte heb ik gevraagd of haar nieuwe auto goed beviel, waarna mijn stagebegeleider de behandelruimte weer binnen kwam lopen. [M. Student 3e j.]
  • Ik was een mevrouw van rond de veertig aan het behandelen in de gymzaal. Zij vertelde, terwijl mijn stagebegeleider er ook bij was, dat ze het jammer vond dat ze zelf geen 22 jaar meer was, ‘want dan had ze het wel geweten’. Ze zei dat ze mij een heel leuke jongen vond en ging hier nog even op door. Ik voelde me op dat moment wel ongemakkelijk en wist niet hoe ik hierop moest reageren. Haar opmerking kwam voor mij heel onverwacht. Ik voelde een schaamtegevoel door me heen gaan. Ik ben toen heel snel doorgegaan met de oefentherapie. Elke keer als ik haar zag moest ik echter aan die opmerking denken. [M. Student 3e j.]
Vrouwelijke stagiaires vertellen over drie ervaringen met ongewenste intimiteit:
  • Tijdens de fitness heb ik de man een keer een instructie moeten geven. Toen ik daarmee klaar was streelde hij mij over de rug en zei: ‘Wat ben je toch ook lief.’ Hierop wist ik me moeilijk een houding te geven en professioneel te blijven. Omdat ik jonger ben dan de man, vind ik het lastig om wat ik van zijn gedrag en opmerking vindt direct terug te koppelen naar hem. In de sport- en spellessen was de man ook actief. Hierbij geef ik ook instructies, in sommige gevallen met een bal. De desbetreffende man tikt dan tijdens het geven van de instructie mijn bal weg. Ook dit ervoer ik als ongemakkelijk. [V. Student 3e j.]
  • Tijdens de stage behandelde ik een man met rugklachten. Ik kreeg al snel door dat deze man hield van seksgerelateerde grapjes. Ik heb de opmerkingen een tijdje genegeerd en de behandelingen gewoon vervolgd. De grapjes werden alleen steeds grover en ik ging me steeds minder op mijn gemak voelen. Op een gegeven moment kwamen er opmerkingen voorbij als: ‘Geef je ook body to body-massages?’ en ‘Normaal nemen fysiotherapeuten je flink onder handen.’ Deze opmerkingen gingen mij echt te ver. Maar op het moment dat de opmerking gemaakt werd, was ik echter zo verbaasd en uit het veld geslagen dat ik deze man niet op zijn woorden heb gewezen. Dit voorval heeft mij wel aan het denken gezet. Heb je hier als vrouw vaker last van en hoe kun je daarmee omgaan? Mag je deze patiënten weigeren of roep je er een collega bij? Hoe kun je netjes verwoorden dat je niet gediend bent van zulke opmerkingen? [V. Student 3e j.]
  • Een man met lage rugklachten kwam twee keer in de week naar de praktijk toe. Tijdens het masseren van zijn rug begon hij plotseling te lachen in zichzelf. Dus ik vroeg waarom hij moest lachen. Hij antwoordde dat hij dit niet kon zeggen en grinnikte een beetje verder. Ik vroeg: ‘Je hebt zeker een binnenpretje?’ Even later vroeg ik het hem nog een keer waarom hij moest lachen en dat ik nu wel nieuwsgierig was. Toen zei hij: ‘Ja, ik zag even voor me hoe ik jou op deze bank aan het behandelen was.’ Ik schrok er in eerste instantie van en begon zelf te lachen, ook omdat ik ook niet zo goed wist wat ik hierop moest of kon zeggen. [V. Student 3e j.]
Ook ervaren fysiotherapeuten hebben te maken met ongewenste intimiteiten van patiënten:
  • Ik heb een patiënt gehad die mijn persoonlijke en professionele grenzen heeft overschreden. Het was iemand die zijn plaats niet begreep. Deze patiënt had al vaker seksueel getinte opmerkingen geplaatst die ik interpreteerde als ‘flirterig ongewenst gedrag’. Dat gedrag kan ik nog wegdenken en accepteren en ik ga er niet op in. Toen ik echter een afspraak voor een volgende behandeling wilde maken en zei: ‘Ik ga mij nu zelf omkleden en weekend houden’, reageerde de patiënt daarop met: ‘Mmm, daar wil ik wel lekker bij zijn.’ Op dat moment is er voor mij echt een grens overschreden. Dat hoeft niemand tegen mij te zeggen. Als een grapje de grenzen overschrijdt en een seksueel intimiderende opmerking wordt, dan ben ik heel snel klaar met zo’n patiënt: ik wil die patiënt niet meer behandelen! [V. 1e lijn]
  • Ik heb een keer een vrouw behandeld met hamstringklachten. Het begon ermee dat ze in een Sloggi bij me op de bank lag, maar het werd steeds pikanter totdat ze op een gegeven moment haar broek uittrok en een klein stringetje aan had. Ik heb haar toen duidelijk gemaakt dat dit niet de bedoeling is van een fysiotherapeutische behandeling en heb haar door een vrouwelijke collega onder behandeling laten nemen. [M. 1e lijn]
  • Wat je regelmatig meemaakt is dat er (ongepaste) schuine opmerkingen gemaakt worden, waarschijnlijk als grap, soms ook vrouwonvriendelijke opmerkingen. Ik maak patiënten vriendelijk duidelijk dat ik daar niet van gediend ben. [V. 1e lijn, 3 j.]
Belangrijk als aankomende of beginnende fysiotherapeut is te ontdekken wanneer een grens voor jou wordt overschreden en je intimiteit als ongewenste intimiteit ervaart. Wanneer een intimiteit als ongewenst wordt ervaren, is namelijk individueel. Een medestudent of een collega kan met dezelfde opmerking of hetzelfde gedrag geen moeite hebben.
  • Als je wat jonger bent verraadt de verkleuring in je gezicht dat een seksueel getinte opmerking van een patiënt iets met je doet. Van sommige opmerkingen die mij niets doen, zou een collega van mij helemaal uit zijn dak gaan. Bij andere ongewenste opmerkingen en situaties zou ik dat hebben. [V. ZH. >25 j.]
Het gaat er niet alleen om te ontdekken wat jij ongewenst vindt, maar dit vervolgens ook serieus te nemen en je er tegen te wapenen. Je moet je eigen grenzen leren kennen en bewaken. Dit laatste vergt moed: de moed een patiënt aan te spreken op ongewenst gedrag. Hoe maken fysiotherapeuten patiënten duidelijk niet gediend te zijn van seksueel getinte en soms ook intimiderende opmerkingen?
  • Je kunt onmiddellijk reageren door de patiënt te confronteren met de intimiderende uitspraak: ‘Wat zeg je nu eigenlijk? Wat bedoel je nu eigenlijk?’ [M. 1e lijn, Man.Th.]
  • Je moet vooral eerlijk en open zijn. Als er iets is wat je niet zint, moet je dat direct zeggen. Als je het eenmaal toelaat, dan gaat het van kwaad tot erger. Goede zinnen die je kunt gebruiken zijn: ‘Hier ben ik niet van gediend!’ of: ‘Wilt u dat niet doen, daar voel ik me niet prettig bij!’ [M. ZH. >25 j.]
  • Beantwoord alleen vakinhoudelijke vragen. Als je bepaalde andere vragen niet prettig vindt, dan geef je gewoon aan dat je die vragen niet gepast vindt. Het helpt om mensen met de achternaam en ‘u’ te blijven aanspreken. Dan zorg je voor een professionele afstand. [V. 1e lijn, 5 j.]
  • In principe is het simpel. Als een patiënt te persoonlijke vragen aan jou gaat stellen, bijvoorbeeld: ‘Heb je vanavond al plannen?’ Of de patiënt wil precies weten waar je woont, dan kun je gewoon zeggen: ‘Daar ga ik niet op in.’ Wat je naar mijn mening niet moet doen, is van onderwerp veranderen, want dan creëer je een bepaalde spanning. Blijf bij het onderwerp en zeg eerlijk en op een nette manier wat je vindt. [M. 1e lijn, 5 j.]
  • Bepaal zelf goed waar je grenzen liggen. Durf dit gewoon aan te geven en gebruik hierbij de goede toon. Je kunt gewoon heel duidelijk zeggen: ‘Hier ben ik niet van gediend!’ Een goede intonatie en een stalen gezicht zijn daarbij belangrijk. Ga niet verder in op vreemde of seksuele opmerkingen. Laat dat je niet gebeuren! Probeer je tegen deze opmerkingen te wapenen! [M. Inst. L-G Beperk. 20 j.]
  • Als iemand intieme dingen vraagt, zeg dan dat je daar niet van gediend bent. Kap vragen af en houd bewust meer afstand. Vraag als iemand weer komt voor vervolgbehandeling: ‘Hoe gaat het?’ maar houd het gesprek dan bewust kort. [M. 1e lijn, Man.Th. 15 j.]29
  • Je kunt als een patiënt te persoonlijk is geworden, bij de volgende behandeling de keuze maken de deur open te laten staan terwijl je aan het behandelen bent. Zo kunnen je collega’s horen wat er gebeurt. Vooraf zeg je tegen hen: ‘Ik laat de deur open, want ik voel me bij deze patiënt niet op mijn gemak.’ [M. 1e lijn, SportF. 20 j.]
  • Wees direct. Vraag als een patiënt met een opmerking je grens overschrijdt: ‘Wat bedoel je hiermee? Ik vind dit ongemakkelijk en niet prettig. Ik denk ook niet dat het de bedoeling is dat u deze gedachten heeft!’ [V. 1e lijn, 5 j.]
Bij het ervaren van ongewenste intimiteit is het belangrijk dat wat er gebeurd is goed en duidelijk te communiceren met je collega’s zodat zij weten wat er speelt. Ook kun je wat er gebeurd is noteren in het patiëntendossier:
  • Als je een patiënt hebt aangesproken op zijn (ongewenste) gedrag dien je direct een leidinggevende of collega te vertellen wat er gebeurd is. Je weet achteraf nooit of een patiënt dit toch vervelend vindt en dat hij zich gekleineerd voelt. Daar kan een vervelende situatie uit voortkomen. Dus altijd meteen tegen collega’s zeggen: ‘Dit is mij overkomen en ik heb dat gezegd tegen de patiënt.’ [V. 1e lijn, 5 j.]
  • Als een professionele werkverhouding dreigt te verdwijnen, dan moet je meteen overleggen met je collega’s. Bovendien moet je alles noteren. Dus schriftelijk in het patiëntdossier vastleggen wat er is gebeurd. [M. 1e lijn, 10 j.]

3.5 Empathie

Empathie is inlevings- of invoelingsvermogen. Het is je kunnen verplaatsen in wat de ander ervaart. Het is begrijpen waar de ander mee bezig is, wat de ander voelt, wat de ander belangrijk vindt. Empathie tonen houdt in dat je de patiënt niet alleen aanvoelt, maar bovendien reageert op wat een patiënt ervaart. Je kunt empathie voelen, zonder sympathie te hebben voor een patiënt. Je kunt je ook inleven in iemand die je minder aardig vindt en iets voor hem doen. Door empathie kom je dichter bij je patiënt. Te veel empathie, waarbij de moeilijkheden van een patiënt jouw moeilijkheden worden, is niet goed. Par. 3.5.1 gaat in op hoe je als fysiotherapeut empathie kunt tonen én begrenzen. Par. 3.5.2 bespreekt wat empathie kan betekenen bij patiënten die in een moeilijke of verdrietige situatie verkeren en emotioneel worden.

3.5.1 Empathie tonen én begrenzen

Empathie voor patiënten is een belangrijke eigenschap van een fysiotherapeut:
  • Je moet als fysiotherapeut de vaardigheid ontwikkelen om de gedachten, gevoelens en persoonskenmerken van de patiënt te herkennen en er adequaat op kunnen reageren. [V. 1e lijn]
  • Het is belangrijk door empathie een tegenwicht te bieden aan de behoorlijk technische aanpak van de fysiotherapie die gericht is op bewegingsomvang, bewegingsritme en spiertonus. Subjectieve factoren, met name pijn en ongemak, dien je ook te kunnen waarnemen. Voor elke patiënt is het belangrijk dat hij merkt dat de zorgverlener zich kan inleven in zijn situatie. [M. 1e lijn, >25 j.]
  • Empathie is de essentie van een goede therapeut-patiëntrelatie. De gevoelens van de patiënt zijn altijd belangrijk. Daar doe je het voor! Een gevoel hoort bij een patiënt. Zonder empathie ben je eigenlijk alleen maar een kunstje aan het doen. [M. VpH. 5 j.]
  • Mensen voelen het als je hen begrijpt en samen met hen de draad wilt oppakken. Als mensen bijvoorbeeld een poosje werkloos zijn, dan hebben ze soms het gevoel dat ze alles alleen moeten doen. Zij vinden het dan gewoon heerlijk als jij tegen hen zegt: ‘Kom, we gaan de draad weer oppakken. Je zit nu in een rotsituatie en daarom gaan we samen proberen om een nieuw begin te maken en de draad weer op te pakken.’ [M. 1e lijn, Man.Th. 20 j.]30
Je kunt empathie voor bepaalde ervaringen van patiënten ontwikkelen door letterlijk ‘de plaats van de patiënt in te nemen’:
  • Je kunt zelf ervaren wat een patiënt in een rolstoel ervaart door een dag in een rolstoel te gaan zitten. Je kunt zelf eens in een tillift gaan hangen of andere apparatuur uitproberen. Ga gewoon eens op de statafel staan en let op wat je dan ervaart. Zo weet je ook wat je de patiënt zogezegd ‘aandoet’. [VpH.]
Empathie tonen is ook aandacht geven. Als je met meerdere patiënten aan het werk bent, moet je opletten dat je je aandacht eerlijk onder hen verdeelt:
  • Je moet je inleven in de ander, maar je dient je aandacht over een oefengroep daarbij eerlijk te verdelen. Patiënten die hier sporten, hebben hun behandeling in het fitnessgedeelte. Om de aandacht onder iedereen te verdelen, blijf ik niet langer dan vijf minuten bij een persoon. Dat werkt heel goed. Op deze manier krijg je geen scheve gezichten onder de patiënten. Ik merk dat stagiaires het verdelen van aandacht vaak nog moeilijk vinden. Dat had ik zelf ook in het begin. [V. 1e lijn, 3 j.]
Empathie tonen betekent echter niet per se dat je doet wat de patiënt verlangt:
  • Kijk, zonder empathie gaat het niet, want je moet de ander wel kunnen begrijpen. Begrip voor iemand opbrengen, betekent echter niet dat je ook moet doen wat die ander belangrijk vindt. Als iemand bijvoorbeeld boos is op mij, dan toon ik empathie voor die boosheid. Maar dat betekent niet dat ik dan moet zeggen: ‘Goh, ik ga voortaan doen wat jij wilt.’ [M. 1e lijn, 10 j.]
Empathie kan ook ten koste gaan van een goede behandeling:
  • Empathie kan ten koste gaan van je klinische blik. Door empathie kunnen de keuzes die je maakt in het behandeltraject niet meer logisch zijn. Dat gebeurt bijvoorbeeld als je door empathie langer doorgaat met behandelen dan medisch noodzakelijk is. Dan heb je het behandeldoel uit het oog verloren. [M. 1e lijn, 10 j.]
  • Empathie heeft natuurlijk ook valkuilen. Wanneer je te veel empathie hebt voor een patiënt, dan is het soms heel moeilijk om allerlei objectieve zaken voldoende in beeld te houden. Als je je inleeft in de ander ben je veel sneller geneigd te accepteren dat iemand op een bepaalde, niet-adequate manier reageert en bijvoorbeeld belangrijke oefeningen niet wil doen. Daar moet je wel mee uitkijken. [M. 1e lijn, >25 j.]
Empathie tonen wil niet zeggen dat je iemand kunt gaan aanraken, zoals je een vriend of familielid aanraakt:
  • Ik ben geen vriend of familie van een patiënt. Ik sta hier als professional. Dat betekent dat ik niet zomaar een arm om iemand heen kan slaan. Natuurlijk heb ik weleens mijn hand op iemands hand gelegd of op iemands schouder. Maar jij staat hier en je patiënt staat dáár. [V. 1e lijn, Hapt. 15 j.]
Te veel empathie kan tot gevolg hebben dat je de emoties van de patiënt zelf gaat voelen:
  • Je hebt te veel empathie ten opzichte van een patiënt als je echt dingen mee naar huis neemt. Als je loopt te piekeren hoe het met die persoon of familie zal gaan. Als je daar letterlijk wakker van ligt, dan heb je de grens overschreden. [V. 1e lijn, 25 j.]
  • Ik denk dat je moet oppassen dat je niet te sterk met de emoties van cliënten meegaat. Op het moment dat een cliënt heel geëmotioneerd is, dan is het heel erg belangrijk dat je dat als zodanig herkent. Maar je dient de emoties van de patiënt niet zelf over te nemen. Je moet bovendien beseffen dat je bij sterke emoties niet goed kunt oefenen. Je kunt dan twee kanten op: of je geeft iemand rust en oefent niet, of je kunt onderzoeken of de cliënt de emoties kan laten rusten en zo een sfeer creëren waarin je wel kunt oefenen. [V. Inst. L-G Beperk. >25 j.]
  • Ik denk dat je empathie moet tonen op het moment dat de patiënt bij je is en deze empathie daarna los moet kunnen laten. Sommige trieste verhalen blijven altijd wat langer hangen, maar het moet niet zo zijn dat ik daardoor slecht ga slapen of mezelf ga overbelasten. Als dat gebeurt, doe ik de andere patiënten te kort én mezelf én mijn familie. [M. 1e lijn, Man.Th. >25 j.]
Empathie is niet hetzelfde als ‘blijven luisteren tot iemand uitgepraat is’. Dat kan zo lang duren dat je niet meer aan je therapie toekomt. Hoe onderbreek je een te lang verhaal op een goede manier?
  • Wanneer je zegt: ‘Ik heb maar een halfuur voor u en daarom moet u kort vertellen wat u wilt vertellen’, dan waardeert de patiënt dat niet. Je kunt het beste een te lang verhaal van een patiënt onderbreken door een vraag te stellen. Dan kom je niet ongeïnteresseerd over. Integendeel zelfs, want je sluit met je vraag aan bij het verhaal van de patiënt. Je bakent met je vraag zijn verhaal echter wel af. Als iemand een heel uitgebreid verhaal vertelt over de pijn die hij heeft, dan vraag je daartussendoor: ‘Heeft u nu, op dit moment pijn, of alleen in de nacht of als u oefent?’ Op die manier grijp je in op een manier die mensen niet als vervelend of ongeïnteresseerd ervaren. [M. ZH. Kind.F. >25 j.]
  • Als de patiënt heel veel praat, zonder onderbreking, over dingen die niets met de behandeling te maken hebben en als dat steeds weer gebeurt, zal ik streng optreden en hem onderbreken. Ik zeg dan: ‘Meneer u bent hier om een bepaalde reden. Dat is het doel waar het ons nu om gaat. Nu moeten wij weer de oefening centraal stellen. Tijdens het pauzeren kunnen wij weer verder praten.’ [V. 1e lijn, Man.Th. 3 j.]
Het vermogen tot empathie verschilt per persoon en dus ook per fysiotherapeut. Welk soort empathie past bij jou? Welke grenzen stel jij eraan?
  • Ik kap ‘dicht bij een patiënt komen’ heel snel af. Ook als zelfbescherming. Ik houd er niet zo van. Ik voel me er niet prettig bij. Ik bewaar afstand om het risico te verminderen dat ik mezelf te veel ga inleven in die patiënt. Ik heb ook geen zin om al die verhalen mee naar huis te nemen. Ik merk dat als een patiënt mij te veel privé-informatie geeft en ik mij daar te veel in verdiep, ik daar thuis vervolgens last van heb. En daar heb ik niet zoveel zin in. Als verhalen van patiënten te emotioneel worden, of als het verhalen zijn waar ik niks mee kan, dan probeer ik het over een andere boeg te gooien. Dan ga ik gewoon niet verder op zo’n verhaal in. Patiënten merken dan dat ik niet zo in geïnteresseerd ben in hun verhaal. Je kunt natuurlijk ook juist ingaan op het verhaal van de patiënt door vragen te stellen. Ik heb collega’s die dat meer doen. Ik weet niet wat goed of fout is. Je moet, denk ik, je eigen grens bepalen. ‘Het dichtbij komen’ moet je ook wel liggen. Ik denk dat het je aantrekt of juist afstoot. Ik denk dat ik van nature wat meer afstand neem van mensen. [M. 1e lijn, SportF. 10 j.]

3.5.2 Empathie bij het lijden van mensen

Een stagiair vertelt over ‘empathie’:
  • Samen met mijn stagebegeleider heb ik een nieuwe patiënt gezien op de afdeling dwarslaesie. De bedoeling was om een beeld te krijgen van de huidige situatie van de patiënt. Mijn begeleider was de gespreksleider. De patiënt vertelde over zijn kinderen en dat het een hobby van hem was om met zijn kinderen te spelen. Op dat moment kreeg ik het erg warm en wist mij geen houding te geven. Ik merkte dat de patiënt zich groot hield en dat hij vanbinnen verdrietig was over zijn situatie. Ik wist niet waar ik moest kijken. Ik kon op dat moment niet meer helder nadenken. Ik vond het met name zielig voor zijn kinderen en wilde tegelijkertijd geen medelijden tonen. Met medelijden help ik immers de patiënt niet verder met zijn probleem. Mijn moeilijkheid was dat ik te veel meeleefde met de patiënt. [M. Student 3e j.]
De stagebegeleider geeft de student het advies ‘fysiotherapeut te blijven’:
  • Empathie betekent dat je meeleeft. Als een patiënt je vertelt dat hij een bepaald probleem heeft, dan kun je door je houding laten zien dat je je het probleem kunt voorstellen. Maar je moet het probleem niet overnemen van de patiënt. Wat je moet doen is nadenken over wat jouw rol als fysiotherapeut is bij zijn probleem. Wij hebben een taak en die is ‘fysiotherapie’. Als deze patiënt aangeeft dat hij kinderen heeft – ik heb zelf ook kinderen – dan raakt je dat sowieso als persoon. Ik blijf bij deze patiënt echter als fysiotherapeut kijken naar de mogelijkheden die er voor hem zijn om met zijn kinderen te spelen. Ik vraag me bijvoorbeeld af: kan hij op de grond met zijn kinderen spelen? En ik vraag hem: wat doe je nog meer met de kinderen? Ik sluit dus als fysiotherapeut aan bij zijn problemen. [M. ZH.]
Vele fysiotherapeuten benadrukken dat je ‘fysiotherapeut moet blijven’ en dus ‘vaktechnisch moet blijven functioneren’:
  • Je moet jezelf afvragen: waarom kom ik hier? Niet om medelijden te hebben, maar om als fysiotherapeut te helpen. Als je dat beseft kun je beter professioneel afstand nemen. Je moet je steeds realiseren dat je het lot van een patiënt nooit kunt veranderen. Als je dat lot in je eigen ziel opneemt, wordt dat een enorme belasting voor je. Je moet onthouden dat je beroep en privé moet scheiden. Anders kan het plotseling gebeuren dat jij de patiënt wordt en de therapeut aan de andere kant van de tafel zit. Blijf bij je vakgebied. Laat je niet meeslepen met het lot van de patiënt. [V. 1e lijn, 5 j.]
  • Je mag de patiënt best laten weten dat je het heel erg vindt wat er gebeurd is en dat je daarvan schrikt. Maar je moet er wel voor zorgen dat die emotie de relatie tussen hulpverlener en patiënt niet verstoort. Het moet bijvoorbeeld niet zo zijn dat de patiënt er voor jou moet zijn en jou moet troosten. Als die relatie op het spel komt, moet je meteen stoppen met je therapie. Jij moet een hulpverlener voor de patiënt blijven. Deze rol moet altijd gewaarborgd zijn. [M. 1e lijn, SportF. 20 j.]
Als patiënten een (aangrijpend of verdrietig) probleem vertellen, is neutraal luisteren het beste:
  • Laat de patiënt gewoon zijn verhaal doen. Echt heel belangrijk is dat je geen waardeoordeel over het verhaal geeft. Je geeft eventueel wel aan dat het verschrikkelijk is, maar je moet geen advies of waardeoordeel geven. Je moet je eigenlijk dus heel neutraal opstellen. Je moet je opstellen als toehoorder. Laat de patiënt uitspreken. Zeg zelf niet veel. Als je veel zegt, dan zeg je vaak iets fouts. Probeer te luisteren. Laat het verhaal voor de patiënt een plek krijgen, maar ga er verder niet op in. Als het na verloop van tijd weer een keer ter sprake komt, kun je er misschien wat meer over praten. [M. 1e lijn, Man.Th.]
  • Belangrijk is te luisteren naar de patiënt, zodat deze zijn verhaal kan doen. Mensen vinden het prettig als ze hun verhaal kunnen doen. Je kunt samenvatten en spiegelen wat je hoort, zonder er iets anders van te maken. Het is een basishouding van een fysiotherapeut om blanco te kunnen luisteren naar patiënten. Je hoeft geen oordeel of advies te geven. Blijf jezelf, wees er voor de patiënt en vervul je rol als fysiotherapeut. [M. 1e lijn, Man.Th. 15 j.]
Neutraal luisteren wil ook zeggen dat je geen medelijden toont:
  • Als je luistert naar een verhaal moet je oppassen dat je niet je eigen mening gaat geven. Je kunt het nooit invullen voor anderen. Je kunt medeleven tonen, maar je moet iemand niet zielig gaan vinden. Daarmee help je die persoon niet. Je moet als fysiotherapeut zorgen dat iemand sterker wordt en dat hij daardoor weer zijn keuzes kan maken. [M. 1e lijn, Hapt. >25 j.]
Besef ook:
  • Bij veel mensen kun jij hun emotie niet oplossen. Bij veel mensen ben je gewoon een passant. [V. ZH. >25 j.]
Empathie moet ‘echt’ zijn. Speel bij aangrijpende verhalen geen toneel:
  • Ik reageer altijd heel echt op een situatie. Ik houd er niet van als mensen toneelspelen. Je moet mensen bejegenen zoals je zelf graag bejegend wordt. Iemand heeft snel door als empathie gespeeld is. Ik blijf oprecht en blijf bij mezelf. Wat je zegt, verandert de situatie niet, dus soms hoef je helemaal niet zo heel veel te zeggen. Een hand op de knie is al meer dan voldoende. Als mensen zeggen dat ze het niet meer zien zitten en het allemaal heel erg vinden, dan moet je soms ook gewoon toegeven dat het heel erg is. Dan is dat ook gewoon zo en dat verandert niet. Ongeacht het slechte nieuws dat mensen hebben, kun je vragen of je nog kunt helpen en iets voor ze kunt doen. Als je ze aangehoord hebt en vraagt of je iets voor ze kunt doen, dan denk ik dat je al heel veel empathie hebt getoond. [M. VpH. 5 j.]
Patiënten kunnen zich ellendig voelen en (plotseling) gaan huilen tijdens de behandeling. Hoe ga je om met deze (onverwachte) situatie? Fysiotherapeuten zijn voorzichtig met troosten en houden afstand – ook qua aanraken:
  • Ik zou als een patiënt gaat huilen een stagiair aanraden om geen lichamelijk contact te maken en zo een professionele afstand te bewaren. Ik denk dat stagiaires heel snel schrikken als een patiënt gaat huilen, omdat het vaak de eerste keer is dat zij dit meemaken. Misschien gaan stagiaires daarom te veel mee met de emoties van de patiënt. Ze troosten de patiënt dan te veel. Troosten mag wel een beetje, maar je moet een professionele afstand bewaren. Ik kan mij bijvoorbeeld niet voorstellen dat ik iemand die huilend binnenkomt ga troosten en een arm om hem of haar heen sla. Ik zou een patiënt die begint te huilen wat te drinken geven, misschien een zakdoekje halen. Zo houd je afstand en laat je toch zien dat je de patiënt wilt helpen. [M. 1e lijn, 5 j.]
  • Ik vind het belangrijk dat je de patiënt laat zien dat je meevoelt en hem begrijpt. Maar ik zal de patiënt niet in de armen sluiten. Daarmee kun je al heel snel te ver gaan. [V. 1e lijn, Man.Th. 3 j.]
  • Als patiënten emotioneel worden dan kan ik daar goed mee omgaan. Ik probeer patiënten die emotioneel worden gewoon uit te laten praten. Ik raak ze dan vaak ook wel aan op de hand, schouder of de knie en zeg tegen hen: ‘Doe maar, huil maar gewoon uit.’ Als ze wat rustiger worden zeg ik: ‘Ik haal even een glaasje water voor u.’ Ik probeer voor mensen die emotioneel worden altijd extra tijd vrij te maken. In de auto bedenk ik dan wat er die dag is gebeurd en hoe ik daarmee om ben gegaan. Als ik dan constateer dat het mij heeft aangegrepen, dan bel ik ’s avonds een collega en praat er even over. [V. 1e lijn, >25 j.]
Fysiotherapeuten proberen de emoties van een patiënt soms met humor te relativeren:
  • Ik ga niet snel mee met de emoties van een patiënt. Ik ben altijd bang als mensen eenmaal emotioneel worden, ze heel sterk blijven hangen in alleen maar negatief zijn. Dat probeer ik altijd te voorkomen. Ik ben iemand die zegt: ‘Nou, kom op!’ Ik probeer de positieve dingen er voor iemand weer uit te halen. Ook als ik zelf denk: oew… Als mensen het moeilijk hebben probeer ik ze met een opmerking of een grapje weer aan het lachen te krijgen. Ik merk dat mensen het meestal fijn vinden als je positief bent. Ik heb bijvoorbeeld nu een mevrouw die is opgegeven. Zij zegt tegen mij: ‘Bij mij loopt het ook allemaal anders.’ En dan zeg ik: ‘Maar bij u loopt nooit iets volgens het boekje, dus we hadden we allemaal kunnen weten dat het zo ging lopen.’ En dan ligt ze in een deuk en zegt ze: ‘Ja, ik ben ook wel weer de uitzondering.’ En dan ziet zij het ook weer wat anders. Mensen mogen natuurlijk best verdrietig zijn en ze moeten hun emoties ook kunnen uiten, maar we moeten ze ook weer een beetje laten lachen. [V. 1e lijn, Lymf.drain. 5 j.]
Meer informatie over de fysiotherapeut als toehoorder is te vinden in H. 4.

3.6 Intuïtie

Fysiotherapeuten maken gebruik van hun intuïtie bij het nemen van beslissingen. Intuïtie is direct, onmiddellijk, zonder te redeneren, begrijpen ‘wat er aan de hand is’. De intuïtie van een fysiotherapeut is voor de patiënt niet direct merkbaar: de patiënt kan wat de therapeut voelt en begrijpt niet direct zien. Door intuïtie komt een fysiotherapeut daarom dicht bij de patiënt, zonder deze dat opmerkt. Intuïtie werkt meer op de achtergrond. Hoe definiëren fysiotherapeuten intuïtie?
  • Intuïtie is dat je de goede dingen doet op het goede moment, zonder dat je echt kunt benoemen waarom je het zo doet. Soms maak je een keuze in een split second . Als je dan de goede keuze maakt, dan is je intuïtie goed. Ook kan het voorkomen dat je op een moment voelt: dit is niet goed, dit voelt niet goed. Dat is ook intuïtie. [M. 1e lijn, 10 j.]
  • Intuïtie is een gevoel, een soort fijngevoeligheid, waardoor je merkt dat iets niet klopt. Je intuïtie kan bijvoorbeeld zeggen: ik ben hier wel mee bezig, maar het slaat niet aan, het komt niet over wat ik doe. Ik voel dat ik meer naar die of die kant moet gaan. Intuïtie is dat gevoel. [M. 1e lijn, Man.Th. >25 j.]
  • Intuïtie is dat essentiële ‘pluis of niet pluis-gevoel’ dat wij hebben. [V. VpH.]
  • Intuïtie zegt mij of een verhaal van de patiënt minder herkenbaar is en ik er een ‘niet pluis-gevoel’ bij heb. Je kunt dan niet meteen de vinger leggen op wat je mist in het verhaal, maar je voelt: hé, dit verhaal is raar, hier mis ik iets in. Intuïtie is echter wel gebaseerd op kennis. Je hebt door je ervaring kennis van een heleboel patronen en je merkt door die kennis dat een verhaal van een patiënt niet klopt. Door ervaring ga je patronen herkennen. [M. 1e lijn, Man.Th. >25 j.]
Waarom heb je als fysiotherapeut intuïtie nodig?
  • Meestal begint een contact met een patiënt intuïtief. Intuïtief schat je in hoe iemand eraan toe is. Het is ook heel noodzakelijk dat je je intuïtie gebruikt. Door alleen je vakinhoudelijke kennis te volgen en alleen te analyseren kun je het niveau van een patiënt onvoldoende inschatten. Als je alleen maar volgt wat er in de boekjes staat, dan zie je de mens niet echt. Je bent dan te veel met de feiten bezig en te weinig met de hele mens. [V. 1e lijn, 15 j.]
  • Intuïtie is onmisbaar voor het vak fysiotherapie omdat niet alles aantoonbaar is. Niet alles kun je constateren vanuit het idee: ik druk op een knop en er gaat een metertje omhoog. Er is heel veel dat niet op die manier aan te tonen is. Het is geen zwart-witmodel waarin we werken, want er zit altijd een mens tussen. Je voelt gewoon op een gegeven moment of het met iemand goed of niet goed gaat. Je kunt soms niet echt benoemen waarom je dat voelt. Je hebt bijvoorbeeld weleens mensen bij wie je een bepaald herstel verwacht en dat komt er dan niet. Je weet dan niet wat je wel moet zien, maar je gevoel zegt je dan: als ik zo verder ga met mijn behandeling, dan ga ik er niet komen. [M. 1e lijn, 10 j.]
Intuïtie kan je erop attenderen dat er meer aan de hand is dan je hebt kunnen zien of beredeneren. Het advies van fysiotherapeuten is je intuïtie serieus te nemen, maar ook te controleren of ze wel klopt. Je dient als professional niet blind te varen op je intuïtie:
  • In de praktijk loop je er vaak tegenaan dat je intuïtie niet klopt. Je zit er in het begin heel vaak naast. Iedereen heeft zijn eigen voordelen die voortkomen uit de eigen ontwikkeling, jeugd en alles wat je hebt meegemaakt. Je gaat daardoor bijvoorbeeld een aanwezigheid van psychische klachten aannemen. Vaak genoeg heb je daar dan in eerste instantie verkeerde ideeën over. [M. 1e lijn]
  • Het mooie van ons vak is natuurlijk dat je je intuïtie weer meteen kunt controleren. Ik kan een aantal testen doen of ik kan de patiënt een vragenlijst mee naar huis geven. [M. 1e lijn, Man.Th. >25 j.]
  • Intuïtie is een onderbuikgevoel dat echter niet altijd het beste antwoord geeft. Direct vanuit je intuïtie handelen zonder verder na te denken is eerder impulsief. Je moet niet impulsief handelen, maar blijven nadenken. Ik vind dat de ratio met intuïtie verbonden moet zijn. [M. 1e lijn, 10 j.]
  • Je intuïtie is gewoon niet altijd juist. Bij observaties denk je weleens: ‘er zit meer in’. Maar je dient je dan wel direct af te vragen waarom je dat zo voelt. Intuïtie is eigenlijk de aanzet om verder te zoeken. [M. 1e lijn, Man.Th. 20 j.]
  • Als jij intuïtief voelt wat de oorzaak van de klacht is – en dat komt soms niet overeen met de verwijzing – dan moet je dat gevoel zeker onderzoeken door te testen. Je moet echter ook open blijven staan voor wat er over de klacht in de verwijzing staat. Test wat jij aanvoelt én test wat in de verwijzing staat. Hoe langer je werkt, des te vaker heb je gelijk met je intuïtie. Je moet voorkomen dat je jezelf te veel laat leiden door je intuïtie. Blijf natesten! Blijf doortesten! [M. 1e lijn]
Hoe benader je patiënten als je intuïtie nog niet zo goed is ontwikkeld?
  • Als je nog weinig ervaring hebt, dien je vaste handelingen aan te leren. Zorg dan dat je een vaste manier hebt waarmee je met iedereen omgaat. Mensen zien het aan jou als je het nog niet makkelijk vindt om je aan te passen aan de persoon die binnenkomt. Dat is niet erg, als ze daarbij ook merken dat je iedereen op dezelfde manier behandelt. Daarnaast moet je echter af en toe een andere benadering durven uitproberen. Je moet je eigen manier van omgaan met patiënten ontwikkelen. Maak daarin van tevoren keuzes. Beslis bijvoorbeeld in het weekend waar je de volgende week aan wilt gaan werken. De week daarop kies je weer iets anders. Richt je op één bepaald onderdeel en kijk hoe de mensen hierop reageren. Vind je eigen manier! [M. 1e lijn]
  • Als je nog weinig ervaring hebt is het gevaar van je intuïtie volgen dat je zaken kunt overslaan. Je kunt denken: nou, dat verhaal gaat helemaal die kant op, dus ik doe alleen die en die testen. Als je nog weinig ervaring hebt kun je het testen beter volledig doen. Zorg dat je keurig volgens het lijstje werkt en gewoon alles nagaat. Loop je rijtjes maar langs, dan weet je zeker dat je niks hebt overgeslagen. [M. 1e lijn, Man.Th. >25 j.]

3.7 Beroepsgeheim

Het onderwerp beroepsgeheim is van een andere orde dan de intimiteit die in de vorige paragrafen is besproken. Het is eerder een regel waaraan je je moet houden en minder een ervaring, zoals intimiteit. ‘In vertrouwen nemen’ – dat onder ‘geheimen’ kan vallen – kan echter ook als ‘dichtbij komen’ worden ervaren. Patiënten kunnen hun hart uitstorten bij een fysiotherapeut en vertellen over zaken die voor anderen geheim zijn:
  • Mijn ervaring is dat wanneer je mensen aanraakt, bijvoorbeeld tijdens een massage of onderzoek, zij eerder geneigd zijn om ergens over te praten. Op de een of andere manier werkt aanraking bevrijdend voor ze. Je komt, als je mensen aanraakt, in hun veilige zone. Als de patiënten zich tijdens de behandeling vertrouwd bij je voelen, dan hebben zij de neiging om hun hele hart uit te storten. Zo weet ik van heel veel mensen dingen die ze nog nooit tegen anderen verteld hebben. Hierbij moet je met name denken aan mensen die vreemd zijn gegaan of die ziektes hebben die niet meer overgaan. Er zijn ook veel zaken die ik weet, maar eigenlijk niet wil weten. Het blijft belangrijk om met al deze zaken uiterst zorgvuldig om te gaan. [M. 1e lijn, Man.Th.]
In Beroepsethiek en gedragsregels voor de fysiotherapeut wordt over het beroepsgeheim gezegd:
‘Het principe van de menselijke evenwaardigheid is mede basis voor de verplichting dat de fysiotherapeut geheim zal houden “alles wat hem bij de uitoefening van het beroep van fysiotherapeut als geheim is toevertrouwd of wat hem daarbij als geheim ter kennis is gekomen of waarvan hij het vertrouwelijk karakter moet begrijpen”. Deze verplichting is noodzakelijk omdat, gewild of ongewild door zowel de fysiotherapeut als de patiënt, de fysiotherapeut kennis neemt van feiten van vertrouwelijke aard. Te allen tijde moet de patiënt erop kunnen vertrouwen dat de fysiotherapeut deze verplichting nakomt. Informatie aan derden mag uitsluitend worden verstrekt met, liefst schriftelijke, toestemming van de patiënt. Onder derden ook te verstaan erkende medische, maatschappelijke of andere instanties. De fysiotherapeut zal een en ander met de grootste zorgvuldigheid dienen te hanteren. Wanneer geen toestemming verkregen wordt en de fysiotherapeut toch meent bedoelde gegevens in het belang van de patiënt of diens omgeving ter kennis van derden te moeten brengen, is het overdragen van de verantwoordelijkheid aan de verwijzer of vertrouwensarts aangewezen.’31
Een consequentie van deze regels is dat je moet opletten met wat je over andere patiënten zegt tegen een patiënt:
  • Het beroepsgeheim moet je heel strikt nemen. Ik heb een keer meegemaakt dat ik een vrouw en ook haar zus behandelde. Toen ik het eind van de behandeling vroeg: ‘Hoe is het met je zus?’ stond die zus tien minuten later bij mij aan de deur en zei: ‘Jij mag niet tegen mijn zus zeggen dat je mij behandelt!’ Ik kon toen wel zeggen dat ik dat niet letterlijk zo had gezegd, maar haar zus had door mijn vraag wel die conclusie getrokken. Ik neem het beroepsgeheim dus voortaan heel strikt. Toen ik net begon dacht ik: iedereen mag alles van mij weten, ook de erge dingen. Maar nu snap ik beter dat het belangrijk is de privacy van mensen te beschermen. Dat doe je bijvoorbeeld door de naam van een patiënt waarover je spreekt niet hardop te noemen als andere patiënten dit kunnen horen. Beschrijf de patiënt bijvoorbeeld als ‘de patiënt van gisteren om 13.00 uur’. Bij een telefoongesprek geldt hetzelfde. Je kunt over iemand praten, maar spreek de naam niet uit als andere patiënten die kunnen horen. [M. 1e lijn, Man.Th. >25 j.]
  • Als mensen mij vragen of ik meer weet over een persoonlijke kwestie van een andere patiënt, ga ik daar in principe niet op in. Ik zeg dat de patiënt dat zelf aan die persoon moet vragen. Als patiënten je iets in vertrouwen zeggen, mag je dit vertrouwen absoluut niet beschadigen. [V. 1e lijn]
  • De meeste mensen in dit dorp weten niet van elkaar dat ze bij mij onder behandeling zijn. Ik weet meestal of een patiënt familie is van een andere patiënt. Maar daarover houd ik wijselijk mijn mond. Het is aan jou als fysiotherapeut om ervoor te zorgen dat de privacy van de patiënt wordt gewaarborgd door niets prijs te geven. Mensen kunnen heel erg gewiekst zijn in het vissen naar informatie over anderen. [V. 1e lijn, 10 j.]
  • Het gaat erom dat de privacy van iemand die behandeld wordt volledig wordt gewaarborgd. Dat ‘waarborgen’ moet natuurlijk in redelijkheid gebeuren. Als ik bijvoorbeeld weet dat twee van mijn patiënten ruzie hebben, vraag ik hen of zij het erg vinden als zij elkaar hier tegenkomen. Maar het moet natuurlijk niet zo ver komen dat zij hier in een vermomming de deur in en uit gaan lopen. [M. 1e lijn, Man.Th. >25 j.]
Nemen fysiotherapeuten, zonder overleg met de patiënt, contact op met de huisarts om informatie over de patiënt te verkrijgen of uit te wisselen?
  • Als ik contact met de huisarts wil opnemen, vraag ik bijna altijd aan mijn patiënten: ‘Joh, ik weet het niet. Ik vertrouw het niet helemaal. Vind je het goed als ik met de huisarts overleg?’ Meestal vinden patiënten dat geen probleem. Of je dit zo vraagt aan de patiënt, is echter afhankelijk van de patiënt die je voor je hebt en van wat zijn probleem is. Ik heb een patiënt gehad waarvan ik dacht van: dit klopt helemaal niet, is hier sprake van alcoholisme? Toen heb ik zonder dit met de patiënt te overleggen de huisarts gebeld met de vraag of er alcoholisme in het spel was. Er zijn dus situaties waarbij ik buiten de patiënt contact opneem met de huisarts. Dat doe je meestal bij extremere gevallen, zoals alcoholisme, drugsgebruik en ook bij agressiviteit van een patiënt. Bij agressiviteit kun je beseffen: als ik nu hierover tegen de patiënt iets ga zeggen, dan flipt deze hier in de praktijk. In dat geval overleg ik met de huisarts, zonder dat de patiënt dat weet. [V. 1e lijn, Hapt. 15 j.]
  • Als je vermoedt dat een kind geslagen wordt door familie, dan kun je dit niet uitspreken tegen de ouders. Je neemt dan contact op met de huisarts, want die is de contactpersoon voor je patiënt. Huisartsen weten vaak meer van het kind. Zij kunnen ook andere hulpverleners inschakelen. [V. 1e lijn, 10 j.]

3.8 Afsluiting

Deze paragraaf selecteert een aantal van de adviezen die fysiotherapeuten in dit hoofdstuk aan stagiaires geven en verbindt deze met de eigenschappen verstandigheid, rechtvaardigheid, moed en passie. De gemaakte selectie geeft een goede indruk van de inhoud van dit hoofdstuk en laat de relevantie zien van de vier eigenschappen. De adviezen worden in deze paragraaf vaak vrij stellig weergegeven. Er kan dan sprake lijken van ‘een moeten doen’, maar: niets moet. Het is de opdracht voor de (aankomende) fysiotherapeut een advies aan te vullen, te corrigeren of volledig af te wijzen en zo een eigen selectie te maken van bruikbare adviezen. De kunst blijft op een eigen manier professioneel op patiënten (en collega’s) te reageren. Het is raadzaam voor de precieze betekenis van een advies terug te gaan naar de betreffende paragraaf in het hoofdstuk.
In de ▶ bijlage Narratieve deugdethiek wordt nader ingegaan op de eigenschappen verstandigheid, rechtvaardigheid, moed en passie. Deze paragraaf kan echter los van deze bijlage worden begrepen.

3.8.1 Verstandigheid

Een fysiotherapeut kiest allereerst wijs het (behandel)doel bij deze patiënt met deze klacht en weet vervolgens slim de juiste middelen te kiezen, waardoor het doel ook bereikt wordt. Medisch-technische beslissingen vergen wijsheid (doel van de therapie bepalen op grond van je onderzoek) en slimheid (behandelen met de juiste fysiotherapeutische middelen). Maar ook omgaan met ‘afstand en intimiteit’ vereist wijsheid en slimheid.
Fysiotherapeuten houden afstand ten opzichte van patiënten als zij deze buiten de praktijk tegenkomen. Het krijgen van cadeaus van patiënten is iets waarnaar je kritisch moet kijken; geven de patiënten je iets zodat ze wat kunnen terugverwachten van jou?
Fysiotherapeuten vinden het niet de bedoeling (‘niet wijs’) dat patiënten hun vrienden worden tijdens de behandeling. Als de vriendschap buiten de behandelkamer ontstaat, nadat de therapie is beëindigd, is het wel mogelijk. Een vriendschapsrelatie die ontstaat tijdens de therapie kan de patiënt-therapeutrelatie negatief beïnvloeden. Patiënten kunnen bijvoorbeeld eerder afhankelijk van een bepaalde therapeut worden. De relatie tussen patiënt en therapeut moet zo zijn dat de therapeuten in principe uitwisselbaar zijn.
Om afstand te bewaren is het slim om, zo nodig, collega’s te vragen jouw persoonlijke gegevens niet aan patiënten te geven en niet te snel met patiënten over je eigen privéleven te spreken. Veel fysiotherapeuten accepteren geen vriendschapsverzoeken via sociale media. Bij het behandelen van familie en vrienden vinden fysiotherapeuten het wijs het doel van de behandeling duidelijk aan te geven: een fysiotherapeutische behandeling. Zij maken het familielid of de vriend duidelijk dat deze daar ook écht voor moet komen en behandelen hem zoals iedere andere patiënt.
Als een patiënt verliefd op je wordt, dan moet je zo wijs zijn dat op tijd te signaleren. Slim is het dan de patiënt over te dragen aan een collega. Als je een patiënt onsympathiek vindt, is het wijs te beseffen dat een patiënt zich onsympathiek kan gedragen uit onzekerheid en dat ‘onsympathiek’ kan veranderen in ‘sympathiek’ wanneer de patiënt je beter leert kennen. De redenen voor het onsympathieke gedrag van de patiënt achterhalen is slim, want dat kan je irritatie helpen verminderen doordat je het gedrag bent gaan begrijpen.
Als je een patiënt onsympathiek blijft vinden, is het verstandig de patiënt over te dragen aan een collega. Als je merkt dat een patiënt jou onsympathiek vindt, heeft verder behandelen geen zin. Dan doet de patiënt toch niet wat je zegt en is er te veel spanning of afkeer bij de patiënt.
Om elk misverstand qua intimiteit bij je handelen te voorkomen is het slim alle onvermijdelijke handelingen die mogelijk als te informeel, of zelfs als erotisch zouden kunnen worden opgevat, te verklaren en met de nodige zorg te omgeven. Zorg dat je dat deel van het lichaam dat niet behandeld hoeft te worden goed afdekt. Gebruik alleen fysiek contact daar waar dit nodig is. Als je merkt dat iemand ergens gespannen om is, of zich ergens ongemakkelijk over voelt, kun je daar het best meteen over praten. Als je twijfelt of je intenties goed worden begrepen, zorg er dan voor dat een collega aanwezig is tijdens de therapie. Als iets dan verkeerd geïnterpreteerd wordt door de cliënt, heb je altijd een collega die de zaken kan toelichten.
Wat betreft ongewenste intimiteiten van patiënten ten opzichte van jou als therapeut, dien je de wijsheid op te bouwen te weten wat jij ongewenst vindt en waar jouw grens ligt. Vervolgens dien je slim te reageren op patiënten die over jouw grens heen gaan. Slim is het niet verder in te gaan op seksueel getinte opmerkingen, maar ze tegelijkertijd niet te negeren. Negeren veroorzaakt een onaangename spanning tussen jou en de patiënt. Slim is het de patiënt te confronteren met een intimiderende uitspraak: ‘Wat zeg je nu eigenlijk? Wat bedoel je nu eigenlijk?’ Of te zeggen: ‘Hier ben ik niet van gediend!’ Een goede intonatie en een stalen gezicht zijn daarbij belangrijk. Als je een patiënt hebt aangesproken op zijn (ongewenste) gedrag, vertel je daarna direct een leidinggevende of collega wat er gebeurd is. Bovendien leg je dat wat gebeurd is schriftelijk vast in het patiëntdossier.
Het vermogen tot empathie verschilt per persoon en dus ook per fysiotherapeut. Het is wijs na te gaan welke vorm van empathie bij jou hoort. Aan empathie stel je ook je eigen grenzen. Het is slim meer begrip te leren krijgen – en zo meer empathie te kunnen tonen – voor sommige ervaringen van patiënten, door letterlijk de plaats van de patiënt in te nemen: je kunt bijvoorbeeld zelf een dag in een rolstoel gaan zitten.
Als patiënten je een verhaal over hun leven vertellen, is het verstandig geen advies of waardeoordeel te geven. Stel je neutraal op, als toehoorder. Slim is de patiënt te laten uitspreken en zelf niet te veel te zeggen. Wijs is het te beseffen dat wat je zegt de situatie toch niet verandert.
Je kunt proberen de emoties van een patiënt met humor te relativeren. Mensen mogen natuurlijk verdrietig zijn en hun emoties uiten, maar je kunt ook proberen ze weer een beetje te laten lachen. Dat is echter moeilijk: het juiste gevoel voor humor is iets wat je door ervaring moet ontwikkelen. Verkeerde grappen kunnen averechts werken.
Intuïtie is een onderbuikgevoel waarbij het wijs is te beseffen dat het niet altijd het beste antwoord geeft. Het advies van fysiotherapeuten is je intuïtie serieus te nemen, maar dat het daarbij slim is te controleren of je intuïtie klopt. Als je nog weinig ervaring hebt is het slim de volledige serie testen uit te voeren. Werk volgens het lijstje en ga gewoon alles na, zodat je zeker weet dat je niks hebt overgeslagen.

3.8.2 Rechtvaardigheid

Rechtvaardig ben je als je iemand geeft waar hij recht op heeft en dat betekent ook dat je zelf eerlijk bent. Fysiotherapeuten stellen dat alle patiënten recht hebben op een goede behandeling, ongeacht of ze sympathiek of onsympathiek overkomen. Bij elke patiënt dien je je vak dus zo goed mogelijk uit te voeren. De kunst is iedereen te blijven zien als een mens met een hulpvraag.
Als een patiënt niets kan doen aan de geur die hij verspreidt, is het rechtvaardig hem dat niet kwalijk te nemen. Rechtvaardig is ook dat je je aandacht over een oefengroep eerlijk verdeeld. Blijf bijvoorbeeld niet langer dan vijf minuten bij ieder groepslid staan.
Iedere patiënt heeft er recht op dat de therapeut ook therapeut blijft. Mocht het gebeuren dat je verliefd wordt op een patiënt, dan dien je de therapie te stoppen. Een therapeutenwisseling is dan de sleutel tot een succesvolle behandeling. Ook als de patiënt zelf aangeeft liever door een andere therapeut behandeld te willen worden, is het rechtvaardig deze wens te honoreren.
Je dient rekening te houden met het beroepsgeheim. Informatie aan derden mag uitsluitend worden verstrekt met, liefst schriftelijke, toestemming van de patiënt. Onder derden ook te verstaan erkende medische, maatschappelijke of andere instanties. Zaken uit het privéleven van een patiënt blijven tussen jou en de patiënt – ook daar heeft de patiënt recht op.

3.8.3 Moed

Moed betekent zowel ‘durven’ als ‘het niet te snel opgeven’ (‘de moed erin houden’). We geven enkele voorbeelden van ‘durven’ en ‘volhouden’ uit dit hoofdstuk.
Als het niet klikt met de patiënt, dan gaat de behandeling niet lukken. Dat mag je ook uitspreken naar de patiënt. Dat moet je durven doen: ‘Luister, het wil niet lukken. Ik heb de indruk dat we elkaar niet begrijpen. Ik wil je helpen, maar ik kan het niet. Ben je bereid met een collega verder te gaan?’
Je dient een patiënt te durven aanspreken op onsympathiek gedrag. Leg uit wat hij doet en confronteer hem met zichzelf. Als je dat durft te doen, heb je eigenlijk veel minder ‘lastige patiënten’. Je moet een patiënt ook durven aanspreken wanneer hij zich slecht verzorgt en daardoor onhygiënisch is – hygiëne hoort ook bij een gezonde leefwijze.
Als een patiënt bepaalde gevoelens voor je krijgt, durf dan voor een effect te zorgen dat de patiënt wakker schudt uit zijn droom. Durf direct te zijn. Vraag als een patiënt met een opmerking je grens overschrijdt: ‘Wat bedoel je hiermee? Ik vind dit ongemakkelijk en niet prettig!’ Als je een patiënt hebt aangesproken op zijn (ongewenste) gedrag, vertel je een leidinggevende of collega wat er is gebeurd. Als iemand boos op je is, probeer je empathie te tonen voor die boosheid, maar dat betekent niet dat je dan moet gaan doen wat de patiënt van je verlangt. Durf je eigen expertise vast te houden en tegen de wens van de patiënt in te gaan als dat nodig is.
Als de patiënt heel veel praat over zaken die niets met de behandeling en therapie te maken hebben en de tijd die aan de therapie besteed kan worden daardoor te kort wordt, durf de patiënt dan te onderbreken: ‘Meneer/mevrouw, u bent hier voor een bepaalde reden. Dat is het doel waar het ons nu om gaat.’
Volhouden – ‘de moed erin houden’ – is het andere aspect van moed. Soms heeft iemand tijd en gewenning nodig en ontplooien onsympathieke patiënten zich tot heel sympathieke patiënten. Probeer vol te houden en blijf het contact aangaan. Probeer in gesprek te komen en zo een goede band op te bouwen. Probeer ook een onsympathieke indruk naar je achterhoofd te verplaatsen en de patiënt een nieuwe kans te geven.
Als een patiënt ervoor kiest zichzelf slecht te verzorgen, is dat zijn keus en heb jij daarmee te dealen. Dan is het als fysiotherapeut: neus dicht, blik op oneindig en gaan! Ook dit heeft met volhouden te maken.

3.8.4 Passie

Met ‘passie’ bedoelen we passies. Passies zijn primaire emoties en kunnen ‘positief’ en ‘negatief’ zijn. Passies geven je de drive iets te doen (voor of tegen iets of iemand). Een fysiotherapeut heeft in de omgang met patiënten en collega’s positieve passies (bijvoorbeeld enthousiasme, plezier, opgewektheid, sympathie) nodig die ‘de juiste maat hebben’ en dient negatieve passies (bijvoorbeeld ergernis, walging, minachting, jaloezie) te temperen. Je dient als fysiotherapeut je emoties onder controle te hebben.
Zorg ervoor dat je op je vak gefocust blijft en niet te vriendschappelijk omgaat met je patiënten. Fysiotherapeuten geven aan dat je – als dat nodig is voor een goed behandelresultaat – ook streng moet kunnen zijn tegen een patiënt en daarvoor het verlangen ‘aardig gevonden te worden’ moet kunnen onderdrukken. Mensen komen – als het goed is – voor een fysiotherapeutische behandeling bij jou en niet om een vriendschap aan te gaan. Je dient je vak ‘netjes en correct’ uit te oefenen. Als een contact met een patiënt amicaal wordt, kun je bijvoorbeeld vergeten de vraag te stellen: ‘Zijn er nog klachten?’ Ook kunnen de klachten in stand worden gehouden, omdat jij het zo leuk vindt de behandeling te doen en de patiënt het zo prettig om die te ondergaan. Gaandeweg kun je door deze prettige emoties samen met de patiënt bezig zijn met dingen die eigenlijk niets meer met fysiotherapie te maken hebben.
Empathie tonen wil niet zeggen dat je iemand moet aanraken vanuit een emotie die je bijvoorbeeld kunt voelen bij een vriend die het moeilijk heeft. Je bent geen vriend of familie van een patiënt. Dat betekent dat je het medeleven dat je voelt (passie) op een andere wijze dient te uiten. Zo sla je bijvoorbeeld niet zomaar een arm om een patiënt die het moeilijk heeft. Wel kun je – meer afstandelijk – je hand op iemands hand of schouder leggen. Wissel je plaats als professional niet in voor die van ‘de troostende vriend’ of ‘het betrokken familielid’.
Laat als een patiënt je irriteert dit niet merken. Blijf rustig. Als iemand onsympathiek of vervelend is, ga dan niet vanuit emotie de strijd aan. Houd ook hier je passie onder controle. ‘Te weinig passie’ om te behandelen kan ontstaan bij patiënten die je niet sympathiek vindt. Je accepteert veel minder van deze mensen en kunt dan te zakelijk worden. Te veel empathie, waarbij de moeilijkheden van een patiënt jouw moeilijkheden worden, dien je te voorkomen. Je kunt empathie tonen op het moment dat de patiënt bij je is en daarna laat je het los. Neem de emoties van de patiënt niet over maar vraag je af: waarom ben ik hier? Niet om medelijden (passie/emotie) te tonen, maar om als fysiotherapeut te helpen. Je kunt medeleven tonen, maar je moet iemand niet zielig gaan vinden. Met medelijden help je die persoon niet. Probeer er als fysiotherapeut voor te zorgen dat iemand sterker wordt en daardoor weer zijn eigen keuzes kan maken. Als je dit beseft, kun je beter professioneel afstand nemen. Laat je niet meeslepen met het lot van de patiënt.
Fysiotherapeuten zeggen dat het van belang is soms je passie te volgen. Ga na of je wel voldoende voelt voor de werksetting en dus voor de soort patiënten en collega’s waar je voor gekozen hebt of ‘in terecht bent gekomen’. Neem dus je positieve en negatieve passies bij wat je meemaakt in die setting serieus. Een werksetting moet bij je passen. Je moet er iets mee hebben. Als je jarenlang topsport hebt gedaan, kun je het gevoel hebben dat je bijvoorbeeld in een verpleegtehuis ‘een beetje aan het klungelen bent met de bewoners’. Die setting kan wellicht totaal niet bij jou horen. Omgekeerd kan werken in de eerste lijn om andere redenen niet goed voelen. Ga na in welke werksetting je enthousiast wordt en waar je passie voor je vak opleeft. Volg dan die passie. Een fysiotherapeut heeft een passie voor het vak die in evenwicht is: hij is niet fanatiek, maar zeker wel betrokken.

Onze productaanbevelingen

BSL Academy Fysiotherapie

BSL Academy Fysiotherapie Plus

BSL Academy Zuyd Hogeschool Fysiotherapie

Toon meer producten
Voetnoten
1
B. Visser-Fijn van Draat, H. van Slooten & A. Vis (2006). Beroepsethiek en Gedragsregels voor de Fysiotherapeut. Amersfoort: KNGF, pp. 22–24.
 
2
Ibid., p. 22.
 
3
Citaat overgenomen uit: J. Dupont (2003). Fysiotherapie en Ethiek. Visies van 60 fysiotherapeuten op professionaliteit, Syllabus. Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
 
4
Ibid.
 
5
Ibid.
 
6
Ibid.
 
7
B. Visser-Fijn van Draat, H. van Slooten & A. Vis (2006). Beroepsethiek en Gedragsregels voor de Fysiotherapeut. Amersfoort: KNGF, p. 32.
 
8
Citaat overgenomen uit: J. Dupont (2003). Fysiotherapie en Ethiek. Visies van 60 fysiotherapeuten op professionaliteit, Syllabus. Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
 
9
Ibid.
 
10
Ibid.
 
11
Citaat overgenomen uit: J. Dupont (2003). Fysiotherapie en Ethiek. Visies van 60 fysiotherapeuten op professionaliteit, Syllabus. Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
 
12
Ibid.
 
13
B. Visser-Fijn van Draat, H. van Slooten & A. Vis (2006). Beroepsethiek en Gedragsregels voor de Fysiotherapeut. Amersfoort: KNGF, p. 23.
 
14
Citaat overgenomen uit: J. Dupont (2003). Fysiotherapie en Ethiek. Visies van 60 fysiotherapeuten op professionaliteit, Syllabus. Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
 
15
Ibid.
 
16
citaat overgenomen uit: J. Dupont (2003). Fysiotherapie en Ethiek. Visies van 60 fysiotherapeuten op professionaliteit, Syllabus. Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
 
17
Ibid.
 
18
Ibid.
 
19
Citaat overgenomen uit: J. Dupont (2003). Fysiotherapie en Ethiek. Visies van 60 fysiotherapeuten op professionaliteit, Syllabus. Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
 
20
Ibid.
 
21
Ibid.
 
22
Citaat overgenomen uit: J. Dupont (2003). Fysiotherapie en Ethiek. Visies van 60 fysiotherapeuten op professionaliteit, Syllabus. Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
 
23
Ibid.
 
24
Ibid.
 
25
B. Visser-Fijn van Draat, H. van Slooten & A. Vis (2006). Beroepsethiek en Gedragsregels voor de Fysiotherapeut. Amersfoort: KNGF, p. 23.
 
26
Ibid., p. 22.
 
27
Citaat overgenomen uit: J. Dupont (2003). Fysiotherapie en Ethiek. Visies van 60 fysiotherapeuten op professionaliteit, Syllabus. Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
 
28
B. Visser-Fijn van Draat, H. van Slooten & A. Vis (2006). Beroepsethiek en Gedragsregels voor de Fysiotherapeut. Amersfoort: KNGF, p. 24.
 
29
Citaat overgenomen uit: J. Dupont (2003). Fysiotherapie en Ethiek. Visies van 60 fysiotherapeuten op professionaliteit, Syllabus. Nijmegen: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen.
 
30
Ibid.
 
31
B. Visser-Fijn van Draat, H. van Slooten & A. Vis (2006). Beroepsethiek en Gedragsregels voor de Fysiotherapeut. Amersfoort: KNGF, p. 18 en 20.
 
Metagegevens
Titel
Afstand en intimiteit
Auteur
Joost Dupont
Copyright
2014
Uitgeverij
Bohn Stafleu van Loghum
DOI
https://doi.org/10.1007/978-90-368-0379-3_3